Auteursrecht
Hoofdstuk 1 – Inleiding
Het auteursrecht regelt de rechten op werken van letterkunde, wetenschap of kunst. Naast
exploitatierechten staan de persoonlijkheidsrechten (bescherming aantasting
werk/auteurschap).
Auteursrecht in subjectieve zin – recht van de auteur of rechtverkrijgende op een bepaald
werk. In objectieve zin – het geheel van rechtsregels dat daarop betrekking heeft.
Auteursrecht is een uitsluitend recht (net als eigendom). Binnen de grenzen van het recht is
alles, waarvoor de auteur geen toestemming heeft gegeven, verboden – verbodsrecht.
Het subjectieve auteursrecht ontstaat van rechtswege door het scheppen van het (ev.
onvoltooid) werk – Berner Conventie art. 5 lid 2.
Auteursrecht heeft betrekking op handelingen waardoor een werk toegankelijk gemaakt kan
worden – openbaar maken en verveelvoudigen – exploitatierechten. Daarnaast zijn er
persoonlijkheidsrechten die sterk aan de auteur gebonden zijn, zelfs na overdracht van de
exploitatierechten – vb. recht te verzetten tegen aantasting werk/onjuiste naamsvermelding.
Auteursrecht beschermt de subjectieve vorm, niet de objectieve inhoud (feiten, gegevens etc.).
Het is dus, in beginsel, geen belemmering voor de vrijheid van informatieverschaffing. Soms
valt de informatie echter lastig te scheiden van de vorm waarin ze is gegoten (vb. kopie
bladzij boek). Ook kan de subjectieve vormgeving soms een betekenis krijgen waar men niet
omheen kan (vb. wetenschappelijk werk citeren, want te lastig om in eigen woorden te vatten.
Citaatrecht en bloemlezing).
Toch kan men auteursrecht beschouwen als een zekere beperking van het vrije
informatieverkeer omwille van de beschikbaarheid van informatie (waarom boek schrijven als
je niets verdiend).
Art 10 EVRM – toegelaten beperking auteursrecht.
Rechtsgronden auteursrecht: rechtvaardigheid (auteur maakt het en mag
profiteren/beschermen); maatschappelijk nut (exploitatie en scheppen werken bevorderen).
Toestemming vraag je bij de auteur, of bij organisaties die namens bijv. componisten
toestemming verlenen op uniforme voorwaarden. Vaak hebben die organisaties een
monopoly: efficiënt, eenvoudig, bevordert rechtszekerheid, maar controle is wenselijk.
Intellectuele eigendomsrechten zijn goederen in de zin van het vermogensrecht. Het gaat bij
IE echter om onstoffelijke zaken. Vruchtgebruik en pandrecht etc. zijn mogelijk.
,Hoofdstuk 2 – De maker
Zonder maker geen werk en andersom. Een idee/theorie/hypothese is geen werk – geen
maker.
Maker is niet persé de auteursrechthebbende (overdracht, erfgenamen) of zelfs de wettelijke
maker (vb. dienstverband).
Auteursrecht ontstaat bij de maker door de enkele scheppingsdaad. Maker is hij die de
geestelijke prestatie verricht – Arrest Lamoth/Kluwer (foto, stylist – beide maker). De
grensgevallen zijn die waarbij iemand een centrale rol inneemt bij de creatie van een werk,
maar anderen ook een bijdrage met eigen creativiteit leveren.
Films hebben aparte regelingen
Art 6 – werken tot stand gebracht naar ontwerp van een ander en onder diens leiding/toezicht
Hier geldt dat de uitvoerder niet als (mede-)maker aangemerkt wordt.
Als het ontwerp zo volledig is dat de uitvoering min of meer mechanisch is, is toezicht en
leiding niet eens nodig. Het gaat bij art. 6 om situaties waarin er eigen creativiteit kan zijn
(dan dus wel leiding/toezicht). Dat gaat echter niet heel ver – degene die zich op art. 6 beroept
moet ontwerp, leiding, toezicht én behoorlijk minimum aan inspiratie hebben. Dus een aantal
wensen en randvoorwaarden aangeven is niet voldoende. Correcties aanbrengen ook niet.
Kijken naar omstandigheden geval.
Op een ontwerp zelf kan ook en auteursrecht rusten (dus meer dan idee). Dan kan er sprake
zijn van gemeenschappelijk werk of bewerking.
Werken gemaakt met technisch hulpmiddel
Technische hulpmiddelen fabrikanten zijn geen maker. Kan anders liggen bij sjablonen
(bewerking), maar verkoop etc. van sjablonen impliceert vrij gebruik voor ontwerpen en
exploitatie van die ontwerpen.
Bij computerprogramma’s geldt dat er een persoon moet zijn wiens persoonlijke stempel
aanwezig is om een werk te maken. Aan de maker van het computerprogramma kan
medemakerschap worden toegekend, mits creatieve inbreng (maar: ev. (impliciete) afstand –
sjabloon).
Gemeenschappelijke werken of combinaties van werken
Er kunnen verschillende situaties zijn:
Een gemeenschappelijk werk – er is 1 auteursrecht dat de makers gezamenlijk toekomt –
mag dan ook alleen gezamenlijk worden uitgeoefend.
Combinatie van afzonderlijke werken – elke auteur heeft eigen auteursrecht.
Scheidbare werken kunnen een kunstzinnige eenheid vormen (vb. Beatrix postzegel
arrest). Aantasting van 1 deel, kan inbreuk maken op persoonlijkheidsrecht andere maker.
Arrest La belle et la bête – er is pas sprake van een gemeenschappelijk werk als de
verschillende elementen niet scheidbaar zijn (geen voorwerp van afzonderlijke beoordeling
kunnen zijn) – vb. 1 schilderij van 2 schilders. Onscheidbaarheid veronderstelt een zeer
nauwe samenwerking van de makers (vb. elkaars werk aanpassen/corrigeren).
,Art 10 lid 2 jo art 5 Aw – de maker van een verzameling geldt als auteur, onverminderd het
auteursrecht op ieder werk afzonderlijk. Van een verzamelwerk kan ook gesproken worden
als er sprake is van een selectie van werken van 1 auteur. Het werk bestaat bij een
verzameling alleen uit de verzameling als zodanig en de daarin aangebrachte structuur. De
verzamelaar heeft toestemming nodig van de auteurs van de onderliggende werken om
openbaar te maken/te verveelvoudigen (inleveren bijdrage – impliciete toestemming).
De verzamelaar heeft het recht:
Zelfstandig op te treden tegen derden die inbreuk maken op het auteursrecht op een
bijdrage (tenzij gedaagde toestemming van auteur bijdrage heeft).
Het recht om, indien de bijdrage voor het eerste gepubliceerd is in het verzamelwerk, bij
publicatie elders vermelding van de eerdere verschijning in het verzamelwerk te
verlangen.
Zich te verzetten tegen uitgave van een geheel of vrijwel gelijke verzameling (zelfs bij
toestemming auteurs).
De bewerker is de maker van de bewerking, onverminderd het auteursrecht op het
onderliggende werk. Bij gebruik bewerking toestemming nodig bewerker én auteur
onderliggende werk.
Art 7 – werken, in dienst van een ander gemaakt
Bestaat de arbeid, die in dienst van een ander verricht, in het maken van bepaalde werken –
maker = werkgever. Dit tenzij anders is overeengekomen.
Dit geldt in elk geval voor creaties die in dienstverband met een nauwe verticale en/of
horizontale samenwerking tot stand worden gebracht, en/of als intellectueel product van de
werkgever plegen te worden gepresenteerd.
Ook als art. 7 niet van toepassing is kan een werkgever een rol spelen bij auteursrecht. Zo kan
een werknemer op verzoek en in de tijd van de baas een werk tot stand brengen waaraan hij
aan de werkgever de gebruiksbevoegdheden (zonder vergoeding) moet toestaan. Ook zal een
werknemer onder omstandigheden contractuele geheimhouding moeten eerbiedigen.
Art. 7 is aanvullend recht – men kan anders overeenkomen (individueel of bij cao) (hoeft niet
schriftelijk, maar moeilijk te bewijzen).
Er moet sprake zijn van een dienstverband (arbeidsovereenkomst). Er moet naast arbeid en
loon ook een gezagsverhouding zijn (ondergeschiktheid, instructiebevoegdheid). Art. 7 geldt
dus niet voor opdrachten of freelancers.
Art. 7 is ook van toepassing op publiekrechtelijke ondergeschiktheidsverhoudingen (lees:
ambtenaren). Bij uitzendwerk wordt de inlener auteursrechthebbende.
Naast een dienstverband is er de eis dat de in dienst verrichte arbeid bestaat in, of mede
bestaat in, het maken van bepaalde werken van letterkunde, wetenschap of kunst. Gekeken
moet worden naar de taakomschrijving. Indien het maken van het werk niet valt binnen het
kader van de normale werkzaamheden, maar er een uitdrukkelijke opdracht/verzoek is van de
werkgever, wordt de werkgever auteursrechthebbende (Van der Laan/Schoonderbeek).
, Voor hoogleraren en ander universitaire onderzoekers geldt (discussie): er wordt zelfstandig
onderzoek verwacht waarvoor ze zelf verantwoordelijkheid dragen, dus onvoldoende
taakstelling – universiteit geen auteur. Bovendien vrijheid van wetenschap.
Tenzij specifieke opdracht waarin werkzaamheden nauwkeurig zijn afgebakend.
Modelrecht en opdracht
Electrolux arrest (beursstand) – het auteursrecht (en modelrecht) op een in opdracht gemaakt
werk komt van rechtswege toe aan de opdrachtgever. Dit ten aanzien van het auteursrecht met
betrekking tot ‘elk op industriële of ambachtelijke wijze vervaardigd voorwerp, met inbegrip
van onder meer […] verpakkingen, uitvoering, grafische symbolen en typografische
lettertypen’, indien dat voorwerp in opdracht of op bestelling is ontworpen en voor zover dat
voorwerp bestemd is om door de opdrachtgever op industriële schaal te worden vervaardigd
en verhandeld.
Er kan anders worden overeengekomen.
Het gaat om zowel gedeponeerde als niet-gedeponeerde modellen.
De beursstand was niet gemaakt voor productie, maar voor verhuur – geen auteursrecht
opdrachtgever.
S&S/Esschert arrest (vuurkorf) – (1) De vrijheid die de Europese regelgever aan de
nationale rechtsstelsels heeft willen overlaten om te bepalen of en, zo ja, in hoeverre een
model auteursrechtelijk wordt beschermd, is beperkt door rechtspraak van het HvJEU waarin
het auteursrechtelijk werkbegrip is geharmoniseerd.
(2) Voor het ontstaan van opdrachtgeversauteursrecht op een model hoeft het model naar
Benelux-recht niet te voldoen aan de vereisten voor bescherming van een model (nieuwheid
en eigen karakter), maar is voldoende dat het te beschermen werk als model wordt beschouwd
(het uiterlijk van een voortbrengsel of een deel ervan vormt).
Art. 8 – werken openbaar gemaakt door rechtspersonen en vennootschappen
Een (publiekrechtelijke)rechtspersoon of vennootschap wordt als maker aangemerkt indien er
geen natuurlijke maker wordt vermeld, dit tenzij bewezen wordt dat de openbaarmaking onder
de gegeven omstandigheden onrechtmatig was.
Dit zou dus kunnen bij bijv. freelance opdrachten (voornamelijk bij reclame). Bij opdracht
geldt overigens dat een in opdracht gemaakt werk ook lost van art. 8 gebruiksbevoegdheden
toekomen aan de opdrachtgever (krachtens bedoeling partijen, aard en strekking
overeenkomst).
Voorwaarde: de rechtspersoon/vennootschap moet het werk als eerste openbaar maken.
Het moet dan gaan om een ruimere openbaarmaking dan bijv. de vriendenkring.
Dit geldt niet als enig natuurlijk persoon als maker wordt vermeld. Dit kan ook gelden bij een
rechtspersoon (vb.: Ontwerp: studie Y BV).
De auteur moet weten van de voorgenomen openbaarmaking, geen bezwaar maken en geen
naamsvermelding verlangen.
Art. 8 is van aanvullend recht – partijen kunnen anders overeenkomen.