Werkgroepen
bestuursrecht
Een extraatje bij de
samenvatting, 2016
Thomas Everaars, Patrick van Rutten
,Beste student,
In dit document staan de uitwerkingen van de werkgroepen bestuursrecht. Dit is een aanvulling op
de samenvatting bestuursrecht die wij hebben geüpload. De samenvatting is aangepast voor de
verkoop, spelfouten zijn zo veel mogelijk verwijderd en opmaaktechnisch is zij aangepast om de
leesbaarheid te garanderen.
Dit bestand met werkgroepen is niet in dezelfde mate aangepast voor de verkoop. Het zijn de
antwoorden zoals we die in de werkgroepen (soms heel snel en met spellingsfouten) hebben
meegeschreven. Dit bestand is dan ook niet voor de losse verkoop bestemd, maar is voor de
liefhebber in aanvulling op de samenvatting beschikbaar voor 1€ extra. De antwoorden zijn wel allen
uitgebreid en correct.
Met vriendelijke groet,
Thomas en Patrick
Inhoud
WERKGROEP 1A: SYSTEEM BESTUURSRECHT ......................................................................................... 2
WERKGROEP 1B: BEVOEGDHEIDSVERKRIJGING EN BELANGHEBBENDE ................................................ 8
WERKGROEP 2A: BESTUURLIJKE BESLISSINGSRUIMTE EN BESTUURSHANDELINGEN I ........................ 21
WERKGROEP 2B: BESTUURSHANDELINGEN II ....................................................................................... 33
WERKGROEP 3A: RECHTSBESCHERMING: EEN INLEIDING. RECHTSBESCHERMING DOOR DE
BURGERLIJKE RECHTER. ......................................................................................................................... 42
WERKGROEP 3B: TOEPASSELIJK RECHT (ALGEMEEN EN AANVRAAG) .................................................. 48
WERKGROEP 4A: Introductie abbb, belangenafweging, evenredigheid en gelijkheid ......................... 55
WERKGROEP 4B: Zorgvuldigheid, vertrouwen en motivering .............................................................. 63
WERKGROEP 5A: Bestuursrechtelijke instrumenten ............................................................................ 70
WERKGROEP 5B: Privaatrechtelijke instrumenten ............................................................................... 78
WERKGROEP 6B: Handhaving (II) Bestuursrechtelijke sancties en strafrechtelijke en privaatrechtelijke
handhaving ............................................................................................................................................ 83
WERKGROEP 7A: Bezwaar en beroep bij de bestuursrechter............................................................... 93
WERKGROEP 7B: Uitspraakbevoegdheden, voorlopige voorziening, hoger beroep en de
verzoekschriftprocedure voor schadevergoeding............................................................................... 103
1
,WERKGROEP 1A: SYSTEEM BESTUURSRECHT
Literatuur:
Schlössels & Zijlstra, hoofdstuk 1, § 1.1.1 (nrs. 1-18), § 1.1.2 (nrs. 19-24), § 1.1.3 (nrs. 25-
27), § 1.2.1 (nrs. 28-34), § 1.2.3 (nrs. 50-62), hoofdstuk 2, § 2.1 (nr. 1), § 2.2.1 (nrs. 2-3), §
2.2.3 (nrs. 11 en 17).
Leerdoelen:
- De student kan het bestuursrecht beknopt karakteriseren.
- De student kan uitleggen wat bestudering van het bestuursrecht vanuit het perspectief van
de sociale rechtsstaat inhoudt.
- De student heeft inzicht in het systeem van de Awb en de verhouding met de bijzondere
wet. - De student kan in een concrete casus aangeven in hoeverre regeling van een bepaald
onderwerp in een bijzondere wet in overeenstemming is met de Algemene wet
bestuursrecht. - De student weet aan de hand van welke stappen hij een bestuursrechtelijke
casus gestructureerd moet oplossen.
Veronderstelde kennis:
F.C.M.A. Michiels, Hoofdzaken van het bestuursrecht, hoofdstuk 1 (Inleiding), 2 (kenmerken
van het bestuursrecht) en 3 (De organisatie van het openbaar bestuur).
Vraag 1 – Bestuursrecht in de sociale rechtsstaat
Een centrale gedachte in Bestuursrecht in de sociale rechtsstaat is de spanning tussen de
drie verschillende functies van het bestuursrecht:
- De legitimerende functie
- De waarborgfunctie
- De instrumentele functie
Door een stijgende instroom van geschillen bij de rechter worden de beschikbare budgetten
flink overschreden. Er worden verschillende maatregelen getroffen om deze kosten te
beheersen. Een van deze maatregelen is een wetsvoorstel dat inhoudt dat de griffierechten
die moeten worden betaald voor het instellen van beroep bij de (bestuurs)rechter met
gemiddeld 15% worden verhoogd (zie TK 33 757). Dit betekent dat de in artikel 8:41 Awb
genoemde tarieven worden gewijzigd. Het maken van bezwaar bij een bestuursorgaan kost
vooralsnog niets.
Stel nu dat ook een wetsvoorstel wordt ingediend dat aan bestuursorganen de bevoegdheid
toekent om leges (een geldelijke bijdrage) te heffen voor het in behandeling nemen van een
bezwaarschrift tegen een besluit. Hiermee wordt beoogd te voorkomen dat
belanghebbenden onnodig bezwaar maken en dat bestuursorganen nodeloos besluiten
moeten heroverwegen.
Beargumenteer aan de hand van dit voorbeeld dat er spanning kan bestaan tussen de
drie verschillende functies van het bestuursrecht.
In het boek worden drie functies van het bestuursrecht onderscheiden, de legitimerende -,
waarborg-, en instrumentele functie.
2
,- De legitimerende functie: Het bestuursrecht voorziet het bestuursoptreden van een
juridische grondslag. Anders dan een burger beschikt de overheid niet over de natuurlijke
vrijheid om rechtshandelingen te verrichten en rechtsbetrekkingen aan te gaan.
Overheidsorganen moeten daartoe zijn gelegitimeerd. In de democratische rechtsstaat wordt
deze legitimatie verleend door de wet.
Het bestuursrecht beoogt het optreden van het bestuur te rechtvaardigen door het te
voorzien van adequate juridische grondslagen, en zowel inhoudelijk als procedureel te
normeren door middel van rechtsregels. Deze rechtsregels worden gevormd door de
volksvertegenwoordiging, waardoor het democratische aspect aanwezig is.
- De waarborgfunctie: Door de bestuursrechtelijke normering van het bestuursoptreden
wordt de rechtspositie van de burger ten opzichte van de overheid gewaarborgd. Hij is niet
langer een onderdaan die overgeleverd is aan de wil van de machthebber, maar zijn
verplichtingen ten opzichte van de overheid zijn door rechtsregels afgebakend en zijn
rechten zijn gegarandeerd. Denk aan de beginselen van behoorlijk bestuur &
rechtsbescherming door naar de onafhankelijke rechter te kunnen.
- De instrumentele functie: De instrumentele functie van het bestuursrecht betreft de rol die
dit recht speelt ten behoeve van de vaststelling en uitvoering van het overheidsbeleid. Deze
functie komt vooral in de bijzondere delen tot uiting. Het recht wordt gezien als middel tot het
bereiken van bepaalde doeleinden. Het recht geeft een bevoegdheidsgrondslag aan de hand
waarvan de bestuursorganen bevoegdheden krijgen om in te zetten voor het algemeen
belang.
In casu ontstaat er spanning tussen de waarborgfunctie en de instrumentele functie.
Enerzijds is het afschaffen van gratis toegang tot de rechter een efficiënt iets, het recht wordt
gebruikt om het aantal onnodige besluiten terug te dringen. Anderzijds wordt het voor de
burger lastiger om naar de rechter te kunnen stappen, waardoor hij zijn rechten minder
gemakkelijk zal kunnen waarborgen.
Vraag 2 - Gelede normstelling
Bestudeer de achter deze vragen opgenomen artikelen uit de Telecommunicatiewet. Hierin
is geregeld hoe de frequenties die worden gebruikt voor bijvoorbeeld mobiele telefonie en
mobiel internet, radio- en televisie-uitzending of satelliet, worden verdeeld.
Laat aan de hand van de artikelen zien op welke wijze een persoon die frequentieruimte wil
gebruiken, bijvoorbeeld een radio-omroep voor een speciaal evenement, te maken krijgt met
gelede normstelling.
Ga daarbij in op de volgende vragen.
a. Heeft deze persoon een vergunning nodig?
art. 3.1 lid 1 TCW: De minister stelt een frequentieplan vast.
(lid 2) Dit frequentieplan bevat:
(a) de bestemmingen van de te onderscheiden frequentiebanden,
(d) de aanwijzing van frequentiebanden waarbinnen voor bepaalde bestemmingen
frequentieruimte zonder vergunning mag worden gebruikt,
(e)de aanwijzing van frequentiebanden waarbinnen frequentieruimte voor bepaalde
bestemmingen niet zonder vergunning mag worden gebruikt, alsmede de aanduiding of
vergunningen worden verleend moet toepassing van de procedure van art. 3.10-1-a/b, dan
3
,wel na een nader te maken keuze tussen een veiling of vergelijkende toets.
Om te bepalen of je een vergunning nodig hebt moet je dus kijken naar art. 3.1
Telecommunicatiewet en naar het op basis van dit artikel door de minister vastgestelde
frequentieplan. Bepaalde frequentieruimtes mogen zonder vergunning worden gebruikt en
andere niet.
De ruimtes die zonder vergunning kunnen worden gebruikt kunnen wel aan regels gebonden
zijn, zie art. 3.9
b. Zo ja, op welke wijze wordt deze vergunning verleend?
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met
betrekking tot de verlening en wijziging van vergunningen (3.16)
Daarnaast zijn in art. 3.10 zijn een aantal procedures weergeven waarvan de minister
gebruik kan maken bij het verlenen van een vergunning. Wanneer weet je of je procedure A
of procedure B moet hebben? Dat staat in het Frequentieplan ex 3.1 lid 2 sub e TW.
Tw zegt je hebt a t/m f procedures. Je doet of procedure a of b of c t/m f. Als procedure a of
b niet gebruikt worden, dan moet de minister een besluit nemen omtrent de keuze en het
tijdstip van aanvang van een van de procedures, genoemd in lid 1 sub c t/m f.
Binnen 20 weken moet een besluit genomen worden over welke van de procedures gebruikt
zal worden voor het verlenen van de vergunningen (3.10 lid 6-a). Binnen 40 weken moet een
besluit over het verlenen van een vergunning worden genomen (3.10 lid 6-b).
c. Aan welke regels moet de persoon zich houden als de vergunning eenmaal
verleend is?
Aan de voorschriften en beperkingen die de minister aan het verlenen van de vergunning
heeft verbonden (3.10 lid 3 jo 3.14). Aan de vereisten in het frequentieplan (3.13). Het is
mogelijk dat bij ministeriële regeling bepaald wordt dat de houder van een vergunning een
bedrag verschuldigd is voor het gebruik van de frequentieruimte waarop de vergunning
betrekking heeft (3.15)
Vraag 3 (vervolg vraag 2) - Verhouding Awb tov andere regelgeving
De Algemene wet bestuursrecht bevat verschillende gradaties van harmonisatie.
a. Welke zijn dit?
bepalingen van dwingend recht: deze gelden voor het gehele bestuursrecht. Van
deze regels kan slechts bij wet in formele zin worden afgeweken (want: awb = wifz &
bijzonder gaat voor algemeen);
bepalingen van regelend recht: deze moeten worden beschouwd als de voor normale
gevallen beste regeling, maar er mag bij wettelijk voorschrift van worden afgeweken;
bepalingen van aanvullend recht: deze gelden in de gevallen dat de bijzondere wet
het onderwerp niet regelt;
bepalingen van facultatief recht: deze zijn slechts van toepassing indien dit bij
wettelijk voorschrift of bij besluit van het betrokken bestuursorgaan is bepaald.
Beargumenteer aan de hand hiervan de volgende vragen.
4
,Mag de regering in de op basis van art. 3.16 Telecommunicatiewet vast te stellen algemene
maatregel van bestuur bepalen dat:
b. in afwijking van artikel 4:9 Awb, de belanghebbende zijn zienswijze uitsluitend schriftelijk
naar voren kan brengen?
Nee, dit is een bepaling van dwingend recht.
c. de minister de bevoegdheid tot vergunningverlening niet mag mandateren aan
ambtenaren?
Ja, dit is een bepaling van regelend recht; een bestuursorgaan kan een mandaat verlenen
tenzij bij wettelijk voorschrift (in casu: AmvB) anders is bepaald.
d. tegen een wijziging van de amvb beroep bij de rechtbank kan worden ingesteld?
Nee, er is hier sprake van een algemeen verbindend voorschrift. Dit is van beroep
uitgesloten op grond van art. 8:3-1-a Awb. Dwingend recht.
e. een klachtadviesprocedure als bedoeld in afdeling 9.1.3 Awb van toepassing is?
Ja, dit is facultatief recht dat bij wettelijk voorschrift van toepassing verklaard mag worden.
f. op een aanvraag voor het verlenen van een vergunning wordt beslist binnen zes weken na
ontvangst van de aanvraag?
Ja, art. 4:13 is van aanvullend recht. Alleen als in de bijzondere wetgeving geen speciale
termijn is gegeven gaat de termijn van 4:13 gelden.
Vraag 4 - Toepasselijkheid artikel 3:11 Awb
Dient een bestuursorgaan op basis van artikel 3:11 Awb ieder ontwerpbesluit ter inzage te
leggen?
Nee, afdeling 3.4 is alleen van toepassing op de voorbereidin gvan besluiten indiend at bij
wettelijk voorschrift is bepaald (3:10).
Telecommunicatiewet [uittreksel], behorende bij werkgroep 1A Bestuursrecht
Artikel 3.1
1. Onze Minister stelt na overleg met Onze Minister wie het mede aangaat, een
frequentieplan en wijzigingen daarvan vast.
2. Het frequentieplan bevat in ieder geval:
a. de bestemmingen van te onderscheiden frequentiebanden,
d. de aanwijzing van frequentiebanden waarbinnen voor bepaalde bestemmingen
frequentieruimte […] zonder vergunning mag worden gebruikt,
e. de aanwijzing van frequentiebanden waarbinnen frequentieruimte voor bepaalde
bestemmingen niet zonder vergunning mag worden gebruikt, alsmede de aanduiding of
vergunningen worden verleend met toepassing van de procedure, bedoeld in artikel 3.10,
eerste lid, onder a, onderscheidenlijk b, dan wel na een nader te maken keuze tussen een
veiling of vergelijkende toets, […].
Artikel 3.9
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met
betrekking tot frequentieruimte voor het gebruik waarvan geen vergunning is vereist. Deze
regels kunnen betrekking hebben op:
a. het gebruik van de frequentieruimte,
b. eisen waaraan bij die regels aan te wijzen categorieën van radiozendapparaten voor
bepaalde bestemmingen moeten voldoen,
c. eisen voor gebruikers van frequentieruimte,
5
,d. een meldingsplicht voor gebruikers, en
e. de gegevens die aan Onze Minister moeten worden overgelegd alvorens frequentieruimte
in gebruik mag worden genomen.
Artikel 3.10 1.
De verlening van vergunningen door Onze Minister […] geschiedt met toepassing van een
van de volgende procedures:
a. op volgorde van binnenkomst van de aanvragen,
b. op volgorde van binnenkomst van de aanvragen dan wel door middel van een veiling,
afhankelijk van het aantal aanvragen dat voor bepaalde frequentieruimte is ingediend,
c. door middel van een vergelijkende toets zonder een financieel bod,
d. door middel van een vergelijkende toets met inbegrip van een financieel bod,
e. door middel van een vergelijkende toets, zo nodig gevolgd door een veiling,
f. door middel van een veiling.
2. […].
3. Onze Minister neemt, gelet op het belang van een optimale verdeling van
frequentieruimte, een besluit omtrent de keuze en het tijdstip van aanvang van een van de
procedures, bedoeld in het eerste lid, onder c tot en met f. Voor zover dat op dat moment
reeds mogelijk is, stelt hij bij dat besluit tevens de voorschriften en beperkingen vast die aan
de vergunning zullen worden verbonden. Onze Minister kan daarbij voorts, met inachtneming
van het frequentieplan, nader de bestemming vaststellen van de frequentieruimte waarop de
keuze betrekking heeft. Op de voorbereiding van het besluit is afdeling 3.4 van de Algemene
wet bestuursrecht van toepassing. Hij stelt beide Kamers der Staten-Generaal in kennis van
het ontwerp van het besluit.
[…]
6. Na de ontvangst van een aanvraag om een vergunning die wordt verleend met toepassing
van een van de procedures, bedoeld in het eerste lid, onder c tot en met f, neemt Onze
Minister:
a. binnen 20 weken een besluit als bedoeld in het derde lid, en
b. binnen 40 weken een besluit omtrent de verlening van een vergunning.
Artikel 3.13
1. Voor het gebruik van andere frequentieruimte dan die welke in het frequentieplan is
aangewezen als frequentieruimte waarvan het gebruik zonder vergunning is toegestaan […],
is een vergunning vereist van Onze Minister. 2. Vergunningen worden slechts verleend in
overeenstemming met het frequentieplan.
Artikel 3.14
1. In het belang van een optimale verdeling en een doelmatig gebruik van frequentieruimte
kan een vergunning onder beperkingen worden verleend en kunnen er voorschriften aan
worden verbonden. […]
Artikel 3.15
1. Teneinde een optimaal gebruik van frequentieruimte te waarborgen kan Onze Minister, in
overeenstemming met Onze Minister van Financiën, bij ministeriële regeling bepalen dat de
houder van een vergunning een bedrag verschuldigd is voor het gebruik van de
frequentieruimte waarop de vergunning betrekking heeft,
a. bij de verlening van de vergunning,
b. bij een verlenging van de vergunning,
c. bij een wijziging van de vergunning,
d. bij een verruiming van de gebruiksmogelijkheden van de vergunning.
Artikel 3.16
6
, 1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met
betrekking tot de verlening en wijziging van vergunningen.
2. De in het eerste lid bedoelde regels kunnen betrekking hebben op:
a. de eisen die aan een aanvrager worden gesteld om in aanmerking te komen voor een
vergunning, […]
c. de toepassing en uitvoering van de procedures, bedoeld in artikel 3.10, eerste lid,
d. de criteria die worden toegepast bij een vergelijkende toets als bedoeld in artikel 3.10,
eerste lid, onder c tot en met e,
e. de beperkingen waaronder een vergunning kan worden verleend en de voorschriften die
aan een vergunning kunnen worden verbonden.
7