100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Samenvatting pluriforme samenleving maatschappijleer €2,99   In winkelwagen

Samenvatting

Samenvatting pluriforme samenleving maatschappijleer

1 beoordeling
 228 keer bekeken  2 keer verkocht

samenvatting maatschappijleer VWO 4 over de pluriforme samenleving. Ik had hiermee een 7,8 op mijn SE.

Voorbeeld 3 van de 6  pagina's

  • 15 juni 2016
  • 6
  • 2014/2015
  • Samenvatting
Alle documenten voor dit vak (989)

1  beoordeling

review-writer-avatar

Door: chantalletje74 • 4 jaar geleden

Het werkt wel goed, maar de oefeningen moeten zelf gemaakt worden en het scrollen van de samenvatting is langzaam op telefoon

avatar-seller
Nurseinspé
Pluriforme samenleving
1 Cultuur en identiteit

Cultuur = alle waarden, normen en andere aangeleerde kenmerken die de leden van een groep of
samenleving met elkaar gemeen hebben en als vanzelfsprekend beschouwen.

Functies van cultuur:
 Bepaalt een deel van je identiteit.
 Mensen hebben door cultuur een gemeenschappelijk referentiekader: deels dezelfde
normen, waarden en gewoonten. Hierdoor begrijp je elkaar makkelijker.
 Geeft richting aan het denken en doen van mensen. Cultuur werkt gedragsregulerend: het
doet het gedrag van mensen geordend verlopen.

Volgens socioloog Goffman vervult iedereen verschillende rollen in zijn leven.
Presentation of the self = de manier waarop wij ons in een rol laten zien, deze wordt sterk
beïnvloed door maatschappelijke verwachtingen.
We wisselen onbewust verschillende maskers voor andere rollen. Dit laat zien hoe ons alledaagse
gedrag samenhangt met de cultuur.

Dominante cultuur = het geheel van waarden, normen en kenmerken dat door de meeste mensen
binnen een samenleving wordt geaccepteerd.
De dominante cultuur is meestal gebaseerd op de cultuurkenmerken van groepen die de
meeste invloed uitoefenen (hoge politieke en economische functies).
Subcultuur = een specifieke groep ontwikkelt eigen waarden, normen en andere kenmerken die
afwijken van de dominante cultuur. Er zijn o.a. jeugdculturen, bedrijfsculturen en etnische culturen.
Etnische subcultuur = een subcultuur van mensen die behoren tot dezelfde etnische groep.
Tegencultuur = een subcultuur die zich verzet tegen de dominante cultuur.

Socialisatie = het proces waarbij iemand, bewust en onbewust, de waarden, normen en andere
cultuurkenmerken van zijn groep krijgt aangeleerd. Hierdoor blijft de cultuur bestaan.
Het resultaat hiervan is dat het individu zich aanpast aan zijn omgeving.

Vormen van socialisatie:
 Enculturatie = de cultuurkenmerken worden met de paplepel ingegoten.
 Acculturatie = het aanleren van de kenmerken van een cultuur waar je oorspronkelijk niet
toe behoort.
 Internalisatie = je hebt je bepaalde aspecten van de cultuur of de samenleving waar je bij
hoort zo eigen gemaakt dat je je automatisch gaat gedragen zoals de groep dat van je
verwacht.

Socialiserende instituties zijn instellingen, organisaties en collectieve gedragspatronen waarbinnen
de cultuuroverdracht in een samenleving plaatsvindt. Bijvoorbeeld gezin, school, werk, vrienden etc.
Sociale controle = de manier waarop mensen anderen stimuleren of dwingen zich aan de geldende
normen te houden.
Formeel – gebaseerd op geschreven regels
Informeel – gebaseerd op beleefdheidsregels

Groepsidentificatie = door socialisatie en internalisatie voelen mensen zich verwant met de
dominante cultuur en met de cultuur van kleinere groepen. Gevolg hiervan is dat onze identiteit voor
een deel bestaat uit sociale elementen: een mix van de verschillende vormen van socialisatie.

,De Nederlandse dominante cultuur is individualistisch: er wordt veel nadruk gelegd op individuele
ontplooiing. Bij collectivistische culturen staat het belang van het collectief voorop, dit is
bijvoorbeeld zo in Arabische en Afrikaanse landen.

Nature-nurture = de discussie of menselijk gedrag wordt bepaald door aangeboren eigenschappen of
door aangeleerde dingen.


2 Cultuur en identiteit

Karakter Nederlandse samenleving tot 1960:
 Weinig sociale mobiliteit: het was moeilijk om te stijgen op de maatschappelijke ladder.
 Sterk gezinsgericht: gezinnen waren de norm. Vrouwen waren handelingsonbekwaam. Zij
mochten geen overeenkomst sluiten zonder toestemming van hun man of vader.
 Strikte hiërarchische verhoudingen: veel verschillen in rang en stand.
 Verzuild: het maatschappelijk leven werd bepaald door geloofs- en levensovertuigingen.
Mensen waren alleen binnen hun eigen zuil actief.

De jaren 60 staan bekend als de jaren van sociale en culturele revolutie. Er kwam meer openheid en
andere ontwikkelingen:
1. Nieuwe verhoudingen. Nederland werd een consumptiemaatschappij = een samenleving
waarin het bedrijfsleven zich sterk richt op het product van aantrekkelijke luxegoederen voor
consumenten. Door de toenemende welvaart kon men uit elk milieu langer doorleren,
waardoor hun sociale mobiliteit toenam.
2. Meer aandacht voor het individu. Er kwam meer keuzevrijheid en zo kreeg de individuele
ontplooiing meer kans.
3. Emancipatie. Er ontstonden feministische actiegroepen die vochten voor de rechten van
vrouwen en ook homoseksuelen eisten gelijke rechten.
4. Ontkerkelijking en ontzuiling. Doordat steeds minder mensen streng naar de kerk gingen,
kwam er ook een einde aan de verzuiling. Secularisatie = mensen zagen op tv dat de andere
zuilen helemaal niet zo erg waren en de verzuiling verdween.
5. Opkomst jongerenculturen. Jongeren hadden meer geld te besteden door de toenemende
welvaart. Peer-group = groep mensen in dezelfde leeftijdscategorie met overeenkomstige
belangstellingen en leefstijl.
6. Diversificatie media-aanbod. Er ontstonden piratenzenders die de zuilen verbraken en later
commerciële zenders en publieke omroepen.
7. Globalisering. Er zijn mogelijkheden gekomen voor wereldwijde communicatie, waardoor
internationalisering van culturen ontstond. Door deze culturele globalisering zijn de
nationale dominante culturen verbreed, maar nemen ze ook in betekenis af.

, 3 Nederland immigratieland

Al eeuwenlang hebben mensen uit andere landen zich in Nederland gevestigd.
Pushfactoren = de factoren om je land te verlaten.
Pullfactoren = de redenen om naar een land te komen.

Allochtoon = iemand die zelf, of minimaal één van de ouders, in het buitenland is geboren.
Autochtoon = iedereen die in Nederland is geboren en van wie de (groot)ouders ook hier zijn
geboren en opgegroeid.

Sinds 1940 kwamen veel gastarbeiders naar Nederland. Zij hoopten hier werk te vinden. Door
de groeiende economie was er veel werk beschikbaar. Men ging ervan uit dat zij niet bleven.
Nu komen mensen uit nieuwe, minder welvarende lidstaten uit de EU om in Nederland te werken. Zij
doen dan werk waarvoor veel Nederlanders niet meer te porren zijn (bouw, transport).
Ook komen veel kennismigranten = hoogopgeleide mensen die kennis meebrengen waar in
Nederland grote behoefte aan is (ICT, techniek).
De laatste groep werkzoekenden komt uit arme gebieden buiten de EU. Illegalen zijn mensen die
geen wettige toestemming hebben om hier te wonen en te werken.

Rijksgenoten zijn inwoners van de koloniën van Nederland. Zij komen uit:
 Indië; Nederlandse Indiërs trokken naar Nederland na aanleiding van het feit dat Indië zich
losmaakte van Nederland. Molukkers kwamen naar Nederland omdat zij gevochten hadden
tegen Indië in de onafhankelijkheidsstrijd. Nadat Indië zich losmaakte van Nederland, werden
zij als collaborateurs beschouwd en vluchtten zij naar Nederland.
 Suriname; zij kwamen naar Nederland na de onafhankelijkheid in 1975. Hun toekomst in
Suriname was erg onzeker.
 De Antillen; de werkgelegenheid daalde erg in de Antillen terwijl de Nederlanders juist
werknemers zochten.

Historisch overzicht nieuwkomers:
1560 – Zuidelijke Nederlanders gaan naar de Noordelijke Nederlanden.
1600 – Joden en Franse protestanten. Ook komen er trekarbeiders.
1900 – Gastarbeiders uit Oost-Europa en Italië.
1933 – Joden vluchten uit Duitsland.
1949 – Indische Nederlanders, Molukkers, Surinamers en Antillianen.
1957 – EU-inwoners.
1965 – Gastarbeiders.
1975 – Mensen verhuizen naar Nederland voor gezinsvorming- of hereniging.
1980 – Vluchtelingen (mensen die hun land onder druk verlaten; zij vragen asiel aan).

Gezinshereniging = mensen die legaal in Nederland verblijven laten hun gezinsleden overkomen.
Gezinsvorming = een Nederlander of iemand met een verblijfsvergunning trouwt met een
buitenlander en sticht hier een gezin.
Er zijn voorwaarden opgelegd om de toestroom van gezinshervormers te beperken.

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper Nurseinspé. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €2,99. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 76669 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€2,99  2x  verkocht
  • (1)
  Kopen