Inhoudsopgave
Hoorcollege 1 - Introductie klinische neuropsychologie in de praktijk
Hoorcollege 2 - Wetenschappelijke methoden, beeldvorming, plasticiteit
Hoorcollege 3 - Geheugen
Hoorcollege 4 - Waarneming
Hoorcollege 5 - Lichaamsrepresentatie
Hoorcollege 6 - Intelligentie
Hoorcollege 7 - Taal
Hoorcollege 8 - Aandacht, executieve functies, emotie & sociale cognitie
Hoorcollege 9 - Epilepsie
Hoorcollege 10 - Dementie
Hoorcollege 11 - Vasculaire aandoeningen
Hoorcollege 12 - Alcohol, cognitie en het brein
Hoorcollege 13 - Multiple Sclerose (MS)
Hoorcollege 14 - Hersentumoren
,Hoorcollege 1 - Introductie klinische neuropsychologie in de praktijk
Het brein krimpt → verschillende problemen.
Wat is klinische neuropsychologie?
● Relatie tussen hersenen en gedrag
● Toepassing in de klinische praktijk
○ Zowel gericht op diagnostiek als behandeling
Historische schets
Het vakgebied klinische neuropsychologie wordt beschreven aan de hand van vier
ontwikkelingen.
Begin…
● Jong vakgebied, sinds jaren ‘70 vorige eeuw
● Echter nadenken over hersenen en mentale functies stamt al uit klassieke oudheid:
● Hippocrates: als eerste hersenen verantwoordelijk voor het intellect (cognitief
vermogen), de zintuigen, kennis en emoties. Hersenen spelen belangrijkste rol,
revolutionair → daarvoor gedragsverschijnselen verklaard door bovennatuurlijk
krachten (goden, demonen)
● Aristoteles: hart is zetel van de ziel, en de hersenen is een orgaan van weinig
belang.
● Herophilus: Celtheorie/ventrikelleer, waarneming, begrijpen en geheugen bevinden
❗
zich in de ventrikels, hij noemde dit cellen.
Tot hier: de hersenen als een algemeen systeem van informatieverwerking
● Descartes (duale systeem): De geest/ziel is gescheiden van het lichaam en bevindt
zich in pijnappelklier/epifyse → een heel specifiek gebied.
Vervolgens… (lokalisatie en gevalsbeschrijvingen)
Dit begon bij Descartes maar Gall ging hierin verder → mentale cognitieve functies zijn
onafhankelijk van elkaar en zitten op specifieke, zelfstandige functionerende delen van de
hersenen (buitenzijde hersenen). Aan de knobbels op de schedel kon je voelen hoe goed
een bepaalde functie was ontwikkeld → kaart op hoofd gemaakt, en aan de bulten kon je
zien wat de kenmerken en eigenschappen van een patiënt is → talenknobbel en
❗
wiskundeknobbel.
Gall had gelijk in het idee dat je cognitieve functies kan vinden aan de buitenkant van
de hersenen, maar NIET aan de buitenkant van de schedel.
Verdere ontdekkingen werden gedaan aan de hand van gevalsbeschrijvingen:
→ Gevalsbeschrijvingen zijn heel subjectief, weinig experiment.
● Phineas Gage: hij kreeg een stang door zijn hersenen (linker frontaalkwab). Veel
moeite met inhibitie van gedrag → dus rol van frontaalkwab bij gedragsinhibitie en
sociale interactie.
● Broca: patiënt ”Tan”, hij had geen taalproductie meer, maar had wel taalbegrip. Het
gebied wat was geraakt (linker frontaalkwab), was dus belangrijk voor taalproductie
en daarom heet dat ook wel het gebied van Broca.
● Wernicke: zag tegenovergestelde beeld van Broca. Gebied van Wernicke (linker
temporaalkwab) → cruciaal voor het begrijpen van woorden (spraakbegrip)
● Gebieden in de hersenen zijn via verbindingsbanen met elkaar verbonden,
beschadiging aan de verbindingsbaan tussen Broca en Wernicke leidt tot
, conductieafasie, hierbij kan de patiënt wel spreken en begrijpen, maar kan
❗
gesproken woorden niet nazeggen.
Er kwam een neiging naar een meer holistische visie, is niet het hele brein nodig?
Functiestoornissen/beperkingen zijn slechts deels afhankelijk van de locatie. De
ernst van de hersenbeschadiging is een belangrijk uitgangspunt.
Vervolgens… (experimentele psychologie, Wundt en Donders)
● Opzet eerste experimenten, vooral gericht op waarneming
● Objectieve, gestandaardiseerde methoden
● Kwantitatieve metingen van cognitieve functies
● Het meten van individuele verschillen, normgroepen
Daarna… (ontwikkeling van eerste testen)
● Galton: legde basis voor gebruik referentiegegevens (normen) bij beoordelen van
testprestaties van individuen (psychometrie) → verschillen in vaardigheid
aangeboren? Binet ontwikkelde intelligentietest, om te kijken of kinderen naar school
konden (voorspellen schoolsucces). De andere intelligentie test
❗
“stanford-Binet-schaal beoordeelde geschiktheid voor militaire dienst.
Dus vroeger een ander doel → maar nog steeds belangrijk voor de testen van nu.
Langzamerhand… moderne klinische neuropsychologie → (na WO2 → plaats binnen de
gezondheidszorg)
● Patiënten met hersenbeschadiging voorheen vakgebied neurologen en psychiaters,
maar nu steeds ook meer psychologen.
● Sinds WOII in toenemende mate vakgebied van psychologen
● Functionele theorie van Luria: integratie van zowel holistische als lokalisatie
theorieën. Hersenen zijn als geheel verantwoordelijk voor gedrag, maar er zijn wel
gelokaliseerde deelfuncties te onderscheiden. Info met groene omlijning is uit het
boek H1 (over theorie van Luria):
➢ Alle gebieden in de hersenen zijn betrokken bij 3 basisfuncties (units)
■ unit 1 regulatie arousal/aandachtsprocessen
■ unit 2 verwerken van informatie (input)
■ unit 3 planning & organisatie van het handelen (output).
● Luria stelt dat binnen elke unit de informatie in de hersenen wordt verwerkt op 3
hiërarchische georganiseerde zones: primair, secundair en tertiair.
➢ Voorbeeld: bij het zien van een brandweerauto wordt in de primaire zone
de fotografische representatie (het plaatje) verwerkt. In de secundaire zone
wordt het visuele beeld ontleed in eigenschappen (vorm/kleur) & in de
tertiaire zone vind betekenisverlening plaats (visuele modaliteit wordt
gekoppeld aan geluid/geur/etc.).
➢ Ten slotte heeft Luria een derde globale indeling: gedrag kan worden
gemoduleerd door linker of rechterhersenhelft (talig of niet-talig).
Dus steeds meer plaats binnen gezondheidszorg.
, ● Dissociatie en dubbele dissociatie, ene patiënt valt uit op taak A en niet op B, en de
andere patiënt laat het andere patroon zien. → Er zijn functioneel centra die met
elkaar verbonden zijn, het verbreken van verbindingen leidt tot specifieke
uitvalsverschijnselen.
● Gevalsbeschrijving zijn kwalitatief en observationeel en daarom lastig te
generaliseren daarom → ontwikkeling eerste neuropsychologische tests o.a. door
Benton en Warrington, gericht op visuele waarneming en op de taal, hele oude
testen, maar we gebruiken het nog steeds.
● Oprichting society
○ 1967: oprichting International Neuropsychological Society
● 1976, eerste editie Neuropsychological Assessment, Lezak → 1 van de
belangrijkste boeken, alle cognitieve domeinen plus welke testen je gebruikt
om dit te testen.
Vanaf 1980… (beeldvorming mogelijk)
● Belangrijke ontwikkeling: grootte locatie van beschadiging was in kaart te brengen.
Het was voornamelijk belangrijk om de gevolgen van de hersenbeschadiging in kaart
te brengen.
● De locatie en omvang van de hersenschade hangt lang niet altijd één-op-één samen
met de cognitieve en gedragsmatige gevolgen daarvan en er kunnen grote
individuele verschillen zijn. → Het is geen 1 op 1 relatie, soms is de beschadiging
groot maar is het effect op gedrag klein. Of andersom.
● Daarnaast netwerkmodellen zijn belangrijk, hierdoor kunnen ook andere gebieden
minder goed functioneren, WANT cognitie en gedrag ligt in structurele en functionele
hersennetwerken gerepresenteerd en zijn niet strikt gelokaliseerd in bepaalde
hersenkernen.
Uiteindelijk… (huidige neuropsychologie)
● 1970 Nederlandse Vereniging voor Neuropsychologie
● Individuele patiënt is een n=1 studie. Neuropsychologisch onderzoek bij een
individueel patiënten met hersenbeschadiging werd benaderd als een
wetenschappelijk experiment.
● Breed werkveld
● Betrokken bij zorg (diagnostiek, indicatiestelling, behandeling) en wetenschappelijk
onderzoek
Hier eindigd de historische timeline.
Neuropsychologie in de praktijk
1. Werkveld
2. Neuropsychologisch onderzoek: n=1:
○ Patiënt kun je zien als een n=1 studie (onderzoeksgroep van een persoon).
Wat verwacht je betreft cognitief functioneren. Wat voor type stoornissen
komen vaak samen. Opstellen testbatterij.
○ Wetenschappelijke methode toepassen op het individu
- Hypotheses formuleren → medisch dossier
- Literatuur review