Algemeen oncologie in beeld
Risicofactoren kanker:
- Roken
- Familiaire belasting
- Oncologische voorgeschiedenis
- Alcohol
- Medicatie (de pil, ofwel hormoonmedicatie)
- Voeding (rood vlees)
- Incidenteel bezoek aan arts
- Hoge leeftijd
- Exogene factoren (straling, toxische stoffen)
Darmkanker metastaseert het snelst naar de lever en die lever kan dan vergroot zijn.
Symptomen van een patiënt met kanker:
Vermoeidheid, Gewichtsverlies (onverklaarbaar), Verminderde eetlust, Geelzucht, Palpabele tumor,
Langdurige klachten, Vergrote lymfeklieren (pijnloos), Blijvende heesheid of hoest, Moeizaam
slikken, Moedervlekken of veranderingen, Veranderde stoelgang, Urinewegproblemen en Bloed in
slijm of urine.
Voor moedervlekken letten op ABCD: Asymmetry, Border, Color en Diameter.
Prostaatkanker geeft in het begin meestal geen klachten. Soms wordt de ziekte pas ontdekt door
uitzaaiingen. Bij sommige mannen wordt het ontdekt omdat ze last hebben van plasklachten (vaker
moeten plassen, moeite met plassen, pijn en branderig gevoel, nadruppelen, zwakke straal of
troebele bloederige urine). Veel mannen op deze leeftijd hebben hier last van, meestal gaat het om
een goedaardige vergroting of een urineweginfectie.
Congruent: wat je ziet en denkt en het verhaal van de patiënt kloppen met elkaar.
Discongruent: Verhaal van de patiënt en het beeld passen niet bij elkaar, raar gevoel bij verhaal
patiënt.
Longkanker
Longkanker komt vooral bij mannen voor, gemiddelde leeftijd van 68 jaar.
Belangrijkste symptomen longkanker:
- Dyspnoe;
- Hoesten;
- Pijn;
- Verminderde eetlust;
- Hemoptoë.
Ook komt voor malaise, afvallen, piepen, heesheid, vaak terugkerende
longontsteking en zeurende pijn in borststreek/rug/schouders. Vaak treedt bij longkanker een
verslechtering van de conditie op (vermoeidheid, gebrek aan eetlust of onverklaarbaar
gewichtsverlies).
Metastasen komen vaak voor in het czs, de botten, de lever en de bijnieren, maar het kan overal
naartoe verspreiden.
Vena cava superior syndroom is wanneer deze wordt dichtgedrukt door een tumor van de long.
,Paraneoplastische syndromen zijn specifieke ziekteverschijnselen die samenhangen met
aanwezigheid van tumorweefsel, maar niet met de plaats hiervan. Het wordt veroorzaakt door
biologisch actieve stoffen zoals hormonen of cytokines, maar is vaak ook onbekend.
Trommelstokvingers en horlogeglasnagels zie je bij adenocarcinoom. De tumoren produceren een
soort groeifactor die alleen in de vingertoppen gaan zitten.
Bij kanker kun je leukocytose krijgen, dus dan is de CRP verhoogd. Ontstekingswaarden helpen
daarom niet voor diagnose. Tumormarkers kun je alleen gebruiken bij behandeling, niet voor
diagnose. Bloedprikken tijdens diagnose wordt vaak gedaan om vast te stellen of een patiënt kan
worden behandeld (bijv anemie dan oppassen).
Longfunctie bij longkanker hoeft niet afwijkend te zijn.
Beeldvorming is vaak als eerste een X-thorax. Lage stralingsbelasting, simpel en goedkoop.
Pneumothorax is ook meteen uit te sluiten.
Een volgende stap kan zijn CT thorax. Klieren zijn te beoordelen, een tumor kan ook duidelijk te zien
zijn, net als metastasen. Een PET is daarna ook nog mogelijk.
Indicatie voor mediastinale stadiëring:
- Lymfeklier > 1 cm op CT-thorax
- Activiteit lymfklieren op PET-scan
- Centrale longtumor
Bronchoscopie wordt vaak gedaan, om te kijken naar de luchtwegen en eventueel een biopt te
nemen. TBNA is transbronchiale naaldaspiratie.
Kan met EUS (echogeleide transoesofageale punctie) of EBUS (transbronchiale punctie) en cervicale
mediastinoscopie, moet onder narcose (dit wordt als laatst gedaan).
, Soorten longkanker:
- Kleincellig longcarcinoom (SCLC)
- Niet kleincellig longcarcinoom (NSCLC):
- Plaveiselcelcarcinoom (SQCC)
- Adenocarcinoom (ADC)
- Grootcellig ongedifferentieerd carcinoom (LCC)
EGFR wordt vaak geactiveerd zodat het constant aan staat. Dit zet een cascade in gang met
celproliferatie, waarbij een mutatie kanker kan veroorzaken. Dit gebeurt vooral bij niet-rokers.
Bij rokers gaat het vaak via activatie van Ras, iets verder in de cascade.
Diagnostiek longkanker:
- Anamnese en lichamelijk onderzoek
- Laboratoriumonderzoek
- Longfunctie onderzoek (operabiliteit)
- Beeldvormende onderzoeken
- Pathologisch onderzoek
Doel hiervan is het stellen van diagnose en TNM- stadia:
- SCLC = small cell lung carcinoma
- NSCLC = non small cell lung carcinoma
Met de oesofagale scopie kom je heel goed bij de linker bijnier. Risico puncties: infectie, bloedingen
of pneumothorax.
Swensen criteria: leeftijd, roken, grootte, locatie in bovenkwab en spiculatie op CT. Deze hebben
vooral waarde bij solitaire longnodus.
Pulmonale percussie is van beperkte waarde en voegt bij patiënten zonder dyspnoe of tekenen van
ernstig ziek zijn vaak weinig toe. Percussie kan kleine afwijkingen (1-3 cm diameter) en afwijkingen in
het longparenchym (5-7 cm) niet detecteren.
Ook is slechts in de helft (of minder in andere studies) van de mensen met een pneumonie met
consolidatie de auscultatie positief.
In ⅕ van de gevallen wordt longkanker op een thoraxfoto niet gesteld, terwijl deze dan achteraf wel
zichtbaar zijn. Een CT-scan geeft betere resultaten, het lijkt aangewezen als er een vermoeden is van
longkanker of bij een vermoeden op een thoraxfoto.
De thoraxfoto kan onderscheid maken tussen benigne pathologie (pneumonie) en evt
longcarcinoom, het is een goed initieel onderzoek binnen grote groepen patiënten met
hoestklachten om degene te selecteren om door te verwijzen (weinig straling, uitslag kan richting
geven). Wel moet meegenomen worden dat een negatieve uitslag niet hoeft te betekenen dat er
geen longcarcinoom kan zijn, dus moet je oppassen voor evt delay. Vervolg kan PET-CT en
bronchoscopie door de longarts.
Follow-up deze wordt bij longkanker gedaan door longarts:
- Na resectie: 5 jaar met X-thorax of CT-thorax, elke 3-6 maanden eerste 2 jaar, daarna
jaarlijks.
- Na curatieve radiotherapie: CT 3 en 12 maand na behandeling, daarna jaarlijks CT tot 5 jaar
na behandeling. Bij groei of nieuwe afwijkingen→ PET-CT.
- Systeemtherapie: je houdt altijd followup omdat het vergevorderd is.