Hertentamen Goederenrecht B2 d.d. 31 maart 2022 met standaardantwoorden en foutcodes (Canvas)
Vrije Universiteit Amsterdam, Faculteit der Rechtsgeleerdheid
CASUS 1 (in totaal 30 punten) – casus 1 in maximaal 750 woorden beantwoorden
Daan heeft een garagebedrijf in Bergen, Noord-Holland, alwaar hij scooters in- en verkoopt, alsmede scooters
in opdracht van klanten repareert. Op 1 februari 2020 heeft hij, door middel van het sluiten van een
overeenkomst van geldlening met de ING Bank, een lening van 200.000 Euro aangetrokken van de ING Bank. In
dat kader is afgesproken dat Daan op al zijn huidige en toekomstige vorderingen, alsmede op al zijn huidige en
toekomstige roerende zaken in (voorwaardelijke) eigendom van Daan, een stil pandrecht (zo nodig bij
voorbaat) ten gunste van de ING Bank zal vestigen in verband met de terugbetaling van alle vorderingen die de
ING Bank nu én in de toekomst op hem heeft of zal hebben. De desbetreffende pandakte is op 2 februari 2020
rechtsgeldig geregistreerd bij de Belastingdienst te Rotterdam. De ING Bank maakt daarbij mede gebruik van de
zogenaamde verzamelpandakte-constructie, waarbij de ING Bank dagelijks een nieuwe verzamelpandakte
registreert bij de Belastingdienst te Rotterdam.
In januari 2021 heeft de ING Bank op verzoek van Daan de lening verhoogd tot een bedrag van 250.000 Euro.
Op 12 maart 2022 heeft de ING Bank Daan rechtsgeldig een contractueel bedongen geldboete van 2.000 Euro
opgelegd, omdat Daan niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen onder de overeenkomst van geldlening.
Daan wordt op 17 maart 2022 failliet verklaard door de bevoegde rechtbank Noord-Holland, waarbij Mr. Duijf
wordt benoemd tot curator. Na een inventarisatie van de roerende zaken in het door Daan gehuurde
bedrijfspand, en na bestudering van de administratie van Daan, ontstaan er tussen de curator Duijf en de ING
Bank de nodige discussies. Daan heeft ten tijde van zijn faillietverklaring immers nog niets terugbetaald aan de
ING Bank, en ook de op 12 maart 2022 aan hem contractueel opgelegde geldboete staat nog geheel open ter
betaling.
De ING Bank stelt dat zij de ten gunste van haar rechtsgeldig vóór het faillissement van Daan verpande
goederen tot een bedrag van 252.000 Euro executoriaal mag uitwinnen. Curator Duijf betwist deze stelling, en
stelt zich op het standpunt dat de ING Bank de ten gunste van haar rechtsgeldig verpande goederen slechts
executoriaal mag uitwinnen tot maximaal het bedrag van de oorspronkelijke geldlening, namelijk tot een
bedrag van 200.000 Euro.
Vraag 1.1 (7 punten) – beantwoorden in maximaal 200 woorden
Wie heeft gelijk, de ING Bank of curator Duijf? Motiveer uw antwoord.
Standaardantwoord vraag 1.1 (7 punten) – geen foutcode gebruikt door docent
In de casus is weergegeven dat Daan ten gunste van de ING Bank stille pandrechten op zijn vorderingen en
roerende zaken heeft gevestigd voor de terugbetaling van alle vorderingen die de ING Bank nu of in de
toekomst op Daan heeft of zal hebben. Een dergelijke afspraak is op grond van art. 3:231 BW toegestaan. Dat
betekent dat de ING Bank inderdaad de ten gunste van haar vóór het faillissement rechtsgeldige verpande
goederen van Daan executoriaal mag uitwinnen ten behoeve van de terugbetaling van alle nog openstaande
vorderingen op Daan, te weten de vordering tot 250.000 Euro voortvloeiende uit de (tussentijds) verhoogde
geldlening, alsmede de contractuele boete van 2.000 Euro.
Zie Pitlo nr. 752.
De ING Bank stelt tevens dat zij stille pandrechten heeft op (geld)vorderingen van Daan op zijn klanten
voortvloeiende uit alle op 16 maart 2022 reeds bestaande overeenkomsten tussen Daan en zijn klanten, zowel
op de vorderingen ontstaan vóór, als op de vorderingen ontstaan ná, het faillissement van Daan. Daarnaast
stelt de ING Bank dat, in geval van betaling van voormelde vorderingen door de klanten van Daan aan de
faillissementsboedel ná het faillissement van Daan, de ING Bank een hoge voorrang heeft op de door de
curator geïnde geldbedragen.
Vraag 1.2 (13 punten) – beantwoorden in maximaal 300 woorden – geen foutcodes gebruikt door docent
1
, Kloppen deze stellingen van de ING Bank? Motiveer uw antwoord.
Standaardantwoord vraag 1.2 (13 punten)
Vanwege de door partijen gehanteerde verzamelpandakte-constructie, welke op grond van de jurisprudentie
van de Hoge Raad expliciet is toegestaan (zie HR Dix q.q./ING uit 2012), heeft de laatste verpanding (zo nodig
bij voorbaat) van huidige en toekomstige vorderingen van Daan rechtsgeldig plaatsgevonden op 16 maart
2022.
De op 16 maart 2022 bestaande vorderingen van Daan op zijn schuldenaren zijn derhalve rechtsgeldig ten
gunste van de ING Bank stil verpand (art. 3:239 lid 1 BW).
De op 16 maart 2022 bij voorbaat verpande relatief toekomstige vorderingen (art. 3:239 lid 1 BW), welke dus
ontstaan ná het faillissement van Daan, zijn vanwege het in (art. 23 Fw jo.) art. 35 Fw bepaalde niet
rechtsgeldig verpand ten gunste van de ING Bank.
De laatste stelling van de ING Bank klopt in zoverre dat de ING Bank voorrang heeft ten aanzien van de door de
curator geïnde vóór het faillissement van Daan reeds bestaande vorderingen op zijn klanten, die vanwege de
gehanteerde verzamelpandakte constructie dus rechtsgeldig ten gunste van de ING Bank stil zijn verpand.
Wanneer deze verpande vorderingen door curator Duijf ná het faillissement van Daan worden geïnd, gaan de
daarop ten gunste van de ING Bank gevestigde stille pandrechten weliswaar teniet (art. 3:81 lid 2 sub a BW),
maar behoudt de pandhouder zijn voorrang op het geïnde. De ING Bank dient immers bij de uitdeling
overeenkomstig haar aan het pandrecht ontleende voorrang te worden voldaan, aldus HR Mulder q.q./Credit
Lyonnais uit 1995.
Twee van de scooters die zich ten tijde van het faillissement van Daan in het bedrijfspand bevinden zijn op 1
maart 2022 onder eigendomsvoorbehoud geleverd door leverancier Mazda. Daan heeft de rekening voor deze
twee scooters ten tijde van zijn faillietverklaring nog niet aan Mazda betaald. Mazda benadert daarom curator
Duijf, en deelt hem mee dat zij deze twee scooters wil revindiceren (art. 5:2 BW). Ook de ING Bank meldt zich
op dat moment bij curator Duijf, en stelt dat zij een rechtsgeldig stil pandrecht heeft op deze twee scooters.
Vraag 1.3 (10 punten) – beantwoorden in maximaal 250 woorden
Heeft de ING Bank een rechtsgeldig stil pandrecht op deze twee scooters, en kan leverancier Mazda de twee
scooters alleen bezwaard met een stil pandrecht, dan wel onbezwaard, revindiceren? Motiveer uw antwoord.
Standaardantwoord vraag 1.3 (10 punten)
A Vanwege het door leverancier Mazda bedongen eigendomsvoorbehoud (art. 3:92 BW)) is Mazda
eigenaar onder ontbindende voorwaarde van betaling door Daan van deze twee scooters. Betaling
heeft niet plaatsgevonden, dus Daan is slechts eigenaar van deze twee scooters onder opschortende
voorwaarde.
B Vanwege de stille verpanding (bij voorbaat) van alle roerende zaken van Daan op 2 februari 2020,
heeft de ING Bank ook rechtsgeldig stille pandrechten verkregen op de roerende zaken waarvan Daan
vóór zijn faillietverklaring eigenaar is, zie art. 3:98 BW jo. art. 3:97 BW jo. art. 3:84 BW jo. art. 3:237
BW.
C Daan heeft dit voorwaardelijke eigendomsrecht ten gunste van de ING Bank dus onvoorwaardelijk stil
kunnen verpanden. Zie voor deze uitkomst HR Rabobank/Reuser uit 2016.
D Vanwege de inroeping van het eigendomsvoorbehoud door Mazda zal de opschortende voorwaarde
haar gelding verliezen, en wordt Mazda weer vol eigenaar (zonder ontbindende voorwaarde) van de
twee scooters, en vervalt het voorwaardelijk eigendomsrecht van Daan op de twee scooters, en
daarmee van rechtswege ook het stille pandrecht van de ING Bank daarop (art. 3:81 lid 2 sub a BW).
2