Samenvatting ZHB3
Thema 1: Oogheelkunde en anatomie
M. orbicularis oculi is sluitspier rondom oog en wordt geïnnerveerd door n. facialis (eig n.
zygomaticus maar dat is een takje vd n. facialis). Onder deze spier ligt de tarsus= bindweefsel en
kraakbeen ter ondersteuning vd spier. Loopt ad bovenkant over in septum orbitale (vormt barrière
tussen ooglid en inhoud oogkas).
In het oog heb je een conjunctiva lopen. Deze loopt ad binnenkant vd oogleden en een stukje
over de sclera. Het heeft een omslagpunt. Hierdoor kan iemand dus nooit zijn contactlens
“kwijtraken” naar de achterkant van het oog, omdat die omslagplooi er zit.
Wanneer de conjunctivae ontstoken raken krijg je een conjunctivitis. Kan
bacterieel (stafylokokken, chlamydia) of viraal (adenovirus) zijn.
Onderdelen oog:
Je hebt 6 verschillende extrinsieke oogspieren:
1. M. rectus superior n3, zorgt dat oog omhoog kan draaien
2. M. rectus inferior n3, zorgt dat oog naar beneden kan draaien
3. M. rectus medialis n3, zorgt dat oog naar binnen kan draaien (adductie)
4. M. rectus lateralis n6 (n. abducens), zorgt dat oog naar buiten kan draaien
(abductie)
5. M. obliquus superior n4 (n. trochlearis), deze spier verloopt ook via dat ophang
dingetjes/peesje dat de trochlea wordt genoemd. Zorgt dat het oog inferior en mediaal kan
draaien.
6. M. obliquus inferior n3, zorgt dat oog superior en mediaal kan draaien.
Ezelsbruggetje: LR6SO4R3 > lateral rectus door n6, superior obliquus door n4 en restzenuwen door
n3.
De rectus spieren zitten vast aan een gemeenschappelijke ringvormige pees achter id orbita= annulus
tendineus communis. De annulus loopt over spleet (fissura orbitalis superior) en door die spleet
lopen n. 3,4 en 6. Binnen deze “spierkegel/conus” verlopen zenuwen, maar ook erbuiten. Erbinnen:
n. nasociliaris, n. oculomotorius, n. abducens. Erbuiten: n. trochlearis, n. frontalis, n. lacrimalis (Like
To Fart)
De m. obliquus superior heeft zijn origo bij het os sphenoidale e/d m. obliquus inferior bij de mediale
zijde vd orbita bodem.
Vascularisatie vd orbita gaat via de a/v ophthalmica (takje v a. carotis interna)
en via a/v facialis. De veneuze afvoer gaat richting de sinus cavernosus.
Weg vd traan: glandula lacrimalis, punctum lacrimale (in hoekje v je oog dat
kleine puntje), canaliculi lacrimalis, saccus lacrimalis, ductus nasolacrimalis,
meatus nasi inferior (onder de concha inferior).
N. lacrimalis, n. frontalis en n. nasociliaris zijn takken vd n.
ophthalmicus. Deze n. ophthalmicus is weer een tak vd n. trigeminus.
De trigeminus heeft 3 takken: n. ophthalmicus (v1), n. maxillaris (v2)
en n. mandibularis (v3). De n. ophthalmicus zorgt dus voor de
sensibele innervatie vd ogen. De n. lacrimalis en n. frontalis worden búíten de conus
afgegeven en de n. nasociliaris binnen de conus.
, De a. ophthalmica zorgt voor de vascularisatie vd ogen. Dit is weer een tak vd a. carotis interna en
betreedt orbita door canalis opticus onder de n. opticus. De venen (vv. vorticosae) staan in
verbinding met sinus cavernosus en v. facialis.
Het kamervocht (humor aquosus) wordt gemaakt in het corpus ciliare. De vloeistof gaat dan van de
achterste oogkamer naar de voorste oogkamer (via de pupil) en wordt dan afgevoerd in de
iridocorneale hoek via het kanaal van Schlemm.
Let op dat de achterste kamer dus maar echt
klein is normaal (nummer 8): zit dus tussen de
lens en de iris.
Het kamervocht circuleert en komt weer terecht id
bloedcirculatie.
De 5 meest voorkomende oorzaken van blindheid zijn:
glaucoom, cataract, diabetische nefropathie, macula
degeneratie en “andere oorzaken”.
Het corpus ciliare bevat radiaire en circulaire spieren die kunnen zorgen voor de accommodatie. Ook
zorgt het corpus ciliare voor de productie v kamerwater.
De uvea/vasculaire laag is een laagje in het oog dat bestaat uit 3 onderdelen:
1. Choroid
2. Corpus ciliare
3. Iris bevat 2 spieren: m. sfincter pupillae (para) en m. dilatator pupillae (symp).
In de retina zitten de kegeltjes en staafjes. De kegeltjes zorgen voor kleur en scherpte. De staafjes
zorgen voor licht/donker en contouren. Rondom de gele vlek zitten de meeste kegeltjes. De meeste
staafjes zitten in de periferie.
De traanfilm moet ervoor zorgen dat de cornea goed helder blijft. Bestaat uit lipiden, water en
mucine. Wanneer de samenstelling niet goed is, krijgt men droge ogen = keratitis sicca.
In de voorste oogkamer zit kamervocht en in de achterste oogkamer zit glasvocht.
Mensen gaan knijpen met hun ogen, omdat er dan minder lichtinval is van verschillende hoeken en
de lichtinval die er dan is, valt meer op de macula densa en dan kan er dus scherper/beter gezien
worden.
Myopie= te bolle lens (los je dus op met een holle/concave lens en dus een – versterking),
hypermetropie= te platte lens (los je dus op met een bolle lens en dus een + versterking). Wanneer
PT astygmatisme heeft, is het hoornvlies niet rond maar heeft rare vorm waardoor het licht niet goed
wordt gebroken verhelpen met een cillindrische bril. Bij contactlenzen is geen cilinder nodig,
omdat de lenzen zelf het hoornvlies al egaliseren.
Mensen vanaf 45 hebben presbyopie. De lens is minder elastisch en de m. ciliaris zijn verzwakt
waardoor de accommodatie minder goed verloopt vanaf dichtbij leesbril.
Je hebt ziektebeelden van het voorsegment vh oog en het achtersegment:
Voorsegment: