Week 2 – Ontwikkelingspsychologie
Ontwikkeling van het brein: neuro-embryologie
Ontwikkeling van het brein: neuro-embryologie
Heel veel problemen ontstaan al voor het kind er is, dus tijdens de embryonale ontwikkeling.
Interventie kan daarom ook al voor de geboorte plaatsvinden.
Stoornissen zijn daarom vaak een combinatie van genetische variantie en omgevingsfactoren
Genetica
Mitose: gebruikt om te groeien, en als reparatie als er iets kapot is.
Er kan geen uitwisseling plaatsvinden van DNA tussen de chromosomen → dochtercellen
identiek
Meiose: gebruikt voor voortplanting.
Er vindt uitwisseling van DNA plaats → dochtercellen niet identiek
Mitose Meiose
Vindt plaats in alle lichaamscellen Vindt plaats in de geslachtscellen
De dochtercellen zijn na mitose identiek aan de De dochtercellen zijn niet identiek aan de
moedercel moedercel
Een moedercel kan zijn: Een moedercel kan alleen zijn:
- Haploïd (=1n) - Diploïd (=2n)
- Diploïd (=2n)
Het aantal chromosomen per kern blijft gehandhaafd De cellen na de meiose zijn haploïd (=1n)
na de deling
Kan geen uitwisseling plaats vinden van DNA tussen Vindt een uitwisseling plaats van DNA door
de chromosomen middel van crossing-over
Worden de centromeren in de anafase gesplitst Worden de centromeren pas in de anafase 2
gesplitst
De nieuwe cellen zijn voor groei, herstel (regeneratie) De nieuwe cellen kunnen alleen gebruikt worden
of ongeslachtelijke voortplanting voor geslachtelijke voortplanting
,Chronologische vorming van de ontwikkeling
1. Ontwikkeling van centrale zenuwstelsel
Eerste wat wordt ontwikkeld: het zenuwstelsel
Voordat je kan zien dat er sprake is van een zwangerschap is het zenuwstelsel al aangelegd.
Als je al bij 24/25 weken geboren wordt kun je al in leven gehouden worden, maar het brein
is dan nog lang niet ontwikkeld. Het brein ontwikkeld dan door in de couveuse in plaats van
in de baarmoeder. Dit heeft dus een invloed op de breinontwikkeling (bijv. later last van
overprikkeling)
Vanaf de 4e (tot 8e) week: organogenese
= Het ontwikkelen van organen uit verschillende weefseltypes, die onderling eenzelfde of
gelijkaardige functie hebben. Denk hierbij aan de ontwikkeling van organen bij een foetus.
Systemen worden gevormd
Vanaf week 4 begint de organogenese uit drie lagen:
Organogenese bestaat uit 3 lagen
Binnenste laag Endoderm epitheellaag, spijsverteringsstelsel en luchtwegstelsel, lever,
alvleeesklier, schildklier en blaas.
Tussenliggend Mesoderm spierweefsel, bindweefsel, bloed, botten en chorda (steunweefsel)
e weefsels
Buitenste laag Ectoderm epidermus en afgeleiden; nagels, haar, ooglens, klieren, epitheel neusholte,
mond en anus
Dag 21-23: Ontwikkeling van neutrale buis
= Gedurende de neurulatie ontwikkelt zich de neurale buis vanuit het ectoderm. Hieruit
ontstaan later de hersenen en het ruggenmerg
Defecten in ontwikkeling neurale buis
Anencephaly (niet levensvatbaar): brein kan niet ontwikkelen
Spina bifida (open ruggetje): soms geen last van, soms kom je in een rolstoel terecht
Foliumzuur kan dit soort complicaties voorkomen.
Van embryonale tot volwassenen
structuren
2e helft 4e week: 3 primary vesicles:
1e helft 5e week: 5 secondary vesicles
,Ontwikkeling van het brein
Straling, genetische problemen en infecties zijn allerlei mogelijke invloeden die de ontwikkeling
negatief kunnen beïnvloeden. Dit kan onder andere leiden tot microcephalie (minder goede
ontwikkeling van prefrontale kwab, wat kan leiden tot bijv. een verstandelijke beperking).
Migratie van cellen
= Gedurende de migratie van de cellen krijgen de cellen een specialisatie.
Bij vroeggeboren kinderen kan dit een rol spelen als er omgevingsfactoren als stress spelen
Migratieproblemen:
Kenmerken → verminderde ontwikkeling van de gyri
Schizencephaly = deel van de cortex mist
Kenmerken: mentale retardatie, spasmes, motorische problematiek.
Ontstaat meestal: eind van de 3e maand
Lissencephaly-pachygeria = oppervlakte van het brein is minder groot waardoor je minder
informatie kunt verwerken.
Kenmerken: Abnormale dikke gyri, Abnormale dikke cortex bestaande uit slechts 4 lagen.
Begint waarschijnlijk: in week 13-15 van de zwangerschap na normale ontwikkeling. De geleiding
van neuronen langs de glia’s lijkt verstoord.
Synaptogenese
= de manieren waarop neuronen contact met elkaar maken
Start voorafgaand aan de geboorte en continueert
Down-syndrome, Fagile X en andere vormen van (genetisch gebaseerde) mentale retardatie
Dichtheid synapsen is het hoogst tijdens de derde zwangerschapsduur en de vierde maand na de
geboorte
Overproductie → synapseliminatie
Myelinisatie
= Het isoleren van de uitlopers van de neuronen
Proces vanaf de geboorte en verloopt tot zo’n 20 jaar
Soort isolerende beschermlaag: wanneer het gemyeliniseerd is, blijft er meer
informatie in de neuronen zelf
Afhankelijk van de voeding - specifieke eiwitten voor nodig
Problemen myelinisatie
Cerebral white matter hypoplasia
= seizures en abnormale neurologische structuren (vaak genetische basis)
Periventriculaire leucomalacie
= Verstoring van de verdeling van witte stof rond de ventrikels. Bestaat waarschijnlijk
vanwege verstoring van de bloedstroom in deze gebieden, wat op zijn beurt problemen kan
veroorzaken in oligodendrogliale cellen. Gebeurd vaak bij premature baby’s.
Malnurturing
= kan zorgen voor myelinisatie problemen, helemaal tijdens de eerste 4 jaar van hun leven
Foetal alcohol syndroom
= wordt veroorzaakt door drinken tijdens de zwangerschap, dus echt een omgevingsfactor
, Voorbereiden op ouderschap door te focussen op Mentale gezondheid (prostnatale depressie kan
ook bij vaders voorkomen), Jong ouderschap en destigmatisering
Vroege gehechtheid en de ontwikkeling van het sociale brein
Babybrein
Bij geboorte zijn alle structuren wel aanwezig maar niet alles is functioneel.
Hersenstam werkt al volledig, maar complexere delen van het brein zoals de cortex en limbisch
system zijn nog volop in ontwikkeling
Rijping
Gedurende de ontwikkeling vormen neuronen neuronenpaden (= verbindingen) waardoor
verschillende delen van het brein met elkaar in contact komen en zo informatie door het brein hen te
kunnen verplaatsen. Aan het gedrag van het kind kan je al zien welke neuronenpaden zijn aangelegd
(bijvoorbeeld: kunnen zitten, lachen ect)
Netwerken
Specifieke delen van het brein hebben eigen functies, maar er moet ook verbindingen gelegd
worden tussen deze verschillende delen van het brein om goed te kunnen functioneren.
Netwerken hebben dus een eigen functie (bv. het sociale netwerk, het feitennetwerk ect)
3 grote netwerken die van belang zijn in het functioneren:
1) Salience network – dit is opgesplitst op de onderste 2:
= hierin worden feiten verwerkt, simpele informatie
2) Default mode network
= sociale informatie met verschillende elementen: Wie jij bent en waar je voor staat
Bijv. wat je zegt, hoe je het zegt, hoe je erbij kijkt.
Theory of mind.
Reageren in het sociale, bijvoorbeeld iemand een hand geven als diegene jou een hand geeft
zonder daar eerst bij na te denken.
Referentiekaders voorzelfbeeld, sociale posities en verwachtingspatronen, dromen en
idealen, geheugenervaringen op sociaal gebied
Het kan zelfstandig aangaan.
Veranderd oor omgevingen/ ervaringen
Kan met negatieve zelfbeelden stress genereren. Deze stress beïnvloedt het functioneren op
verschillende manieren:
Psychisch (negatieve gedachtegangen, angsten en depressie
Fysiek stress gerelateerde aandoeningen
3) Central executive network
= om die default mode network te realiseren; het uitvoeren
De default mode network en Central executive network (2 en 3) kunnen niet tegelijkertijd aan
staan. Nummer 1 regelt die balans.
Bij een depressie werkt het central executive network eigenlijk niet echt meer. Daarom is het
belangrijk om dat weer te activeren
Stemmingsstoornissen spelen zich vaak af in het default mode network default mode network
kan niet worden gestopt of de koppeling tussen de default mode network en central executive
network werkt niet meer goed