Inhoud
HC2: Interne ziektebeelden & farmacologie ........................................................................................... 3
LB IC1: H2 Hart: 2.6.6 + H4 Bloed: 4.8 ................................................................................................. 3
LB IC1: H5 Shock: tabel 5.10 + tabel 5.11 + 5.6.1.3-5.6.2 .................................................................... 4
LB IC2: H15 Endocrinologie: 15.1-15.2 + 15.4 ..................................................................................... 6
LB IC2: H19 Farmacologie: 19.9 + 19.11-19.18 + 19.20.2 + 19.22-19.24 ............................................ 7
WC1: Pijnbestrijding op de IC .................................................................................................................. 8
HC3: Hemodialyse en CVVH(D) ............................................................................................................. 11
LB IC2: H13 Renale systeem : 13.2 + 13.4 + 13.6-13.8 ...................................................................... 11
Venticare: H2 Nierinsufficiëntie op IC + H3 Nierfunctievervangende therapie ................................ 11
HC4: Brandwonden op de IC ................................................................................................................. 22
LB IC2: H10 Huid- en wondverzorging: 10.5...................................................................................... 22
HC5: Vullingsstatus ................................................................................................................................ 26
LB IC1: H2 Hart: 2.9 + H5 Shock: 5.4.1 ............................................................................................... 26
HC6: (Bijna) verdrinking en onderkoeling ............................................................................................. 35
LB SEHV: H19 Overige fysische letsels: 19.2 + 19.4-19.6................................................................... 35
LB IC1: H6 Cardiopulmonale reanimatie: 6.3.2 & NRR richtlijn 2021 H4 .......................................... 35
WC2: Deliriummanagement en de angstige patiënt ............................................................................. 39
LB IC1: H1 Introductie: 1.4.9 + artikelen ........................................................................................... 39
HC7: Hersendood en donorprocedure .................................................................................................. 42
LB IC1: H1 Introductie: 1.6.6 & H6 Cardiopulmonale reanimatie: 6.4.3 ........................................... 42
LB IC2: H12 CZS: 12.15 + 12.20.9 ....................................................................................................... 42
HC8: Gynaecologische & oudere patiënt .............................................................................................. 46
LB IC1: H2 Hart: 2.6.7 & Obstetric critical care: H1 + H2 + H3 + H6 .................................................. 46
Artikelen over ouderen ..................................................................................................................... 51
HC9: Beademing in buikligging & ECMO ............................................................................................... 54
Artikelen buikligging en ECMO .......................................................................................................... 54
WC3: Glucose en insuline op de IC ........................................................................................................ 59
LB IC2: H15 Endocrinologie: 15.1 & H19 Farmacotherapie: 19.16.2................................................. 59
LB SEHV: H9 Hormoonstelsel: 9.6 ..................................................................................................... 59
HC10 + WC4: Beeldvormende technieken ............................................................................................ 62
Artikelen beeldvormende technieken............................................................................................... 62
HC11: Vaatchirurgie grote vaten (behalve AAA) ................................................................................... 65
LB IC1: H3 Bloedvatenstelsel: 3.4-3.6................................................................................................ 65
LB IC1: H3 Bloedvatenstelsel: 3.8 ...................................................................................................... 65
1
, LB Anesthesiologie: H42 Vaatchirurgie: 42.5-42.6 ............................................................................ 65
HC12: Transplantatiepatiënten ............................................................................................................. 74
Meerdere artikelen ........................................................................................................................... 74
WC5: Recht en ethiek op de IC .............................................................................................................. 79
LB IC1: H1 Introductie: 1.6-1.6.4 + H6 Cardiopulmonale reanimatie: 6.5 ......................................... 79
2
,HC2: Interne ziektebeelden & farmacologie
LB IC1: H2 Hart: 2.6.6 + H4 Bloed: 4.8
Behandeling hypertensie
Doel: < 140/90 mmHg. Bij patiënten met DM en gestoorde nierfunctie wordt gestreefd naar < 130-
120/80 mmHg. Veel verschillende middelen werken allemaal even effectief, behalve bij:
▪ Coronairsclerose: geef bètablokkers
▪ DM of nierziekten: geef ACE-remmer of A2-antagonist
▪ Zeer moeilijk te behandelen hypertensie: alfablokkers
Hypertensieve crisis = acute sterk verhoogde RR die gecompliceerd wordt of kan worden door acute
schade aan hersenen, hart, nieren, grote bloedvaten of ogen. Om de snelheid van ingrijpen te
onderscheiden:
▪ Hypertensieve urgentie, > 200-220/120-130 mmHg. Behandeling kan met orale therapie en
moet binnen enkele uren tot een gecontroleerde lagere RR leiden om het ontstaan van
levensbedreigende orgaanschade te voorkomen. Nifedipine retard 20 microgram
(calciumantagonist) of captopril (ACE-remmer).
▪ Hypertensief noodgeval, dezelfde waarde maar met tekenen van acute orgaanschade:
Geef iv antihypertensiva
ᵒ Hypertensieve encefalopathie: ernstige misselijkheid, braken, verminderde
bewustzijn en eventuele focale neurologische uitvalsverschijnselen (afwijkingen CT
of MRI)
ᵒ Acuut hartfalen of myocard-ischemie
ᵒ Acute aortadissectie (als hypertensie niet de oorzaak is, toch laten dalen < 120/70)
ᵒ Ernstige hypertensie bij SAB
ᵒ Hypertensieve crisis bij feochromocytoom (gezwel bijniermerg dat teveel
stresshormonen maakt)
ᵒ Ernstige (pre-)eclampsie
ᵒ Ernstige hypertensie bij gebruik van amfetamine, lsd, cocaïne of ecstasy
ᵒ Retinopathie: retinale bloedingen, cotton wool spots of papiloedeem
Koorts bij IC-patiënt
Niet-infectieuze oorzaken (oa):
▪ Chemische ontstekingen, zoals pancreatitis of pneumonitis door inhalatie toxische gassen
▪ Trombo-embolieën/CVA. Een hogere temp is gerelateerd aan toegenomen hersenschade en
dus slechte prognose. Verhoogde O2 behoefte geeft ook sneller hypoperfusie.
▪ Neurologische patiënten: disregulatie in hypothalamus door hersenschade
▪ Immuun gecompromitteerde patiënten: verstoring immuunrespons. Bij oa hematologische
ziekte of behandeling (chemo), gebruik medicatie (bijv. corticosteroïden) of hiv/aids.
▪ Trauma en postoperatieve koorts (< 48u)
▪ Gastro-intestinale bloedingen
▪ Bloedtransfusie
▪ (Acute) bijnierschorinsufficiëntie
▪ Geneesmiddelen (overgevoelig, soms na 21 dagen nog, bij stoppen binnen 72u beter)
ᵒ Vooral anti-epileptisch, antiaritmica, AB en diuretica
> 39 graden maakt een infectieuze oorzaak veel waarschijnlijker. > 41 graden kan het ook een
neurologische oorzaak hebben waardoor de thermoregulatie wordt verstoord. Veel voorkomende
oorzaken van koorts op IC: lijnsepsis, beademingsgerelateerde pneumonie (VAP) en sinusitis bij
neussonde (ook risico VAP).
3
, Preventie VAP:
▪ Hoofdeinde is 30 graden ▪ Mondtoilet met chloorhexidine
▪ Dagelijks onderbreken sedatie ▪ Stressulcusprofylaxe van DVT
▪ Onderzoek of weaning al kan starten ▪ Cuffdrukmeting en aspiratie van vocht
Iatrogene koorts = koorts veroorzaakt door ingezette behandeling of monitoring.
Nosocomiale infectie = ziekenhuisinfectie
Community-acquired infecties = infecties buiten het ziekenhuis opgelopen (vaak nog AB gevoelig)
Verhoogde CRP en leukocyten zijn indicatief voor infectieuze oorzaak. Leukocytose kan ook optreden
bij: corticosteroïdgebruik, postoperatief, massale transfusie en trauma. Een laag aantal leukocyten
kan een uiting zijn van een ernstige infectie, speciaal bij oudere patiënten. Procalcitonine is een
gevoelige marker voor een beginnende infectie.
Acalculeuze cholecystitis: galblaasontsteking zonder galstenen: na trauma, ernstige sepsis en grote
buikchirurgie. Risico bij (te) late diagnostiek is ischemie of perforatie.
LB IC1: H5 Shock: tabel 5.10 + tabel 5.11 + 5.6.1.3-5.6.2
SIRS
Systemic inflammatory response syndrome criteria (minimaal 2):
▪ < 36 of > 38 graden
▪ HF > 90
▪ AH > 20
▪ pCO2 < 32 mmHg
▪ Noodzaak mechanische ventilatie
▪ Leukocyten verhoogd/verlaagd
Oorzaak SIRS: infectie, pancreatitis, brandwonden,
myocardinfarcten en operaties.
Sepsis
SIRS + infectie. Klinische verschijnselen:
▪ Koorts of hypothermie
▪ Koude rillingen
▪ Tachypneu en tachycardie
▪ Hypotensie, niet reagerend op volumesuppletie
▪ Verhoogde/verlaagde HMV met vasodilatatie/-constrictie (hyper-/hypodynamische vorm)
▪ Veranderd bewustzijn: verwardheid, delier, lethargie
▪ Gastro-intestinale symptomen: abdominale pijn, braken, diarree, icterus, oligurie of anurie
▪ Huidafwijkingen: petechiën, ecchymose, mucosale bloeding, pustels, etc.
Bij ernstige sepsis is er orgaandisfunctie, hypoxie en lactaatacidose. Hierbij kan al hypotensie zijn,
maar bij septische shock is systole < 90 mmHg of 40 mmHg gedaald en herstelt niet op vulling. Na
correctie van hypovolemie is de volgende stap vasopressie om MAP te hanteren.
MODS = multi-orgaandisfunctie syndroom, altijd door ernstig ziekteproces
SOFA score = Sepsis-related OrganFailure Assessment-score om de mate van orgaanfalen in te
schatten. Bij sepsis moet de SOFA score ≥ 2 zijn.
▪ AH ≥ 22/min
▪ Systolische RR < 100/90
▪ Verlaagd EMV
4