AFP periode 5
Week 1, les 1: college
Daly’s = uitdrukking van ziektelast uitgedrukt door
- Aantal verkorte levensjaren door ziekte
- Ziektejaarequivalenten = verlies aan kwaliteit van leven door de ziekte
Heeft een ranglijst, waarin zowel somatische als psychiatrische aandoeningen staan
Status mentalis = alle vastgestelde objectieve en subjectieve psychiatrische symptomen,
aanwezig op het moment van het onderzoek of tijdens de huidige ziekte-episode, op
systematische wijze vastgelegd -> wat zie je aan een cliënt
Echolalie = letterlijk herhalen van vragen, ontwijken van vragen
Dissociëren = om jezelf uit een emotionele belastende situatie te halen neem je een andere
persoonlijkheid aan. Vroeger meerdere persoonlijkheidsstoornis
De-institutionalisering = zo lang mogelijk buiten de instelling houden, de maatschappij weer
in
Week 1, les 2: werk les
Wat is volgens jou psychiatrie? Welke ‘beelden’ heb je hierbij? Wat weet je al over
psychiatrie? Heb je ooit wat gelezen over psychiatrie, films gezien etc.? Of ken je iemand die
ooit depressief is geweest, last had van angsten, een burn-out kreeg? Welke ervaringen uit
je omgeving heb je?
Wel films gezien over psychiatrie en wel eens in aanraking geweest met psychiatrische
mensen. Omdat ik geen ervaring heb gehad met betrekking tot stages ben ik wat meer
stereotype in het beeld van de psychiatrie. Wel vind ik het lastig dat deze mensen vaak in
hokjes gestopt worden en er eigenlijk al een behandeling klaar staat terwijl er niet naar
wensen en behoeften van deze mensen gekeken wordt. In het somatische werkveld wordt er
veel aandacht besteed aan de holistische mensvisie en heb het gevoel dat dit in de
psychiatrie ontbreekt.
1. Heeft kennis van de algemene psychiatrie zoals staat beschreven
in Clijsen e.a. hoofdstuk 1 & 2 van leerboek psychiatrie (Koenen & Van Piere,
2015) en kan ervaringen, voorkennis benoemen over psychiatrie binnen de werk-les.
Medisch specialisme wat zich bezighoudt met psychiatrische stoornissen.
2. Verzamelt informatie over het algemeen psychisch functioneren van een zorgvrager
en kan hierbij de verschillende domeinen benoemen voor observatie.
Algemene indruk = uiterlijk, klachtenpresentatie, gevoelens en reactie van onderzoeker,
contact en houding
Cognitieve functies = bewustzijn, aandacht en oriëntatie, intellectuele functies, voorstelling,
waarneming en zelfwaarneming, denken, geheugen
Affectieve functies = stemming, affect/emotie, somatische klachten en verschijnselen
(psychosomatisch), conversiestoornissen
Conatieve functies = psychomotoriek en spraak, motivatie en gedrag, mimiek
Persoonlijkheids(stoornissen) =
Cluster A zonderling: paranoïde, schizoïde, schizotypisch
, Cluster B dramatisch: antisociaal, borderline, histrionisch (theatraal), narcistisch
Cluster C angstig: vermijdend, afhankelijk, dwangmatig
Betrouwbaarheid =
Mate van betrouwbaarheid: goed, redelijk, twijfelachtig, onvoldoende
Oorzaak van onbetrouwbaarheid: stoornissen in bewustzijn of aandacht, intoxicatie,
intellectuele stoornissen, geheugenstoornissen, spraakstoornissen, achterdocht,
leugenachtigheid.
Deze functies zijn ook nodig voor het onderzoeken van het psychiatrisch onderzoek.
3. Heeft kennis van het psychiatrisch onderzoek volgens Hengelveld en weet deze toe te
passen binnen casuïstiek (KBS) in de werk-les.
Leidsekaartje Hengelveld: https://www.lumc.nl/sub/3010/att/1377770
4. Is in staat het ontstaan van afwijkend gedrag te verklaren vanuit het bio
psychosociaal model en kan dit vertalen naar het stress – kwetsbaarheidsmodel.
Hierdoor kan de student het ontstaan en voortduren van afhankelijk gedrag
verklaren.
Bio-psychosociaal model:
Onderstaande factoren werken constant samen om en bepaalde stoornis/ziekte te
ontwikkelen.
Biologische factoren = aanleg, erfelijkheid, stress bij moeder tijdens zwangerschap,
lichamelijke ziekten, voeding, algehele conditie
Psychologische factoren = perfectionisme, onzekerheid, behoefte aan bevestiging van
buitenaf, kortom iemands persoonlijkheid
Sociale factoren = moeilijkheden op het werk, emotionele verwaarlozing tijdens de jeugd,
conflicten met anderen, eenzaamheid enzovoorts.
Stress- kwetsbaarheid model:
Het stress kwetsbaarheidsmodel wordt gebruikt om te onderzoeken hoe biologische of
genetische factoren interageren met stressoren waardoor stoornissen zoals angst, depressie
en schizofrenie worden veroorzaakt. Het model stelt dat als de combinatie van aanleg en
stress een bepaalde grens overschrijdt, de persoon een stoornis gaat ontwikkelen op korte
termijn.
, 5. Kent het verschil tussen classificeren (DSM) en diagnosticeren. De student kan
aangeven wat DSM-classificatie is en wat het doel is van de DSM en wat de voor-en
nadelen van de DSM zijn (classificatiesysteem voor psychische aandoeningen).
Een classificatie zegt niets over de oorzaak van de klachten. Daarvoor is
een diagnose nodig. (Structuur)diagnose: Het betreft een 36-jarige, gehuwde vrouw met
matig ernstige depressieve stoornis, met vooral angst, insomnia, gewichtsverlies en agitatie,
sinds 8 maanden; derde episode met tussendoor onvolledig herstel. Depressieve en
bipolaire 2-stoornissen in de familie. Mogelijke etiologische factoren: overlijden vader op
jonge leeftijd; geen duidelijke luxerende factor; onderhoudende factor: relatieproblemen.
Geen actuele suïcidaliteit. Classificatie (DSM-5) Depressieve stoornis, recidiverend, matig
ernstig, met angstige spanning. De DSM 5 is een wereldwijd classificatiesysteem waarin de
psychische stoornissen beschreven staan. Ze zijn in vijf hoofdgroepen stoornissen:
a. Neurobiologische ontwikkelingsstoornissen (vroege en blijvende cognitieve deficiënties)
b. Psychotische stoornissen (deficiënties in de informatieverwerking)
c. Emotionele stoornissen (gebaseerd op negatieve affectiviteit)
d. Externaliserende stoornissen (gebaseerd op ongeremdheid)
e. Neurocognitieve stoornissen (neurologisch substraat).
6. Heeft kennis van ontwikkelingspsychologie volgens literatuur
De ontwikkelingspsychologie is de wetenschap die de normale ontwikkeling bestudeert van
kind tot oudere. Daarnaast probeert de (klinische) ontwikkelingspsychologie achterstanden
en stoornissen te beschrijven, te begrijpen en te verklaren.
Er zijn twee soorten:
De klassieke ontwikkelingspsychologie; ziet de ontwikkeling als een regelmatige
opeenvolging van fasen. Dit is een beschrijvende wetenschap.
De levenslooppsychologie; houdt zich vooral bezig met wat iemand in zijn leven
meemaakt en wat voor invloed dat heeft.
Verpleegkundige diagnosen stellen GGZ bij: standaardverpleegplannen voor de geestelijke
gezondheidszorg
KBS mw. Smits
, Mevrouw Smits is 28 jaar oud en woont in Eindhoven. Mevrouw woont samen met haar
huidige vriend en met haar zoontje van 2 jaar. Haar zoontje komt uit een eerdere relatie en
de vader is niet meer in beeld. Haar huidige vriend heeft goed contact met haar zoon.
Mevrouw heeft zelf geen contact met haar eigen vader en helaas is haar moeder al 10 jaar
opgenomen in een psychiatrische inrichting in Vught. Haar moeder is belast met een moeilijk
te reguleren bipolaire stoornis en heeft veel last van depressies waarin ze suïcidaal wordt.
Mevrouw Smits heeft in de periode waarin moeder nog thuis woonde al veel zorgen gekend
en woont sinds haar 18e op zichzelf. Het lukte niet om te studeren omdat mevrouw veel
moeite had met de financiële verplichtingen en haar bijbehorende emoties. Ze voelde zich
eenzaam en in de steek gelaten. Haar huisje was prima maar de buurt was minder prettig en
in de avonden onrustig, lawaaierig en er werd flink gebruikt. Echter was de huur betaalbaar.
Mevrouw heeft steeds verschillende baantjes gehad in bijv Kruidvat, Action etc. Op dit
moment is mevrouw werkloos maar haar vriend heeft een baan en ze redden zich ermee.
Mevrouw zegt het werk allemaal niet aan te kunnen in combinatie met de zorg van haar
zoon en ze krijgt naast haar sombere gedachten ook last van hyperventilatie op het moment
dat er iets van haar wordt verwacht. Haar vriend merkt op dat ze zich steeds meer afzondert
van haar omgeving en afhankelijker wordt naar hem toe. Ook merkt hij dat ze slecht slaapt,
haar uiterlijke verzorging wat verwaarloosd en ze zich steeds moeilijker kan concentreren. Ze
vraagt steeds om bevestiging en aandacht waardoor hij zich belemmerd begint te voelen. De
relatie staat dan ook onder druk.
Mevrouw ervaart de laatste weken veel stress en spanningen. De zorg van haar zoon ervaart
ze als te veel, de werkloosheid als falen en ze heeft het idee dat haar vriend haar gaat
verlaten. Mevrouw is in het verleden bekend geweest met automutilatie. Nu is ze hier de
laatste week weer mee begonnen. Ze trekt haren uit haar hoofd en drukt regelmatig haar
eigen sigaretten uit op haar armen. Haar vriend merkt dit en maakt zich zorgen. Hij ziet dat
het niet goed gaat met Mevrouw Smits. Hij verplicht haar een huisarts te bezoeken, want hij
trekt het zo niet langer met haar. Volgens hem wordt het zoontje verwaarloosd door middel
van haar gedrag.
Mevrouw gaat naar de huisarts en legt de situatie uit, hierdoor besluit de huisarts de
psychiater van de crisisdienst van GGZ te bellen voor een psychiatrisch onderzoek. Mevrouw
stemt hiermee in want ziet in dat er iets moet gebeuren.
Bio-psychosociaal model:
Dit model heeft als doel om aan te geven dat biologische, sociale en psychische factoren
dynamisch inspelen op elkaar en in staat zijn om zo de behandeling of het proces zowel
positief als negatief te beïnvloeden (Versluijs-Eering, 2004).
Dit model bestaat uit drie factoren die hierboven genoemd zijn. Deze factoren houden op
zichzelf staand het volgende in:
Biologische factoren = aanleg, erfelijkheid, stress bij moeder tijdens zwangerschap,
lichamelijke ziekten, voeding, algehele conditie
Psychologische factoren = perfectionisme, onzekerheid, behoefte aan bevestiging van
buitenaf, kortom iemands persoonlijkheid
Sociale factoren = moeilijkheden op het werk, emotionele verwaarlozing tijdens de jeugd,
conflicten met anderen, eenzaamheid enzovoorts.