Organisatie en Technologie
Hoorcollege week 1
Organisatie -> An organization is a tool people use to coordinate their actions to obtain
something they desire or value.
Enkele voorbeelden:
- Profit; ondernemingen – product/dienst – commercieel – winst.
- Non-profit; niet commercieel – verenigingen, stichtingen, scholen, goede doelen …
- Privaat versus Overheid
We kunnen organisaties op meerdere manieren weergeven:
Technologie -> Technology is a combination of skills, knowledge, abilities, techniques,
materials, machines, computers, tools, and other equipment that people use to convert or
change raw materials into valuable goods and services.
Hoe creëren organisaties waarde:
,Producten -> Tastbare producten die kunnen worden opgeslagen als voorraad, verkocht en
geretourneerd.
Diensten -> Ontastbare producten, zoals onderwijs, zorg, overheidsdiensten, en financiële
diensten, die vaak worden gecreëerd in een hoge interactie met de klant.
Waarom bestaan organisaties?
- Specialisatie en verdeling van werk.
- Gebruik van grootschalige technologie voor het realiseren van Economies of Scale
(Schaalvoordelen door grote volumes) en Economies of Scope (Schaalvoordelen door
effectiever inzetten van bronnen/middelen/menskracht)
- Aansturen van de omgeving
- Verminderen van transactiekosten
- Uitoefenen van macht en controle over medewerkers.
Effectiviteit gemeten door organisaties:
Competitief voordeel behalen door beter te presten dan andere bedrijven door meer
waarde te halen uit bronnen.
Effectiviteit -> Het juiste werk doen op het juiste moment voor de juiste klant in de juiste
hoeveelheid met de juiste producten/diensten.
Efficiëntie -> Het werk op de juiste manier doen, verschillende soorten prestatiematen,
waaronder productiviteit.
Productiviteit berekenen -> productiviteit = output/input
Organizational Theory -> The study of how organizations function and how they affect and
are affected by the environment in which they operate.
Huidige organisaties bouwen voort op historische ontwikkelingen en theoretische modellen.
Organisatiemodellen
Klassieke Management Theorie (o.a. Fayol, 1917):
Er is maar één goede manier voor de organisatie met o.a.
- Een duidelijke verdeling van werk
- Formeel
- Standaardisatie
- Hiërarchie
- Autoriteit
- Specialisatie
, Wetenschappelijke Management Theorie van Taylor (1911)
- Verschuiven van alle verantwoordelijkheid van medewerker naar manager.
- Centralisatie in planning en aansturing.
- Organisatie zien als een machine met werkwijzen procedures en standaarden.
- Nauwkeurig selecteren en trainen van werknemers om het werk efficiënt te doen.
- Alles ontworpen volgens wetenschappelijke methodes en tijdstudies.
- Monitoring van het werk.
Wat zagen we gebeuren door de eeuwen heen:
- Standaardisatie van werkwijzen.
- Technisch en mechanisch systeem.
- Verregaande centralisatie. Alles wordt “top-down” besloten met strikte hiërarchie.
- Houdt geen enkele rekening met werknemers.
- Mens als verlengstuk van de machine.
- Creativiteit van de mens wordt niet gebruikt.
Theorie van Systems (input-output) & Contingency (onzekerheden, omstandigheden,
toevalligheden):
- Er is niet één systeem.
- Het vinden v/d beste structuur, ontwerp, cultuur, beloningen en dergelijke hangen
allemaal af van de omgeving, klanten, concurrenten, producten, maatschappij en de
positie van de organisatie.
Aandacht voor de mens in de organisatie:
- Organiseren in coöperatief verband.
- Communicatie, interactie.
- Beloning niet alleen materieel.
- Taakspecialisatie kan tot vervreemding leiden.
- Medewerker als professional.
- Gezamenlijk optimaliseren.
Gevolg van de Industriële revoluties:
- Handmatige handelingen naar machinale bewerkingen.
- Exponentiele stijging van industriële activiteit en productiviteit.
- Laagwaardig wek vervangen door hoogwaardig werk.
- Centralisatie van werk in fabrieken en ontwikkeling van steden rond fabrieken.
- Mensen slimmer, beter opgeleid, gezonder, leven langer.
- Maar ook, veel arbeidsonrust, stakingen, ontslagen.