TV 1: Tijd van jagers en boeren (tot 3000 v Chr.)
Prehistorie: periode vanaf dat er mensen zijn, vóór de uitvinding van het schrift.
Proto-historie: periode tussen prehistorie en historie in, waarbij jouw eigen volk nog geen schrift heeft,
maar andere volken wel al over jou geschreven hebben.
KA 1 De levenswijze van jagers en verzamelaars.
KA 2 Het ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen.
KA 3 Het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen.
Agrarisch: landbouw.
Cultuur: het denken en doen van een bevolkingsgroep.
- Politiek: machtsverdeling, bestuur.
- Economie: bestaansmiddelen, hoe mensen inkomsten verdelen.
- Sociaal: gedrag en hoe mensen met elkaar omgaan.
- Godsdienst, taal, kunst, wetenschap, onderwijs, kleding etc.
Jagers-verzamelaars: mensen die leven van de jacht, visvangst en het verzamelen van planten/vruchten.
Landbouwsamenleving: samenleving waar de meeste mensen in de landbouw werken.
KA 1: De levenswijze van jagers en verzamelaars.
Politiek Egalitaire organisatie (overleg, geen vorst).
Economisc Jacht, visvangst en verzamelen als
h bestaansmiddel, geen geld, wel ruilhandel van
goederen en vrouwen.
Sociaal Geen klassenverschillen, wel rolverdeling
man/vrouw.
Cultureel Grotschilderkunst over jachttaferelen, vorm van
taal, polytheïstische natuurreligie, nomadisch
leven in de buitenlucht, tenten en grotten.
Het ontstaan van de mens
In Oost-Afrika was 2 miljoen jaar geleden een apensoort die in een gebied omsloten door hoge bergen
leefde. Het klimaat was anders dan in gebieden waar andere apensoorten leefden (gras ipv bomen),
waardoor ze zich anders ontwikkelden. Een kleine groep apen pasten zich aan (de botten veranderden en
hersenen groeiden).
- Homo sapiens: moderne mens (120.000 jaar oud).
- Etnische groep: groep mensen met erfelijke lichamelijke kenmerken (huidskleur) die anders zijn
dan bij andere groepen mensen.
Overige kenmerken jagers-verzamelaars
- Groepen van 20/30 man.
- Nomadische leefwijze (rondtrekken). Ze bleven in een gebied totdat het voedsel op was. Carrying
capacity: grootte van de groep afhankelijk van de hoeveelheid voedsel in een gebied. Per persoon
is ongeveer 10 km² nodig.
- Rolverdeling. Mannen: jagen op dieren en visvangst. Vrouwen: voedsel verzamelen en kinderen
verzorgen.
- Eenvoudige werktuigen van hout, steen, botten.
- Alles van de jacht werd gebruikt (vlees als voedsel, huid als kleding, botten als wapens).
Religie: Polytheïstische natuurreligie: godsdienst waarbij natuurkrachten (zon, water, bomen) worden
vereerd.
- Dmv magie (geheime kracht) de wereld verklaren. Ze bedachten bijv. goden voor seizoenen, het
weer en de jacht. gaf een gevoel van veiligheid.
, - Er waren meerdere goden.
- Geloof in een leven na de dood, daarom gebruikten ze grafgiften (geschenk dat aan iemand wordt
meegegeven in het graf).
KA 2: Het ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen.
Politiek Rijkste boer werd vorst, oorlogjes met naburige
stammen.
Economisc Landbouw als bestaansmiddel, meer handel over
h een grotere afstand.
Sociaal Verschil in rijkdom/macht.
Cultureel Religieuze kunst, polytheïstische natuurreligie,
nieuwe landbouwvoorwerpen, aardewerk,
huizen van klei (sedentaire revolutie).
Ontstaan landbouw
- 7000 v Chr. In het Midden-Oosten (Vruchtbare Halve Maan).
- Tussen 7000 en 3000 v Chr. in Europa.
- Neolithische revolutie: overgang naar de landbouw.
Ontdekking landbouw
- In Mesopotamië (Midden-Oosten, Irak) leerde men te zaaien en oogsten.
- Men ging dieren temmen, fokken en als huisdier houden (voor landbouw, vlees, wol, leer).
- Meer droogte, dus mensen bleven bij het water wonen. Rivierdalculturen: steden en staten langs
rivieren.
Gevolgen ontdekking landbouw
- Sedentaire revolutie: overgang van rondtrekken naar blijvend op 1 vaste plek wonen. Mensen
moesten bij hun akkers en vee blijven.
- Er ontstonden landbouwgemeenschappen in de vorm van een dorp: kleine nederzetting waar de
inwoners leven van akkerbouw en veeteelt.
Kenmerken landbouwsamenleving
- 4000 v Chr: uitvinding wiel en ploeg.
- Akkerbouw en veeteelt.
- Grotere groepen.
o Bij jagers en verzamelaars kon er pas een nieuw kind komen wanneer de vorige kon lopen
en niet meer gedragen hoefde te worden. Bij landbouwers hoefde dat niet en konden
kinderen sneller achter elkaar gemaakt worden.
o Landbouwgrond kon veel mensen voeden.
- Stevige huizen met voorraadkamers voor opslag van voedsel.
- Handel nam toe, omdat je landbouwproducten langer kon bewaren.
- Ontbossing voor de aanleg van akkers (dmv bijlen).
KA 3: Het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen.
Politiek Hiërarchische/gelaagde samenleving, oorlogen met naburige steden, vorm van
bestuur.
Economisch Landbouw als bestaansmiddel, handel over grote afstand, slavernij, verschillende
beroepen (specialisatie), belastingen (in natura), tempel voor opslag
landbouwgoederen, handel en als distributiecentrum (verdeling voedsel aan
burgers).
Sociaal Verschil in rijkdom/macht.
Cultureel Religieuze kunst en over de macht van de vorst, uitvinding schrift
(spijkerschrift/hiërogliefen), polytheïstische natuurreligie met tempels, priesters
, en offers, huizen van klei, paleizen, tempels (Ziggurat) en stadsmuren.
Oorzaak ontstaan steden
- De oogst leverde zoveel op, dat niet iedereen meer in de landbouw hoefde te werken.
Gevolgen ontstaan steden
- Ontstaan van nieuwe ambachten/beroepen (timmerman, smid, soldaat, kunstenaar, koopman).
- Dorpen groeiden uit tot steden: plaatsen waar de meeste inwoners niet meer in de landbouw
werkten.
Ontstaan van staten in Mesopotamië
De 1e steden ontstonden in Mesopotamië, langs de Eufraat en Tigris (bijv. Oer, Babylon, Memphis, Thebe).
Sommige politieke leiders voegden gebieden samen tot een staat: land met duidelijke grenzen waar een
kleine groep mensen de bevolking bestuurt.
Gevolgen ontstaan staten
- Gelaagde samenleving/hiërarchie: sommige mensen kregen meer macht/bezit dan andere.
- 3100 v Chr. Ontstaan van het schrift voor het bijhouden van voorraden, belastingen, distributie,
regels/wetten en mythen.
- Er werden voor het eerst rechtsregels opgesteld.
Het Oude Egypte (5000 – 30 v Chr.) Vorst/farao + familie
Tussen 5000 en 4000 v Chr. vond in het vruchtbare Priesters, hoge ambtenaren, legerleiding
Nijldal (langs de rivier de Nijl) de overgang naar
landbouw plaats. Er ontstonden dorpen en later steden Lage ambtenaren, ambachtslieden, soldaten
(Het Oude Egypte). Boeren
Slaven
De Egyptenaren bouwden dammen, dijken en sloten om
de Nijl te beheersen. Waterhuishouding: ze zorgden ervoor dat het water niet meteen terugstroomde als
het waterpeil zakte. Het vruchtbare slib zou zo op de bodem komen te liggen.
In Egypte was veel samenwerking, en sommige dorpen veroverden grondgebied van andere dorpen.
- In 3100 v Chr. waren er nog 2 grote gebieden over, elk geleid door een koning. Boven-Egypte
(zuiden) en Beneden-Egypte (noorden).
- Koning Menes (Boven-Egypte) maakte hier 1 staat van en werd farao.
- In 30 v Chr. viel de staat Egypte. Het werd een deel van het sterkere Romeinse Rijk.
Hiërarchische samenleving
- Farao: Als god vereerd en leider bij oorlogvoering.
- Priesters: tempels verzorgen, verering van goden leiden, veel grondbezit rond de tempels, hierop
werkten boeren, bestuur op hun grondbezit.
- Ambtenaren (het bestuursapparaat): farao helpen met het besturen van de staat. Hoge
ambtenaren/generaals namen soms de plek van de farao over.
- Boeren en normale volk: werken op de grond van priesters, belasting betalen, verplicht werken
voor de waterhuishouding/openbare diensten (graf bouwen, wegen maken, soldaat), geen invloed
op het bestuur, bescherming tegen vijanden, keuze uit beroepen.
- Slaven.
Godsdienst bij de Egyptenaren
- Op het begin had elk dorp een eigen god, later namen gebieden deze van elkaar over. Zo gingen ze
veel goden aanbidden (polytheïstisch).
- Sommige dieren waren heilig (valk, scarabee).
- Veel mythen over goden, halfgoden en helden: verhalen van een volk die werden doorverteld.