Leesdossier
Floor Gerlach
VWO
,Inhoudsopgave
Opdrachten Nieuw Nederlands Literatuur.............................................................................................2
Cursus 1, Praten over Proza................................................................................................................2
Cursus 2, Praten over Poëzie..............................................................................................................5
Historische literatuur, middeleeuwen (500-1500)..............................................................................8
Gedichtenanalyse.................................................................................................................................16
De Blauwbilgorgel.............................................................................................................................16
De woordlaag................................................................................................................................16
De klanklaag.................................................................................................................................18
De beeldlaag ................................................................................................................................19
De grafische laag ..........................................................................................................................19
De Halvemaanvis..............................................................................................................................21
De woordlaag................................................................................................................................22
De klanklaag.................................................................................................................................22
De beeldlaag.................................................................................................................................23
De grafische laag...........................................................................................................................23
Zo zijn onze manieren.......................................................................................................................25
De woordlaag................................................................................................................................26
De klanklaag.................................................................................................................................26
De beeldlaag.................................................................................................................................27
De grafische laag...........................................................................................................................27
Leesverslagen.......................................................................................................................................28
Karel ende Elegast............................................................................................................................28
Van den Vos Reynaerde....................................................................................................................32
Beatrijs..............................................................................................................................................37
Tonio.................................................................................................................................................41
De Aanslag........................................................................................................................................45
Twee vrouwen..................................................................................................................................50
De kleine blonde dood......................................................................................................................55
De kroongetuige...............................................................................................................................59
Het diner...........................................................................................................................................67
Leesautobiografie.................................................................................................................................76
Opdrachten Nieuw Nederlands Literatuur
Cursus 1, Praten over Proza
Paragraaf 1.0 - Literatuur
, 1. Ze is gelukkig dat haar zoon eindelijk een doel had en het rechte pad op wilde
gaan. Ik vind haar hoopvol, omdat ze van het beste uit wil gaan. Integendeel
vind ik haar ook naïef juist omdat ze niet precies weet wat hij van plan is.
2. Hij is loyaal naar zijn familie toe en trots op ze. Ook heeft hij veel ontzag voor
zijn familie.
3. Hij noemt zijn gevoelens van nostalgie ‘onbegrijpelijk’, omdat hij geen
leuke/goede jeugd heeft gehad.
4. “Een levenslang rijverbod…laatste centiem terugbetaald.” Ik vind het niet
grappig, er mag dan wel ironie inzitten, maar dat maakt iets niet per se
grappig. Persoonlijk vind ik het eerder grof dan grappig.
5. Ja, ik vind zijn stijl prettig om te lezen, omdat de alinea’s en zinsopbouw erg
gestructureerd zijn. Ook is zijn woordkeuze duidelijk.
6. ‘Helaasheid’ betekent dat iets ‘erg’ en ‘jammer’ is.
7. Ja, ik vind de titel bij de tekst passen, omdat er in het verhaal veel gebeurt
wat jammer, teleurstellend en een beetje hopeloos is.
8. Deels wel en deels niet. Een roman is fictief en een autobiografie is een deel
van het leven van de schrijver.
9. Ja, want het gaat ook over serieuze problemen. Zoals alcoholgebruik en
fysieke problemen.
10. Ja, want hij doet erg zijn best in de keuze en schikking van woorden in het
verhaal. De personages worden ook goed beschreven en het is een nieuw
soort verhaal.
Paragraaf 1.1 – Personages
1. Als een personage vaak in het boek terugkomt en je veel over deze persoon
komt te weten. Ook is het van belang dat de hoofdpersoon bepaalde
ontwikkelingen doormaakt in het verhaal.
2. “Ze houdt…in huis.” “Met tegenzin…worden afgehandeld.” “Eerst zijn…van
haar.” “Ongemerkt heeft…verslikt zich.”
3. Roxy kan pas weer ademen als de vreemdeling uit het huis is. Ze houdt haar
adem in, omdat ze niet wilt dat de vreemdeling haar ruimte in bezit neemt.
4. Op dat moment wilde ze dat de vreemdelingen uit haar huis gingen. Ze wilde
niet dat ze haar zouden zien.
5. De dood van haar man en een vreemdeling in het huis.
6. Het tweede conflict voelt zwaarder, omdat ze daar meer geschokt op reageert.
Ik vind dat ze niet de juiste prioriteiten stelt, omdat de dood van je man veel
zwaarder is dan een vreemdeling in je huis.
7. Angstig, paniekerig en zorgzaam.
8. Omdat je de persoon in zo’n klein stukje leert kennen door haar handelen.
9. Het past wel bij haar, want door haar horen wordt ze verblind en heeft ze een
tunnelvisie, waardoor er maar een ding belangrijk is.
10. Een literair personage, want ze is onvoorspelbaar en origineel.
Paragraaf 1.2 – Perspectief
1. Nee, ik vind dat Max neerbuigend doet tegenover Laurie.
2. Max is in shock en vindt dat Laurie vooral veel onzin uitkraamt.
, 3. Je gaat van een alwetende verteller naar Laurie haar perspectief.
4. Alwetende verteller: “Laurie verkoos…dit dekken,” en
5. “Haar echtgenoot…uitdrukking aan.”
6. Laurie: “Dit zei Laurie…het water hijst.”
7. “Scheidt…silofoon.”
8. Omdat je steeds vanuit iemand anders zijn gedachten leest is het wisselend.
Dit wisselende maakt het onbetrouwbaar, omdat iedereen iets anders vindt,
denkt of achterhoudt.
9. Of je met de persoon meeleeft of niet. Een perspectief laat je iets vanuit
iemand zijn ogen zien, waardoor jij die persoon beter kan begrijpen.
10. Ja, want Laurie wil het goed maken.
11. Omslag 2, omdat het me het meest aanspreekt, omdat er iemand op staat die
een buitenstaander is.
Paragraaf 1.3 – Setting en ruimte
1. Het doe met denken aan een sprookje.
2. Het huis, moskee, “Het was…lente.”
3. Het huis van de moskee, komynie, Parijs, Iran.
4. Grootmoeder, kinderen, Aga Djan, Alsaberi.
5. D
6. Mieren, moskee, bomen.
7. Geheime traditie en gewoonten.
8. Het huis karakteriseert grootmoeder en Imam.
9. Het houdt vernieuwing buiten.
10. Apart, je leert wat bij.
Paragraaf 1.4 – Tijd
1. “Toen…binnenliep.” “De slok…krot.”
2. 2,1,3,4,6,5
3. Omdat je zo weet hoe hij daar terecht is gekomen.
4. Ik denk een bekende, omdat hij hem erg bekend voorkomt en erg specifiek
beschreven wordt.
5. Omdat hij meer weet dan de hoofdpersoon, hij heeft voorkennis.
6. Omdat hij er nu achter komt hoe diep hij eigenlijk zit en dat het anders had
kunnen zijn.
7. Nee, want hij is verslaafd aan drank en wel, want hij is geschrokken.
8. Ik denk van wel, omdat de man hem bekend voorkwam en hem niet
neerschoot.
9. “De man…gevend.”
10. Is Lev de schutter? En wie is er neergeschoten?
11. Niet, wel, niet, wel, wel, niet
Paragraaf 1.5 – Thema’s en motieven
1. Eenheid, goed functionerende rechtsstaat, gemeenschapszin, tolerantie, civil
society, veiligheid en vrede, democratie.