Leerdoelen week 1 rechtsbescherming tegen de overheid
De betekenis van het Benthem-arrest voor het stelsel van
bestuursrechtspraak uitleggen;
Benthem-arrest = In dit arrest komt de verenigbaarheid van het beroep op de
Kroon in Hinderwetzaken aan de orde. Het Europees Hof voor de Rechten van de
Mens (EHRM) heeft geoordeeld dat een geschil over een Hinderwetvergunning
kan worden aangemerkt als een geschil over een burgerlijk recht als bedoeld in
art. 6 EVRM. De Afdeling voor de geschillen van bestuur van de Raad van State,
noch de Kroon kan worden aangemerkt als een rechter in de zin van dit artikel.
De Kroon moet worden aangemerkt als geen onafhankelijk en onpartijdig gerecht
dat bij de wet is ingesteld als bedoeld in art. 6 lid 1 EVRM.
Kroonberoep was decennialang de belangrijkste vorm van administratief beroep en van
rechtsbescherming tegen de overheid in Nederland. Het Kroonberoep was een beroep met
sterk judiciële (rechtelijke) trekken. In het Kroonberoep nam de Kroon (= koning en minster)
het besluit.
Het einde van het Kroonberoep is, ingeluid door internationaal recht waaraan Nederland is
gebonden (namelijk art. 6 EVRM). Het Benthem-arrest was doorslaggevend. Daarin werd
bepaald dat het Kroonberoep niet voldeed aan de in artikel 6 EVRM aan een juridische
procedure gestelde eisen. Dit arrest werd gebruikt om het Kroonberoep af te schaffen.
Om tot een uitspraak te komen in de zaak Benthem moest het EHRM twee vragen
beantwoorden:
1. De vraag of de weigering van de Hinderwetvergunning moet worden aangemerkt als
een ‘vaststelling van burgerlijke rechten en verplichtingen’ (civil rights and obligations)
en, als dat het geval was.
2. Of de Kroon kon worden aangemerkt als een onafhankelijke en onpartijdige rechter.
In de casus was er sprake van burgerlijke rechten en kon de Kroon niet aangemerkt worden
als een onafhankelijke en onpartijdige rechter. Art. 6 EVRM waarborgt onder meer de
toegang tot een onafhankelijk en onpartijdige rechter in gevallen waarin (door een
bestuursorgaan) burgerlijke rechten worden vastgesteld. Het Kroonberoep voldeed niet aan
deze verdragsrechtelijke eisen volgens het EHRM.
De functies en kenmerken van het bestuursprocesrecht uitleggen;
Het procesrecht is uniform, omdat in beginsel alle bestuursrechters aan de hand van dit
procesrechtrechtspreken. Maar ook hier moet je oppassen voor valkuilen. In de bijzondere
wet kan namelijk van het uniform bestuursprocesrecht worden afgeweken.
Bestuursrechtspraak = Als een (belanghebbende) burger een besluit voorlegt aan
een bestuursrechter om dit besluit te laten beoordelen op rechtmatigheid. De burger
legt het besluit aan de bestuursrechter voor in het kader van een beroepsprocedure
→ hoofdstuk 6 en 8 Awb. De procedure bij de bestuursrechter eindigt met een
uitspraak van de bestuursrechter, het beroep wordt dan gegrond of ongegrond
verklaard.
,Het bestuursprocesrecht kent (van oudsher) twee functies:
1. De rechtbeschermende functie;
De bescherming van de individuele rechtspositie van de burger staat voorop.
2. De toezichtsfunctie;
Het controleren door de rechter van de rechtmatige uitoefening van
bestuursbevoegdheden staat voorop. Bestuursbevoegdheden kunnen ingrijpen in de
rechtspositie van burgers en burgers hebben het recht op een rechtmatige
bevoegdheidsuitoefening.
Voor de inwerkingtreding van de Awb speelde de toezichtfunctie van bestuursrechter een
belangrijke rol. De bestuursrechter zag erop toe dat het bestuursorgaan in overeenstemming
met de bestuursrechtelijke regelgeving handelde. Hij controleerde het bestuur handelen als
het ware op rechtmatigheid. Tegenwoordig gaat de Awb uitdrukkelijk uit van de
rechtsbeschermingsfunctie. Dat betekent dat de twee belangrijke kenmerken van de
procedure bij de bestuursrechter onder de toezichtfunctie – namelijk de mogelijkheid
reformatio in peius en de mogelijkheid voor de rechter om ultra petita te gaan – in de Awb
niet meer zijn teruggekeerd. De rechtsbeschermingsfunctie staat voorop. De bestuursrechter
moet het verbod van reformartio in peius in acht nemen. Ook mag de bestuursrechter op
grond van het uniforme bestuursprocesrecht in de Awb in de regel niet buiten de
beroepsgronden treden (= verbod van ultra petita).
Reformatio in peius = Door het instellen van bezwaar of beroep komt de burger er
nog slechter voor te staan dan wanneer hij dat niet had ingesteld.
Ultra petita = De rechter beperkt zich niet tot het geschil zoals dat aan hem is
voorgelegd.
Een aantal centrale beginselen van het bestuursprocesrecht komt tot uitdrukking in art. 8.69
Awb. Art. 8:69 Awb geeft uitdrukking aan het verbod van ultra petita en het verbod van
reformatio in peius. Verder liggen hier algemene procesrechtelijke principes besloten:
1. Het verdedigingsbeginsel;
Het eerste lid bevat een belangrijke aspect van het verdedigingsbeginsel, namelijk
het beginsel van hoor en wederhoor. In dit artikel staat dat de rechtbank uitspraak
doet op de grondslag van het beroepschrift (hierin lezen we het verbod van ultra
petita), de overgelegde stukken, het verhandelde tijdens het vooronderzoek en het
onderzoek ter zitting. De rechter kan (dus) niet beslissen op grond van stukken die
, aan partijen onbekend zijn. Partijen moeten bovendien kunnen reageren op alle
stukken.
2. Het ambtshalve aanvullen van rechtsgronden;
De rechter kent het recht en moet dit ambtshalve toepassen. De verplichting tot het
ambtshalve aanvullen van de rechtsgronden komt erop neer dat de bestuursrechter
door de appellant aangevoerde feitelijke gronden zal moeten vertalen in juridische
gronden.
3. Het ambtshalve aanvullen van feiten/de niet-lijdelijkheid van de
bestuursrechter;
Het beginsel treft dat de rechter niet-lijdelijk is. De rechter kan ambtshalve (= op
eigen initiatief) de feiten aanvullen. Hij is niet verplicht de feiten aan te vullen, maar hij
mag dit doen. Door het aanvullen van feiten kan de bestuursrechter
ongelijkheidscompensatie bieden. De rechter mag ambtshalve op onderzoek uitgaan.
Artikelen waaruit blijkt dat de rechter niet-lijdelijk is: art. 8:69 lid 3 en 8:44 t/m 8:51
Awb. In praktijk blijkt het toch dat de rechter lijdelijk is. Hij gaat meestal uit van het
bewijs dat door partijen reeds verzameld is.
Voorbeeld het aanvullen van feiten → Anne heeft beroep ingesteld tegen de uitbreiding
van de Efteling nu de gemeente Loon op Zand heeft besloten toestemming te verlenen
voor deze uitbreiding. Zij vreest voor de geluidsoverlast die de uitbreiding met zich zal
mee brengen door de komt van nieuwe attracties. De bestuursrechter heeft de feiten in
de overgelegde stukken van partijen gezien en gelezen, maar schakelt een deskundige
in om te bepalen welke geluidsniveaus verwacht kunnen worden door de komst van
nieuwe attracties.
4. Vrijebewijsleer;
De omstandigheid dat er in het bestuursrecht geen expliciete regels van bewijsrecht
zijn. De rechter mag zelf weten hoe zwaar hij het bewijs laat wegen. In het
bestuursrecht is er meer vrijheid in het leveren van bewijs. In bestuursrecht moet je
het aannemelijk maken. Dit is bijvoorbeeld een verschil met het strafrecht. In het
strafrecht moet het wettig en overtuigend zijn.
In een geschil gemotiveerd aangeven welke voorprocedure en
rechtsbeschermingsprocedure van toepassing is;
Voor het beroep op de bestuursrechter gelden in beginsel dezelfde formaliteiten die
hoofdstuk 6 Awb ook stelt aan bezwaar en administratief beroep. De Awb kent een tamelijk
uitvoerige regeling van het bestuursproces. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen
de gewone procedure en een aantal bijzondere procedures die onder bepaalde
omstandigheden kunnen of moeten worden gevolgd.
Er moet in het algemeen (maar niet altijd) een bestuurlijke voorprocedure worden gevolgd
voordat een bestuursrechter in beeld komt. De voorprocedure begint bij het primaire besluit
van het bestuursorgaan. Je kan dan vervolgens in bezwaar of in administratief beroep.
Bezwaar doe je bij het orgaan dat het besluit heeft genomen. Administratief beroep doe je bij
een ander orgaan dan het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen.
Er zijn dus twee soorten voorprocedures:
1. Bezwaar (art. 1:5 lid 1 Awb);
Van bezwaar is er sprake als voorziening tegen een besluit kan worden gevraagd bij
het orgaan dat dit besluit nam. Dit orgaan moet zijn besluit dan opnieuw behandelen.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper sophievoorboom. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €8,49. Je zit daarna nergens aan vast.