100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Goederenrecht werkgroep uitwerkingen week 1 t/m 7 €8,99   In winkelwagen

Overig

Goederenrecht werkgroep uitwerkingen week 1 t/m 7

 16 keer bekeken  1 keer verkocht

Alle antwoorden van de werkgroepen van week 1 t/m 7 in een document.

Voorbeeld 6 van de 35  pagina's

  • 9 maart 2023
  • 35
  • 2021/2022
  • Overig
  • Onbekend
Alle documenten voor dit vak (98)
avatar-seller
notarieelstudent
Goederenrecht
B2
Werkgroep antwoorden wk 1 t/m 7

,Week 1
Casus 1
Antwoord:
- In eerste instantie was Peggy eigenaar van haar laptop (art. 5:1 BW). Hierdoor had zij
het recht van revindicatie, of te wel het recht om op te eisen (art. 5:2 BW). Nu
Daniëlle de laptop heeft gekocht is het opeisen echter niet gemakkelijk, want zij hoeft
hier niet in mee te gaan. Eigenlijk had Jelle de Laptop niet aan Danielle mogen
verkopen en leveren, want hij was op dat moment niet beschikkingsbevoegd in de zin
van art. 3:84 BW. Aangezien hij slechts houder was voor Peggy. Voor overdracht is
vereist dat er sprake is van een leveringshandeling (art. 3:90 jo. 3:114 BW), titel
(koopovereenkomst) en beschikkingsbevoegdheid. Doordat Jelle de laptop eigenlijk
alleen zou repareren heeft hij dus niet voldaan aan het beschikkingsbevoegdheid
vereiste.
Kan het nu zo zijn dat Daniëlle ondanks de beschikkingsonbevoegdheid toch eigenaar is
geworden van de laptop?
- Het is voor Danielle mogelijk om een beroep te doen op derdenbescherming (art. 3:86
BW), aangezien het gaat om een overdracht van een roerende zaak anders dan om
niet. In de casus wordt namelijk gezegd dat er wordt betaald. Daarnaast was Danielle
bij de aankoop te goeder trouw, aangezien uit de casus niet blijkt dat zij van de
situatie wist (art. 3:11 jo. 3:118 lid 3 BW). Dit zorgt ervoor dat zij toch eigenaar van
de laptop is geworden, ondanks dat er niet aan de vereisten van een rechtsgeldige
overdracht is voldaan. Peggy is het eigendom verloren. Op grond van art. 3:118 lid 3
BW zou Peggy het tegendeel eventueel moeten bewijzen.

Casus 2
Antwoord:
- Jelle houdt de laptop voor Elsa op grond van art. 3:115a jo. 3:90 BW. De overdracht
tussen Jelle en Ben heeft plaats gevonden op de geldige manier waarbij aan alle
vereisten is voldaan: geldige titel: de koopovereenkomst, een levering (art. 3:90 jo
3:114 BW) en beschikkingsbevoegdheid (art. 3:84 BW). De laptop ging hier dus
rechtsgeldig over van Ben naar Jelle.
Is er al geleverd voor 28 september?
- De volgende overdracht tussen Jelle en Elsa voldoet ook aan alle vereisten voor
overdracht (art. 3:84 BW). De c.p. levering (art. 3:115 sub a BW) vindt plaats voor
het faillissement van 28 september. Het maakt daarbij niet uit dat Elsa de laptop nog
niet letterlijk in handen heeft. Doordat aan alle vereisten is voldaan, is Elsa bevoegd
om de laptop op te eisen en is zij dus eigenaar geworden.
- Dit is anders wanneer de levering plaatsvindt na het faillissement op 28 september,
omdat het dan niet meer mogelijk is voor Jelle om te leveren. Dat wil zeggen dat hij
dan niet meer beschikkingsbevoegd is en daarom ook niet kan leveren (art. 23 jo. 35
Fw). Dit zorgt ervoor dat Elsa geen eigenaar is geworden en Jelle eigenaar is
gebleven.

Casus 3
Antwoord:
- De overdracht van de laptop tussen Ben en Jelle is niet volgens de vereisten van art.
3:84 BW verlopen: titel (koopovereenkomst) en levering (art. 3:90 jo. 3:114 BW) is
aan voldaan. Echter had Ben de laptop achteraf gezien gestolen, waardoor hij toen der

, tijd niet beschikkingsbevoegd was. Hier heeft dus in beginsel geen geldige overdracht
plaatsgevonden. Er moet vervolgens worden gekeken naar de derdenbescherming en
wordt Jelle dan evengoed eigenaar (art. 3:86 lid 1 BW). Er wordt voldaan aan de
vereisten: roerende zaak, anders dan om niet en te goeder trouw. Echter geldt hier de
uitzondering van art. 3:86 lid 3 BW voor Fatima en mag zij de laptop opeisen van
Jelle. Doordat de laptop niet meer in handen is van Jelle werkt dit in de praktijk echter
niet.
- De levering van Jelle aan Elsa geschiet op dezelfde wijze (titel en levering art. 3:84
BW), waardoor er wederom niet wordt voldaan aan beschikkingsbevoegdheid.
Daarom geldt er derdenbescherming op grond van art. 3:86 lid 1 BW. Hiervoor wordt
aan alle vereisten voldaan. Doordat er sprake is van diefstal geldt art. 3:86 lid 3 BW.
Voor Elsa geldt de bescherming van sub a en daarom blijft zij eigenaar. Hiervoor
moet worden voldaan aan de vereisten: aankoop gedaan in de winkel van Jelle en Elsa
is een natuurlijk persoon. Hiermee vervalt de hoofdregel van lid 3, omdat hier de
uitzondering van sub a geldt voor Elsa. Daarom gaat de revindicatie in de zin van art.
5:2 BW jo. art. 3:86 lid 3 BW voor Fatima niet op en kan zij de laptop dus niet
opeisen ten opzichte van Elsa.

Casus 4
Antwoord 4.1:
- Ten aanzien van de overdracht tussen Jet en Gerard is deze in 2019 gewoon geldig
gesloten. Aan alle vereisten is namelijk voldaan: titel (koopovereenkomst), levering
(art. 3:89 BW) en beschikkingsbevoegdheid (art. 3:84 BW). Op 20 mei 2019 is
Gerard eigenaar geworden.
- Op grond van art. 5:70 BW is de erfdienstbaarheid gevestigd op grond van art. 3:98
jo. 3:89 BW. Hiervoor moet het worden gevestigd bij notariële akte die wordt
ingeschreven in de openbare registers. Gerard krijgt ten opzichte van Ben een recht op
zijn goed. Ten gunste van het erf van Gerard en ten laste van het erf van Ben.
- Ben verkoopt het stuk grond aan Marie-Louise op 15 april op een rechtsgeldige
manier. Hierbij wordt voldaan aan de titel (koopovereenkomst), de levering en de
beschikkingsbevoegdheid (art. 3:84 BW).
- Echter is de koopovereenkomst op 1 december 2020 vernietigd door de rechter. De
vernietiging heeft terugwerkende kracht op grond van art. 3:53 BW. Dit zorgt ervoor
dat er geen sprake meer is van een geldige titel tussen Jet en Gerard. Achteraf gezien
was Gerard dus niet bevoegd om aan Marie-Louise het woonhuis en de tuin over te
dragen, want hij was geen eigenaar geworden. De overdracht tussen Jet en Gerard
(geen geldige titel) en ook de overdracht tussen Gerard en Marie-Louise (G niet
beschikkingsbevoegd, want geen eigenaar) was dus niet geldig, omdat niet aan alle
vereisten van art. 3:84 BW is voldaan.
- Het is voor Marie-Louise mogelijk om een beroep te doen op 3:88 BW. Op grond
hiervan wordt zij beschermd tegen de onbevoegdheid van Gerard die voortvloeit uit
de ongeldigheid van een eerdere overdracht, in dit geval met Jet, die niet het gevolg
was van beschikkingsonbevoegdheid van de toenmalige vervreemder. Hier is in deze
casus sprake van, want het gaat om het ontbreken van een geldige titel tussen Jet en
Gerard. Marie-Louise was te goeder trouw als verkrijger, dus er wordt aan alle
vereisten voldaan. Deze beschermingsregel zorgt ervoor dat Marie-Louise eigenaar
van de tuin is op 2 december 2020.

Antwoord 4.2:

, - In deze situatie wordt Ben met zijn erfdienstbaarheid beschermd door art. 3:88 BW,
op grond van art. 3:98 BW. Hier is sprake van, aangezien net als bij de vorige vraag
de geldige titel tussen Jet en Gerard wederom ontbreekt. Ben was daarbij te goeder
trouw. Dit zorgt ervoor dat Ben ook een beroep kan doen op art. 3:88 BW en daarom
een erfdienstbaarheid heeft op 2 december 2020.

Casus 5
Antwoord:
- Frederieke is bezitter en Nienke is houder. Er is hier beoogd om een levering c.p.
plaats te laten vinden op grond van art. 3:115 sub a BW. Er was sprake van een
geldige titel (koopovereenkomst), maar Nienke kon als houder ook niet c.p. leveren,
dus er heeft ook geen rechtsgeldige levering plaatsgevonden (art. 3:115 sub a BW).
Doordat de levering niet geldig is, kom je niet toe aan beschikkingsbevoegdheid. Hier
kan geen beroep worden gedaan op de bescherming van art. 3:86 BW, want er is
sprake van een leveringsgebrek en niet een gebrek in de beschikkingsbevoegdheid.
Dit zorgt ervoor dat het Paard in eigendom is van Frederieke op 3 december 2020,
doordat er geen rechtsgeldige overdracht heeft plaatsgevonden (art. 3:84 BW).
- Wanneer Nienke via art. 3:114 BW had geleverd, had het wel gekund.

Casus 6
Antwoord 6.1:
- Vernietiging zorgt voor terugwerkende kracht (art. 3:53 BW). Hierdoor wordt de
overeenkomst van geldlening vernietigd en werkt dit terug tot het moment dat de
overeenkomst tot stand kwam. De overeenkomst van geldlening wordt daarom geacht
nimmer tot stand gekomen zijn. De hypotheek is een beperkt recht, maar deze is niet
rechtsgeldig gevestigd (art. 3:98 jo. 3:84 BW). Want er is niet voldaan aan een
geldige titel in verband met de vernietiging.

Antwoord 6.2:
- Het gaat hier om een vorderingsrecht. De overdracht gaat op grond van art. 3:84 jo.
3:94 BW (levering via akte en mededeling). Marjolein was bevoegd om de vordering
te verkopen, want er was sprake van een geldige titel en een geldige levering (art.
3:84 jo. 3:94 BW). De overdracht is daardoor rechtsgeldig overgegaan aan de
Handelsbank.
- Het hypotheekrecht is afhankelijk van de vordering (art. 3:82 jo. 3:7 BW).
Afhankelijke rechten volgen het recht waaraan zij zijn verbonden. De handelsbank
ontvangt zowel het vorderingsrecht als het bijbehorende pandrecht.

,Week 2
Casus 1
Antwoord 1a:
Stap 1: is er sprake van vermenging of zaaksvorming?
- In deze casus gaat het om vermenging (art. 5:15 BW), omdat de olie wordt verenigd. Er
is sprake van echte vermenging. In art. 5:15 BW wordt bepaald dat de regels van
natrekking (art. 5:14 lid 1 BW) van overeenkomstige toepassing zijn. Hieruit volgt dat
de eigenaar van de hoofdzaak na vermenging eigenaar wordt van het geheel, echter is er
hier geen hoofdzaak of bestanddeel aan te merken. In art. 5:14 lid 2 BW staat vermeld
dat indien er niet een hoofdzaak kan worden aangewezen, beide eigenaren eigenaar
worden van de zaak na vermenging (mede-eigendom).

Stap 2: is er een hoofdzaak aan te wijzen?
- Nee, want de waarde van de olie is niet aan te merken als verschillend. Daarom is art.
5:14 lid 3 BW hier dus niet van toepassing. Dit is gebaseerd op het Glencore/Nationale
borgmaatschappij in r.o 3.7.4/3.7.5: we hebben te maken met art. 5:15 in relatie met art.
5:14. Deze kunnen worden toegepast als een van de zaken als hoofdzaak valt aan te
wijzen. Indien het dezelfde zaken zijn, dus geen hoofdzaak, dient de vraag of er een
hoofdzaak kan worden aangewezen te worden behandeld via art. 5:14 lid 3 BW. Indien
de waarde van een van de zaken duidelijk de ander overtreft of wanneer het volgens
verkeersopvattingen zo wordt beschouwd. Bij gelijksoortige zaken moet je niet gauw
aannemen dat er sprake is van een waardeverschil. In dat geval word je dan dus
gemeenschappelijk eigenaar op grond van art. 5:14 lid 2 BW.

Stap 3: wie is de eigenaar?
- Er is hier sprake van mede-eigendom, dus Total en Rosneft zijn beide eigenaar.

Stap 4:
- Er is hier sprake van eigendomsvoorbehoud (art. 3:92 BW). Daarom is Vopak of
Rosneft pas alleen eigenaar als zij aan hun betalingsverplichting hebben voldaan. Uit de
casus blijkt dat de betalingen nog niet hebben plaatsgevonden.

Conclusie:
- Er is sprake van mede-eigendom (art. 5:15 jo. 5:14 jo 3:166 lid 1 BW). Ieder naar een
evenredig aandeel van de waarde van hun oorspronkelijke roerende zaken (art. 5:14 lid
2 BW), dus Total is voor 1/3e eigenaar en Rosneft voor 2/3e.

Antwoord 1b:
- Er is een nieuw pandrecht ontstaan op het aandeel in de nieuwe zaak ten behoeve van
degene die het pandrecht op de door vermenging tenietgegane zaak had gevestigd. Dit
betekent dat het pandrecht alleen geldt ten opzichte van het deel van Rosneft op grond
van het Glencore/ Nationale Borgmaatschappij arrest. Het blijft dus op dezelfde wijze
bestaan. Op basis van art. 5:15 jo. 5:14 BW.

, Antwoord 2:
Stap 1: is er sprake van vermenging of zaaksvorming?
- Deze vraag gaat over zaaksvorming, aangezien er sprake is van menselijk handelen, of
te wel iemand vormt (art. 5:16 lid 1 BW). Het gaat om scheppende arbeid, er ontstaat
een nieuwe zaak (uit een of meer andere zaken), met een nieuwe identiteit.

- Art. 5:16 BW eist dat er een of meerdere zaken tot een nieuwe zaak worden gevormd,
door een persoon aan wie de zaken niet toebehoren, of in opdracht van hem. Hier is in
de casus sprake van, want er is een nieuwe zaak gevormd, namelijk benzine en dit is
gedaan door een persoon aan wie de zaken niet toebehoorde, namelijk Vopak.

Stap 2: wie vormt of doet de nieuwe zaak vormen?
- Vopak heeft aan Shell de opdracht gegeven om benzine te vormen, waarbij Vopak de
risico’s draagt. Vopak is dus de zaaksvormer en doet voor zichzelf vormen (art. 5:16 lid
2 BW). Vopak laat het vormen voor zichzelf door Shell.

Stap 3: wie is de eigenaar?
- Hierbij moet er worden gekeken naar art. 5:16 lid 2 BW in combinatie met het
Breda/St. Antonius arrest (pagina 21 arrestenbundel). In lid 2 wordt bepaald dat de
persoon die voor zichzelf vormt of doet vormen uit een of meerdere roerende zaken, als
de nieuwe eigenaar van de zaak kan worden beschouwd. Als de kosten te gering zijn,
dan blijven de vorige eigenaars gewoon eigenaar (tenzij-regel).

- In het Breda/St. Antonius arrest (een hoeveelheid staal wordt geleverd en in opdracht en
voor rekening van Breda gaat Antonius daar iets nieuws van maken) is bepaald dat om
te bepalen wie eigenaar van een zaak is, er gekeken moet worden naar een aantal punten
op grond van r.o. 3.3: wanneer doe je voor jezelf vormen, of te wel wanneer is art. 5:16
lid 2 BW van toepassing?
- De verkeersopvattingen die betrekking hebben op de rechtsverhouding die tussen
partijen voortvloeit;
- De nauwkeurigheid van de opdracht en of er een vaste prijs werd gehanteerd;
- Het risico betreffende de bruikbaarheid, verhandelbaarheid of winstgevendheid van de
zaak;
- De bruikbaarheid van de zaak voor de vervaardiger.
- In deze casus was de opdracht niet nauwkeurig voorgeschreven, hij deed het uit
zichzelf, de risico’s lagen bij Vopak en het eindproduct was voor Vopak ook wel
bruikbaar geweest.

Conclusie:
- Vopak heeft dus voor zichzelf gevormd via Shell en is dus eigenaar van de benzine (art.
5:16 lid 2 BW).

Antwoord 3:
- Ja, want €10.000 is erg gering ten opzichte van de totale waarde van de olie. De tenzij-
clausule van art. 5:16 lid 2 BW brengt met zich mee dat het eigendom niet overgaat op
Vopak, maar bij Total en Rosneft blijft. Als Vopak eigenaar zou worden zou dit niet
rechtvaardig zijn, gezien de lage kosten.

Casus 2

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper notarieelstudent. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €8,99. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 64438 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€8,99  1x  verkocht
  • (0)
  Kopen