Leerpakket 1 Leerdoelen Onderzoekend handelen
Lesweek 1
Denken:
Denken kan omschreven worden als een innerlijk of mentaal proces waarbij een beeld, voorstelling,
herinnering, of idee wordt gevormd. Nadenken, overwegen, zich te binnen roepen zijn aan denken
verwante begrippen.
Spontaniteit, beperkingen in controle en bijvangst
- Spontaniteit = de uit eigen aandrang en zonder nadere overweging handelen
- Beperkingen in (impuls)controle = de mate waarin je impulsen verwerkt en hoe snel je
hierop reageert, of je gelijk actie onderneemt of eerst bekijkt en nadenkt.
- Bijvangst = iets op volledig op automatische piloot doen en je er later pas bewust van
worden, denk aan de auto op slot doen en later twijfelen.
Waarheid, interpretatie, vertekening, biases (selectief waarnemen)
- Waarheid = de geldigheid van een gegeven.
- Interpretatie = de manier waarop ieder individu een situatie tot zich opneemt.
- Vertekening = een waarneming die verkeerd binnenkomt, beter bekend als een soort illusie
- Een bias = een waarneming waar alleen datgene waar wordt genomen dat de eigen visie
bevestigt.
Het verschil tussen brain en mind
- Brain = het fysieke brein, het effectieve orgaan.
- Mind = je gevoel bij bepaalde acties, je bewustwording en je gevoelens. Het morele aspect,
goed & kwaad.
False consensus effect
- De tendens om de mate van overeenstemming tussen eigen meningen, karakteristieken en
gedragingen en die van anderen, te overschatten.
- Het voorkomen dat je iemand goed denkt te kennen en antwoorden voor hun gaat invullen.
Echter wilt dit niet altijd kloppen
o Voorbeelden:
o Stelletjes. Hoe langer je een relatie met iemand hebt, denk je steeds beter te
weten wat jouw partner denkt. Zodra je denkt vanuit zijn/haar perspectief wat
hij/zij zou doen in een bepaalde situatie. Kans op overschatting.
o Verpleegkunde. Na een ongeluk waarbij iemand in kritieke situatie is
vanwege heftig bloedverlies, krijgt een patiënt een bloedtransfusie. Jehova’s
getuigen willen geen bloedtransfusies.
, Lesweek 2
Technisch analytisch denken
o Het systematisch ontleden van een complex probleem in zijn element. Stap voor stap
een probleem oplossen. (type 2 denken)
Empathisch denken
o Een denkvorm waarin meegeleefd wordt met het individu waar het vraagstuk
toepassing op heeft. Het vermogen je in te leven op de meningen, gevoelens en
gedachten van andere. (type 1 denken)
Irrationeel denken
o Impulsieve besluitvorming die tot stand komt door ervaringen waarin vaker een niet-
optimale uitkomst tot stand komt. Jezelf onrealistische taken opleggen. Vaak alles waar
het woord ‘moeten’ in voorkomt is vaak irrationeel. (type 1 denken)
Type 1 denken
o Denken is snel naar het meest logische antwoord zoeken, hierdoor ben je makkelijk
te verleiden naar een te snel getrokken conclusie. (intuïtie/op je gevoel)
o Weinig inspanning, automatisch, intuïtief, parallel, snel, vooroordelen
o Overstemt meestal het dagelijks leven
Type 2 denken
o Denken is rationeel denken, je denkt langer en bewust na over een antwoord/keuze
en komt zo op een optimale uitkomst/keuze.
o Inspanning, bewust reflectief, analytisch, sequentieel, langzaam
Voorbeelden 5 bovenstaande denkvormen
o Technisch analytisch denken
o Stoppen met roken. “Is halveren ook al genoeg?” Je zou eerst zeggen ja (type
1) maar na onderzoek helpt halveren met 25% en volledig stoppen helpt met
80%. Na verder denken kan je aangeven aan de patiënt dat stoppen beter is
(type 2).
o Empathisch denken
o Blij zijn voor iemand die een nieuw huis heeft, een nieuwe baan heeft of
ander goed nieuws heeft.
o Hoeft echter niet zo te zijn, iemand kan blij doen maar verdrietig zijn.
o Irrationeel denken
o Ik moet vandaag alle hoofdstukken van dit boek behandelen.
o Te snel een conclusie trekken bij een situatie.
o Type 1 denken
o Instinctief een actie ondernemen als je deze vaak heb gedaan, of zonder na
te denken iets doen.
o Type 2 denken
o Onderzoek doen naar het vraagstuk of met de auto naar het werk gaan erg is
of dat fietsen slechter of beter is.
o Type 1 zou gelijk zeggen ‘ja’. Type 2 gaat het eerst met feiten onderzoeken en
onderbouwen.
Priming
o Dat woorden, beelden en zelfs geuren bepaald gedrag kunnen activeren. Zo blijkt
bewuste aandacht niet altijd nodig te zijn, Veel gedrag verloopt automatisch.