100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Biologie samenvatting ecologie €8,49
In winkelwagen

Samenvatting

Biologie samenvatting ecologie

 0 keer verkocht

uitgebreide samenvatting van het biologie onderwerp Ecologie. Zo beschrijf ik alle onderwerpen die mogelijk in de toets zou kunnen voorkomen (met plaatjes).

Voorbeeld 3 van de 16  pagina's

  • 12 maart 2023
  • 16
  • 2022/2023
  • Samenvatting
  • Middelbare school
  • HAVO
  • Biologie
  • 4
Alle documenten voor dit vak (2063)
avatar-seller
milenakiraly
Hoofdstuk 1 Biotische en Abiotische factoren

Een ecosysteem is een min of meer natuurlijk begrensd gebied. In een ecosysteem
vormen de organismen en omgeving een samenhangend geheel, waarbinnen vele
wisselwerkingen spelen.
De levensomstandigheden in een ecosysteem worden bepaald door levende,
(biotische) en niet levende (abiotische) factoren.

Alle organismen die in het ecosysteem leven, of geleefd hebben, zijn de levende of
biotische factoren. De biotische en abiotische factoren samen vormen een
levensgemeenschap.
Voorbeelden van biotische factoren zijn bijvoorbeeld vogels, bacteriën, planten,
maar ook dode organismen, zoals een blad dat op de grond ligt.
Voorbeelden van niet levende of abiotische factoren zijn de temperatuur, de
hoeveelheid licht, de aanwezigheid van water, de samenstelling van de bodem,
enzovoorts.


Het begrip biotoop in de biologie.
Een biotoop is het eindproduct van het samenspel van de natuurlijke
omstandigheden in een bepaald gebied (klimaat, bodemgesteldheid, aanwezigheid
van zoet of zout water enz.) en hieruit ontstaat een bepaald landschapstype.
Kort gezegd gaat het bij een biotoop om een min of meer geografisch begrensd
gebied dat de specifieke leefomgeving vormt voor een bepaalde leefgemeenschap
van dieren en planten. Het totaal van de leefomgeving plus de daarin levende
leefgemeenschap wordt een ecosysteem genoemd.
Voorbeelden van biotopen zijn het tropisch regenwoud, de savanne,
moerasgebieden, woestijnen, rivieren, meren. En als we wat dichterbij huis blijven:
het bos, de duinen, het polderlandschap en de randmeren.
Elk dier leeft in een bepaalde biotoop, of in meerdere bepaalde biotopen en bezet
daarbinnen een bepaalde ecologische nis. De specifieke plaats waarin het dier leeft
binnen de biotoop wordt de habitat ('het leefgebied') van het dier genoemd.



De habitat/leefgebied moet altijd voldoen aan de eisen, die de bepaalde diersoort
stelt aan zijn omgeving, om te kunnen leven en zich voort te planten. Deze eisen
gaan om zowel abiotische factoren als biotische factoren. Een specifiek dier kan dus
wel in meerdere verschillende biotopen voorkomen, en zal daarbinnen dan steeds
een min of meer gelijke habitat bewonen (passend binnen de eisen van de soort).
Voorbeeld: een merel komt zowel voor in de biotoop 'bos(wal)', als in de biotoop
'stadstuinen'. In beide gevallen zal de merel daarbij zijn habitat vinden in en rond
struikgewas en heesters. Daar kan de merel zijn voedsel vinden, zich verschuilen
voor predatoren en zijn nest bouwen en jongen grootbrengen.

,Elk dier heeft ook specifieke eigenschappen die als het ware zijn afgestemd op het
leven in zijn specifieke habitat. Het dier dat het beste is toegerust voor het leven op
die specifieke plaats binnen de biotoop, zal die plek ook gaan bezetten. Andere
dieren worden daardoor als vanzelf naar andere plaatsen binnen de biotoop
gedreven (zo lang dat nog past binnen de habitat van dat dier), of volledig uit de
biotoop verdreven.


Abiotische factoren en tolerantiecurves
De ecologie is de leer van het leefgebied van de dieren. In de omgeving van dieren
werken veel invloeden in op de organismen van een leefgebied. De invloeden uit het
milieu van het organisme zijn in te delen in biotische factoren en abiotische factoren.
Deze biotische en abiotische invloeden beïnvloeden het organisme op het niveau
van de drie V's. De V's van veiligheid, voortplanting en voeding. De biotische en
abiotische factoren die het organisme beïnvloeden, zijn beperkende factoren. Deze
beperkende factoren zorgen dat de verschillende populaties in een ecosysteem niet
te groot worden en bepalen dus de draagkracht van een gebied voor een soort.
Een plant heeft bijvoorbeeld water en licht nodig om te kunnen groeien, daarnaast
moet een plant natuurlijk in een goede bodem staan. Is er een korte periode niet
genoeg licht dan zal de plant even niet groeien. De hoeveelheid licht is dan
beperkend voor de groei. Dat noem je dan dus de beperkende factor.
In een ecosysteem leven veel organisme samen, bijvoorbeeld in een bos. Sommige
vogels die in het bos leven eten insecten, daardoor zorgen deze vogels ervoor dat er
niet te veel insecten komen. Maar zijn er te weinig insecten dan kunnen deze vogels
niet leven. Dit zijn dus biotische factoren die elkaar beïnvloeden.




De invloed van deze abiotische factor kan bekeken worden op het niveau van het
individu zoals in de voorbeelden hierboven, maar ook op het niveau van het
ecosysteem, bijvoorbeeld een sloot.


Laten we kijken naar het effect van bemesting in de landbouw op een sloot in de
omgeving. De mest die op het land wordt gebracht bevat veel mineralen. Deze
mineralen zorgen ervoor dat de planten makkelijker kunnen groeien, maar een deel
van de mineralen lost op in regenwater en spoelt uit. Uitspoelende mineralen komen
via het regenwater in het grondwater en later in het oppervlaktewater terecht. Deze
mineralen zijn voedsel voor de planten (producenten), waaronder de eencellige
planten de algen. Te veel mineralen in het water leidt tot eutrofiëring. Het water is
dan erg voedselrijk. In warme periodes van het jaar kunnen onder invloed van de
grote hoeveelheden mineralen de algen in het oppervlaktewater explosief groeien.
Er komt daardoor weinig zonlicht tot op de bodem. Hierdoor zullen de meercellige,
aan de bodem verankerde planten spoedig sterven omdat de fotosynthese stopt.

, Planten hebben ten slotte licht nodig voor de fotosynthese. Deze meercellige planten
zullen op de bodem gaan liggen rotten. Reducenten (bacteriën en schimmels) in de
bodem zullen deze afgestorven planten afbreken. Hierbij verbruiken ze echter
zuurstof. Ze gebruiken zoveel zuurstof dat er steeds minder zuurstof in het water zit.
Door het gebrek aan zuurstof zullen ook de vissen (consumenten) sterven. Ook deze
zullen op de bodem door de reducenten worden afgebroken. Via een keten van
schakels en invloeden zal overbemesting kunnen leiden tot ‘dood’ water.




Grote hoeveelheden mineralen komen dus terecht in de bodem van de sloten.
Zolang deze mineralen in deze bodem blijven, zijn ze niet echt bereikbaar voor de
eencellige planten, de algen. In erg voedselrijk water zal men met milieubeheer
proberen deze mineralen in de bodem te houden en zal men met beheer ervoor
zorgen dat de mineralen niet in het water opgelost worden en voor de algen
beschikbaar worden. Als je een sloot uitbaggert, haal je veel nutriënten weg uit de
sloot. De nutriënten begraven onder een laag zand is ook een beheersoptie,
evenals het verwijderen van vissoorten als de brasem die de bodem omwoelen.


Tolerantiegrenzen voor abiotische factoren
Organismen moeten gewapend zijn tegen schommelingen van de abiotische
factoren in het milieu. De weerstand van het organisme tegen variaties van deze
abiotische factoren wordt aangegeven met de tolerantiegrens voor deze factor.
Smalle tolerantiegrenzen betekenen weinig weerstand van het organisme tegen
schommelingen in het milieu van deze abiotische factor. Het organisme zal het bij de
kleinste schommeling al moeilijk krijgen en terechtkomen in de zogenaamde
stresszone. Bij brede tolerantiegrenzen kan het organisme gemakkelijk grote
schommelingen van een bepaalde abiotische factor uit zijn milieu opvangen.
Organismen met brede tolerantiegrenzen noemen we opportunisten. Organismen
met smalle tolerantiegrenzen noemen we specialisten.




Organismen ontwikkelen voor de diverse abiotische factoren verschillende
tolerantiegrenzen. De ontwikkeling van deze verschillende tolerantiegrenzen wordt
gestuurd door de natuurlijke selectie. Het organisme zal smalle tolerantiegrenzen
ontwikkelen als een bepaalde abiotische factor uit zijn milieu (bijna) altijd constant is.
Leeft een organisme in een milieu waar een abiotische factor extreem schommelt,
dan zullen de tolerantiegrenzen voor deze factor breed worden. Bepaalde soorten
mosselen die leven op palen of rotsen die met laag water droogvallen, zullen een
bredere tolerantie hebben voor droogte (droogvallen) dan een andere soort mossel

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper milenakiraly. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €8,49. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 66781 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 15 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€8,49
  • (0)
In winkelwagen
Toegevoegd