dit is een samenvatting van heel deel 3 van maatschappijwetenschappen vwo methode seneca, hierin staat alles in een duidelijk overzicht met duidelijke pijlen en alle belangrijke informatie.
13.1 -> context: dé Nederlandse identiteit
Socialisatie -> het proces van overdracht en verwerving van de cultuur van de
groep(en) en de samenleving waar mensen toe behoren. Het proces bestaat uit
opvoeding, opleiding en andere vormen van omgang met anderen. Beinvloed
door referentiekader.
Identiteit -> het beeld dat iemand van zichzelf heeft, dat hij uitdraagt en
anderen voorhoudt en dat hij als kenmerkend en blijvend beschouwt voor zijn
eigen persoon en dat is afgeleid van zijn perceptie over de groep(en) waar hij wel
of juist ook niet deel van uitmaakt.
-> Persoonlijke identiteit: verwijst naar iemand zijn eigen zelfbeeld.
-> Sociale identiteit: verwijst naar de groepen waar iemand deel van
uitmaakt.
-> Collectieve identiteit: verwijst naar het beeld dat hoort bij een groep.
Voor Nederland: mening geven.
Collectieve identiteit heeft te maken met binding. Mensen in een groep voelen
zich met elkaar verbonden omdat zij dankzij het proces van groepsvorming
gemeenschappelijke waarden en normen ontwikkelen. Gemeenschappelijkheid
zorgt dat mensen zich samen een groep voelen.
Binding -> de relatie en onderlinge afhankelijkheden tussen mensen in een
gezin of familie, tussen leden van een groep, in de maatschappij en op het
niveau van de staat
-> Politieke bindingen: komt voort uit dat we als burgers niet dingen zelf
kunnen bepalen, bestuursapparaat nodig.
-> Affectieve bindingen: betrekking op behoefte aan vriendschap en
liefde.
-> Cognitieve bindingen: betrekking op overdracht van kennis,
leerprocessen die men doormaakt.
-> Economische binding: betrekking op alle handelingen verricht om van
levensonderhoud te voorzien.
Paradigma’s over binding ->
-> Functionalisme-paradigma: de deelsystemen in een samenleving
moeten bijdragen aan binding, anders loopt de samenleving gevaar.
Binding is het belangrijkste voor de samenleving.
-> Conflict-paradigma: de samenleving kent geen binding, maar groepen
met en zonder macht. Groepen onder elkaar kennen wel binding maar
samenlevingen niet, deze wordt gedomineerd door de groep met macht.
, -> Rationele-actor-paradigma: bindingen zijn ruilrelaties die mensen
aangaan vanuit hun belangen. Beide actoren hebben dan voordelen bij de
binding, groepsvorming alleen als er sprake is van nutsmaximalisatie.
-> Sociaalconstructivisme-paradigma: binding wordt bepaald door
identiteit van de actor en diens identificaties.
Groepsvorming -> het tot stand komen van bindingen tussen meer dan 2
mensen, doordat ze elkaar beïnvloeden en gemeenschappelijke normen en
waarden ontwikkelen
-> Formele groepen: vast omschreven doelen, vastgestelde regels en
procedures en rollenstructuur, bijvoorbeeld een maatschappelijke
organisatie of school.
-> Informele groepen: stilzwijgende binding zonder vastgelegde doelen
of normen of rollenstructuur, bijvoorbeeld een vriendengroep
-> Primaire groepen: van belang bij socialisatie op micro en mesoniveau,
groep met persoonlijke en emotionele band.
-> Secundaire groepen: belang voor socialisatie macroniveau of sociale
controle, doelgericht en onpersoonlijk en functioneel georiënteerd.
Bij groepsvorming worden vijf fasen onderscheid:
-> Oriëntatiefase: onzekerheid overheerst over manier van het met
elkaar omgaan.
-> Conflictfase: verschillen in opvattingen worden duidelijk en leidt tot
conflicten. Manier waarop hiermee wordt omgegaan onduidelijk nog.
-> Integratiefase: een zeker evenwicht komt tot stand tussen
opvattingen over samenwerking, gedeelde normen worden duidelijk
en je luistert en steunt naar elkaar
-> Uitvoeringsfase: samenwerking in de groep verloopt ongestoord en
voor zover er problemen zijn liggen deze niet in de weg van
samenwerking.
-> Ordefase: groepsleden proberen de manier van samenwerken aan
verdere regels te binden en zo tot institutionalisering van
groepssamenwerking
Macht -> het vermogen om hulpbronnen in te zetten om bepaalde doelstellingen
te bereiken en de handelingsmogelijkheden van anderen te beperken of te
vergroten.
Samenwerking -> het proces waarin individuen, groepen en of staten relaties
vormen om hun handelen op elkaar af te stemmen voor een gemeenschappelijk
doel.
,Institutionalisering -> proces waarbij een complex van waarden en min of
meer geformaliseerde regels vastgelegd wordt in standaard gedragspatronen,
die het gedrag van mensen en hun onderlinge relaties reguleren.
Tijdens groepsvorming wordt er onderscheid gemaakt tussen wie wel en niet bij
de groep mogen en of willen horen. Om afwijkend gedrag van leden te
verminderen is er ook sprake van sociale controle, hiermee voorkomen ze
uittreding.
-> Insluiting/ingroup: groep die een persoon een sociale binding en
identiteit geeft.
-> Uitsluiting/outgroup: groep waar een persoon afwijzend tegenover
staat of competitieve gevoelens mee heeft.
Soms willen mensen alsnog buiten de groep stappen, dit kan op drie
verschillende manieren
-> Niet meer bij willen horen: dropping out, opting out
-> Niet meer bij mogen horen: uitsluiting, discriminatie
-> Niet meer kunnen horen: armoede, werkloosheid
Conflict -> een situatie waarin individuen, groepen en of staten elkaar
tegenwerken om de eigen doelen te bereiken.
Sociale cohesie -> het aantal en de kwaliteit van de bindingen die mensen in
een ruimer sociaal kader met elkaar hebben, het gevoel een groep te zijn, lid te
zijn van een gemeenschap, de mate van verantwoordelijkheid voor elkaars
welzijn, en de mate waarin anderen daar ook een beroep op kunnen doen. Dit
kan versterkt worden door:
-> Wederzijdse afhankelijkheid (eigenbelang)
-> Dwang (macht)
-> Gedeelde waarden en normen (saamhorigheidsbesef)
Traditionele samenleving:
-> Sprake van een mechanische solidariteit
-> Verbonden in een morele gemeenschap en een arbeidsverdeling
waarbij ieder dezelfde taak heeft met gelijke en vaste patronen op basis
van gewoontes.
-> Gericht op eigen gebruik, nadruk lag op conformisme.
Moderne samenleving:
-> Sprake van een organische solidariteit
, -> Gebaseerd op vergaande arbeidsverdeling en taakdifferentiatie die
vraagt om individualiteit. Het collectieve bewustzijn en de gelijkvormigheid
domineren niet meer het individuele bewustzijn en handelen.
-> Meer ruimte voor zelfbepaling en individuele vrijheid, productie is
sterker gericht op de markt.
Sociale cohesie is ontzettend belangrijk voor een samenleving. In een pluriforme
samenleving als die van Nederlands is het belangrijk om niemand buiten te
sluiten.
-> Acculturatie: het aanleren en verwerven van een andere cultuur of
elementen daaruit, dan die waarin iemand is opgegroeid.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper sophievanlidthdejeude. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €9,49. Je zit daarna nergens aan vast.