LES 1
Flevopolder → jonge zeekleipolder
• Zeer regelmatige blokverkaveling (rationalisatie)
• Wilgenreservaat (knotbomen), dus vrij nat
• Geen heggen (geen zand, geen löss, geen rivier).
Landschap → complex relatiestelsel tezamen herkenbaar als landschap gevormd door levende en
niet levende natuur, waaronder de mens.
Hoe ontstaat landschap → door klimaat/weer en geologie (niet levende natuurlijke processen), door
flora en fauna (levende natuurlijke processen) en door de mens.
Classificeren van landschappen:
• Een meer natuurlijk landschap of een meer door de mens gevormd landschap
• Veel begroeiing, weinig begroeiing
• Een droge of natte omgeving
• Soort ondergrond
• Reliëf
Classificeren op basis van 1 kenmerk werkt vaak niet precies genoeg → gaat om wisselwerking
tussen meerdere factoren die landschap bepalen.
Definities landschap:
1. Totaalbeeld van aan de aardoppervlakte waarneembare “verschijnselen” ontstaan door de
geologie, biologie/ecologie en de mens
2. Een gebied dat door mensen wordt waargenomen en waarvan het karakter wordt bepaald
door de natuur en de mens en de interactie daartussen.
3. Een complex relatiestelsel tezamen herkenbaar als landschap gevormd door levende en niet
levende natuur, waaronder de mens.
Landschap is onderdeel van geografie, maar duidelijk geen exacte wetenschap. In dichtbevolkte NL
kan je niet om de invloed van mens en geschiedenis heen. Verklaringen voor landschap liggen vaak in
cultuurhistorie.
Cultuurhistorisch landschap → ruimtelijke variant van cultuurgeschiedenis → betrekking op
archeologie, historische geografie, historische bouwkunde, landbouwgeschiedenis.
Cultuurhistorie → verklaring voor veel elementen in landschap, zoals locatie sloten of bomenrijen.
Cultuur heeft bijzondere invloed op geografie → op Drentse zandgronden was er vroeger
gezamenlijk grondbezit, daardoor geen erfafscheidingen.
Historie heeft bijzondere invloed op geografie → Amsterdam was ooit grootste haven ter wereld,
terwijl het geografisch hiervoor helemaal niet gunstig ligt.
Techniek beïnvloed landschap → door mechanisatie landbouw moesten landbouwkavels groter
gemaakt worden.
Meer indelingen:
1. Indeling op basis van wijze van historische ontginning → cultuurhistorie
a. Droogmakerijen
2. Indeling op basis van grootschalige, vormende processen → fysische geografie
a. Zeekleilandschap, rivierenlandschap
3. Indeling op basis van landschappelijk beeld → landschapsarchitectuur
a. Coulissenlandschap (halfopen landschap dat wordt gekenmerkt door lapjesdeken
van kleine langgerekte percelen die worden afgeschermd door heggen, houtwallen
of muurtjes) of Slagenlandschap (“veenafgravingslandschap”).
4. Indeling op basis van zowel natuur- als cultuurhistorische elementen:
a. Terpdorpenlandschap, beekdalenlandschap
,5. Indeling op basis van bebouwingsvormen, de vorm van bebouwde kom o.i.v.
omgeving/ontstaansgeschiedenis.
a. Terpdorp, lintbebouwing
6. Indeling op basis van kartografische vormen, verkavelingspatronen → kartografie
a. Slagenlandschap, blokverkaveling, onregelmatige blokverkaveling
Droogmakerij:
Zeekleilandschap: Rivierenlandschap: Coulissenlandschap:
Slagenlandschap: Terpendorpenlandschap
Lintbebouwing: Blokverkaveling:
,Nederlandse situatie → gebruiken
Natuurbeheerstypen uit index van
Subsidie Natuur en Landschap (SNL) →
gebruikt door overheid en alle
terreinbeheerder (Staatsbosbeheer,
Natuurmonumenten, maar ook
particuliere Landgoedeigenaren).
Naast natuurtypen in deze index natuur- en landschap vind je ook terug:
• Landschapselementen die behouden moeten worden → houtwal, bomenlaan, scheer- of
knipheg, historische gebouwen etc.
o Definitie landschapselementen → afzonderlijke structuren in landschap met
cultuurhistorische betekenis.
• Agrarisch natuurbeheer → akkerranden, soortenrijke akkers/weilanden, bepaald type
landschap.
, Voorbeelden (beschermde) landschapselementen:
• Terpen of dijken (grote structuren en werken)
• Molens, boerderijtypen of tolhuisjes (cultuurhistorische gebouwen)
• Bomen (knotbomen, vaak wilgen), houtwallen of poelen (natuurlijke landschapselementen)
• Historische muren, eendenkooien of holle wegen.
Landschapselementen zijn ook beschreven in index natuur- en landschap van SNL en staan in
Natuurgebiedsplan van provincie.
Voorbeelden agrarisch natuurbeheer:
• Akkerranden inzaaien voor voedsel en dekking voor vogels en andere dieren
• Het graven van poelen voor kikkers, padden en salamanders
LES 2
Fysische geografie zandlandschap (stuwwal- en dekzandlandschap):
• Zandlandschap komt in grote delen van Oost- Nederland voor.
• Het is beperkt tot de stuwwallen en dekzandgebieden.
• Er zijn twee ontginningstypen
• Zandgronden NL ontstaan tijdens laatste 2 ijstijden.
2 ontginningstypen op zandgronden:
1. Kampontginningen met plaatselijke essen
2. Heideontginningen en bossen