M. NIJHOFF
HET LIED DER DWAZE BIJEN - 1926
Een geur van hooger honing
verbitterde de bloemen,
een geur van hooger honing
verdreef ons uit de woning.
Die geur en een zacht zoemen
in het azuur bevrozen,
die geur en een zacht zoemen,
een steeds herhaald niet-noemen,
ried ons, ach roekeloozen,
de tuinen op te geven,
riep ons, ach roekeloozen
naar raadselige rozen.
Ver van ons volk en leven
zijn wij naar avonturen
ver van ons volk en leven
jubelend voortgedreven.
Niemand kan van nature
zijn hartstocht onderbreken,
niemand kan van nature
in lijve den dood verduren.
Steeds heviger bezweken,
steeds helderder doorschenen,
steeds heviger bezweken
naar het ontwijkend teeken,
stegen wij en verdwenen,
ontvoerd, ontlijfd, ontzworven,
stegen wij en verdwenen
als glinsteringen henen.
Het sneeuwt, wij zijn gestorven,
wij dwarrelen naar beneden.
Het sneeuwt, wij zijn gestorven,
het sneeuwt tusschen de korven.
Argumentatie voor het kiezen van het gedicht:
Na het lezen van de eerste vier versregels sprak het ons al meer aan dan het eerste gedicht wat we
lazen en aangezien er toch nog negen gedichten volgen dachten we, dan beginnen we maar bij deze,
want je moet ergens beginnen.
Introductie Martinus Nijhoff:
, Martinus Nijhoff is geboren op 20 april 1894 in Den Haag en is later in 1953 op 26 januari overleden
in zijn geboorteplaats. Zijn vader was Wouter Nijhoff en zijn moeder was Johanna Alida Seijn. Zijn opa
die weliswaar dezelfde naam had als Martinus, had de uitgeverij Nijhoff opgericht.
M. Nijhoff heeft ‘rechten’ & ‘letteren’ gestudeerd, hij debuteerde als dichter in 1916 met de bundel
‘De wandelaar’.
Technische analyse:
Het gedicht bestaat uit 32 versregels en alle strofen in dit gedicht hebben als vorm een kwatrijn. In
het gedicht wordt gebruik gemaakt van een stijgend metrum en hebben we te maken met een
jambe. Je ziet dat in iedere strofe gebruik wordt gemaakt van enjambementen, de zin gaat namelijk
in iedere strofe over de grenzen van de versregel heen en krijgen de woorden waar de zin doorloopt
extra nadruk (bijv. honing, bloemen, honing, woning). Je ziet dat over het algemeen dat de klanken o
en oe veel gebruikt worden in dit gedicht, wat eigenlijk een sombere situatie suggereert, dit komt
overeen met de inhoud.
Rijmschema bij dit gedicht:
ABAA – BCBB – CDCD – DEDD – EDEE – DDDD – DCDD – CDCC
Slagrijm, gekruist rijm met eindrijm. Je ziet ook vaker in het rijmschema dat alle versregels van een
strofe op elkaar rijmen, op de tweede versregel na. Wat de benaming hiervoor is kunnen we niet
terug vinden.
Er wordt één keer gebruik gemaakt van een metafoor (als-vergelijking), namelijk in de een na laatste
strofe: ‘’als glinsteringen’’.
In iedere strofe wordt repetitio (herhaling van woorden) gebruikt, namelijk de 1 e en 3e zin zijn in
iedere strofe hetzelfde.
Ook wordt het gebruik van enumeratie (opsomming) opgemerkt in bijvoorbeeld strofe 7: ‘’ontvoerd,
ontlijfd, ontzworven’’.
Inhoudelijke analyse:
Cyriel
Strofe1
De bloemen worden door de bijen alleen gelaten (verbitterd) omdat ze denken dat er ergens anders
betere (hooger) honing te halen valt, ze kiezen voor de moeilijke weg. De bijen verlaten zelfs hun
woning om de betere honing te halen.
Strofe 1
Strofe 2
De geur en het gezoem dat in het blauwe ijs bevroren is. Je ruikt en hoort het de hele tijd
(herhalend).
Strofe 3
Ze zijn roekeloos omdat ze hun eigen plaats, de makkelijke weg (tuinen), verlaten op zoek naar de
interessante (raadselige) rozen waarvan de betere honinggeur vandaan komt.
Strofe 4
Ze zijn ver van hun thuis/vertrouwde gebied, maar wel gedreven om te vinden waar ze naar zoeken,
de betere honing.