BK2109 Ondernemingsrecht
HC1: Inleiding in het ondernemingsrecht
Introductie Nederlands Recht
Bronnen van recht:
Wet
Jurisprudentie = wettelijke uitspraken
Verdragen
Gewoonten
Onderscheid tussen:
Materieel recht: rechtsregels die betrekking hebben op de inhoud van rechten en plichten (Art.
310)
Formeel recht: rechtsregels voor handhaving materieel recht (procesrecht)
Nederlands Recht bestaat uit:
Publiekrecht: “Regelt de relatie tussen burgers en overheid”
Staatsrecht: regels met betrekking tot de organisatorische inrichting van de staat, zoals; kiesrecht,
regels eerst/tweede kamer, grondwet
Bestuursrecht: regels waar de overheid zich aan moet houden bij het nemen van besluiten
Strafrecht: regels waarin is vastgelegd welk gedrag strafbaar is, welke straffen daarvoor gelden en
via welke weg de strafoplegging gerealiseerd kan worden
Privaatrecht: “Regelt de relatie tussen burgers onderling”
Personenrecht
Afstammen
Handelings (on) bekwaamheid
Familierecht
Huwelijksvermogensrecht
Echtscheidingsrecht
Erfrecht
Vermogensrecht
Regels met betrekking tot vermogensbestanddelen (rechten en plichten)
Ondernemingsrecht
Regels met betrekking tot bedrijven en organisaties
Een belangrijk onderdeel is het rechtspersonenrecht (Boek 2 BW)
En meer…
Burgerlijk Wetboek: boeken -> titels -> afdelingen -> wetsartikelen -> leden -> subs
Jurisprudentie
Rechtelijke Macht
11 rechtbanken: vonnis – hoger beroep
4 gerechtshoven: arrest – cassatie
1 Hoge Raad (HR): arrest
De rechtbanken en gerechtshoven zijn feitelijk instanties
Hoge Raad kijkt of recht juist is toegepast
Soms ook bijzondere rechtsprekende instanties
Bijv.: Ondernemingskamer (OK) in het ondernemingsrecht
Verwijzing jurisprudentie: instantie – datum uitspraak – vindplaats – roepnaam
Begrippen
Dwingend recht: regels waarvan niet mag worden afgeweken, ook niet in een overeenkomst (art. 3:178, lid 1
BW)
Aanvullend (= regelend) recht: vult bijv. de overeenkomst aan als partijen zelf niks regelen hierover. Geeft
partijen de vrijheid een eigen regeling te treffen (middels een overeenkomst of bijv. de statuten) (art. 3:169 BW).
Boek 2 BW geeft vaak vrijheid om statuten naar eigen smaak in te richten (en dus af te wijken van de wet)
Rechtsfeit: juridisch relevant feit (afhankelijk van de omstandigheden) (bv. meerderjarig worden)
Rechtshandeling: handeling met beoogd rechtsgevolg (bv. het sluiten van een overeenkomst)
Nulliteiten (ziet op rechtshandelingen)
Nietigheid: werkt van rechtswege, in het openbaar belang -> er is nooit een rechtshandeling
geweest juridisch gezien
Vernietigbaarheid: dient men zich op te beroepen, ter bescherming van een persoon -> er is wel een
rechtshandeling geweest. Is er een beroep op gedaan, heeft het achteraf niet bestaan.
, Heeft terugwerkende kracht (artikel 3:53 BW)
Boek 2 BW kent eigen regeling m.b.t. nietigheid/vernietiging van besluiten
Totstandkoming en gevolgen van overeenkomsten
Koopovereenkomst: twee verbintenissen (art. 6:217 lid 1 BW): “een overeenkomst komt tot stand door
aanbod en aanvaarding” -> aanbod en aanvaarding zijn beide rechtshandelingen
1. Verkoper moet leveren
2. Koper moet betalen
Tekortkoming: de debiteur (schuldenaar) voldoet niet aan zijn verplichting die volgt uit de op hem rustende
verbintenis -> neutraal begrip: niet per se negatief
Acties op grond van tekortkoming:
Nakoming: art. 2:296
Ontbinding: art. 6:265
Schadevergoeding: art. 6:74
-> NB: toerekenbaarheid is vereist art. 6:75 BW
Toerekenbare tekortkoming: wanprestatie
Niet toerekenbare tekortkoming: overmacht
Overmacht: een tekortkoming kan de schuldenaar niet worden toegerekend,
indien zij niet is te wijten aan zijn schuld, noch krachtens wet, rechtshandeling of in het
verkeer gelende opvattingen voor zijn rekening komt
De onrechtmatige daad (art. 6:162 BW)
= Buitencontractuele aansprakelijkheid
=/ Rechtshandeling, wel een rechtsfeit dat verbintenissen (zoals schadevergoeding) doet ontstaan
Onrechtmatige daad – toerekenbaar – causaal verband – schade – relativiteit
1. Onrechtmatigheid (art. 6:162 lid 2 BW): “Als onrechtmatige daad worden aangemerkt een inbreuk
op een recht en doen of nalaten in strijd m et een wettelijke plicht of met hetgeen volgens ongeschreven recht
in het maatschappelijk verkeer betaamt, een en ander behoudens de aanwezigheid van een
rechtvaardigingsgrond.”
2. Toerekenbaarheid (art. 6:162 lid 3 B): “Een onrechtmatige daad kan aan de dader worden
toegerekend, indien zij te wijten is aan zijn schuld of aan een oorzaak welke krachtens de wet of de in het
verkeer geldende opvattingen voor zijn rekening komt.”
Toerekening door schuld of wet of VOV (verkeer opvattingen)
3. Aansprakelijkheid
Aansprakelijkheid: bij wie kan een schuldeiser aankloppen?
Art. 6:6 lid 1 BW: “als een prestatie door twee of meer schuldenaren verschuldigd is, zijn
zij ieder voor een gelijk deel verbonden, tenzij uit de wet, gewoonte of rechtshandeling
voortvloeit dat zij voor ongelijke delen of hoofdelijk verbonden zijn.”
Bijv. overeenkomst aangegaan met meerdere personen die samen een onderneming
hebben
Art. 6:102 lid 1 BW: “rust op ieder van twee of meer personen een verplichting tot
vergoeding van dezelfde schade, dan zijn zij hoofdelijk verbonden (…)”
Hoofdelijke verbondenheid: ieder voor het geheel aansprakelijk
Schuldenaren kunnen onderling schade verrekenen (=regres)
NB: In het ondernemingsrecht gelden soms afwijkende regels, bijv. artikel 18 WvK
(hoofdelijke aansprakelijkheid van vennoten bij de vof).
Vertegenwoordiging
Vertegenwoordiging: het bevoegd verrichten van rechtshandelingen namens een ander
Bijv. bestuurder die vennootschap vertegenwoordigt
Volmacht: de bevoegdheid die een volmachtgever verleent aan een ander, de gevolmachtigde, om in zijn
naam rechtshandelingen te verrichten
Soms nodig om rechtsgeldig te kunnen vertegenwoordigen
Faillissement
Faillissement: Beslag op het totale vermogen, aangevraagd door schuldeisers, schuldenaar of het openbaar
ministerie. Curator wikkelt faillissement af namens schuldeiser
Art. 1 lid 1 faillissementswet: “De schuldenaar, die in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te
betalen, wordt, hetzij op eigen aangifte, hetzij op verzoek van een of meer zijner schuldeiser, bij rechterlijk vonnis
in staat van faillissement verklaard.”
Conservatoire fase: bewaarfase (curator kijkt wat stand van zaken is)
, Verificatiefase: vaststellingsfase, eindigend in verificatievergadering (curator stelt vast of
vorderingen juist zijn). Dit kan resulteren i het sluiten van een akkoord met de schuldeiser, anders:
Executoriale fase: verkoop goederen vermogen schuldenaar
Wet homologatie onderhand akkoord (WHOA): akkoord met schuldeiser om dreigend faillissement af te
wenden
HC2: Onderneming en ondernemingsvormen
Onderneming en ondernemingsvormen
3 elementen onderneming:
Levering van goederen of diensten
Meer dan een symbolische vergoeding
Deelname aan het economische verkeer
Ondernemingsvormen
Geen rechtspersoon:
Eenmanszaak
Een onderneming die door een natuurlijk persoon wordt uitgeoefend
Is niet in de wet geregeld
Geen juridische scheiding tussen privévermogen en ondernemingsvermogen
Mensen kunnen op arbeidsovereenkomst werkzaam
(Zaakschuldeisers) privévermogen = ondernemingsvermogen (priveschuldeisers)
Art. 3:276 BW: “tenzij de wet of een overeenkomst anders bepaalt, kan een schuldeiser
zijn vordering op alle goederen van zijn schuldenaar verhalen”. Er is geen afgescheiden vermogen.
Personenvennootschap
Maatschap (art. 7A: 1655-1688 BW): obligatoire wederkerige overeenkomst tot
samenwerking van twee of meer personen (vennoten of maten), op basis van gelijkheid, die erop
gericht is om door middel van hun inbreng voor gemeenschappelijke rekening voordeel te behalen
dat hun allen ten goede komt.
Vennootschap onder firma (vof) (art. 7A: 1655-1688 BW en art. 15-18 WvK): maatschap
tot uitoefenen van gemeenschappelijk bedrijf onder gemeenschappelijke naam.
Commanditaire vennootschap (CV) (art. 7A: 1655-1688 BW en art. 15-18 WvK en art.
15 jo. 19 WvK): een vof met een vennoot die financiering/gelden verstrekt.
Rechtspersonen
Art. 2:5 BW: een rechtspersoon staat wat het vermogensrecht betreft, met een natuurlijk persoon
gelijk, tenzij uit de wet het tegendeel voortvloeit
Een rechtspersoon is rechtssubject, drager van rechten en plichten, net als een natuurlijk persoon
Aspecten van rechtspersonen:
Doelstelling
Vertegenwoordiging (wie mag handelen en overeenkomsten aangaan namens het
restaurant?)
Zeggenschap (wie is de baas?)
Aansprakelijkheid
Interne organisatie (wet, statuten, regelementen)
Organen
Verschil rechtspersoon en natuurlijk persoon:
, Privaatrechtelijke rechtspersonen
Verenigingen (titel 2.2 BW)
Coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen (titel 2.3 BW)
Naamloze vennootschappen (titel 2.4 BW)
Besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid (titel 2.5 BW)
Stichtingen (titel 2.6 BW)
Algemene bepalingen (titel 2.1 BW)
Dwingend recht
Art. 2:25 BW is de hoofdregel: regels van rechtspersonenrecht zijn in beginsel dwingend, tenzij uit de wet
anders blijkt
Dwingend recht: regels waarvan partijen niet kunnen afwijken (bv. Art. 2: 177 BW)
Regelend recht: wettelijke regels waarvan partijen mogen afwijken (bv. Art. 2:195 BW)
Ondernemingsvormen:
Vereniging en stichting:
Kunnen een onderneming drijven.
Vereniging minder geschikt (art. 2:26 lid 3 BW): vereniging mag geen winst aan haar
leden uitkeren.
Stichting minder geschikt (art. 2:285 lid 3 BW): vereniging mag geen winstuitkeringen
doen aan haar oprichters en personen die deel uitmaken van haar organen.
Coöperatie:
Art. 2:53 tot en met 2:64 BW: Een coöperatie moet zich blijkens de statuten ten doel
stellen in bepaalde stoffelijke behoeften van haar leden te voorzien krachtens overeenkomsten,
anders dan verzekering, met hen gesloten in het bedrijf dat zij te dien einde te hunnen behoeve
uitoefent of doet uitoefenen
NV en BV:
Naamloze vennootschap (NV): de NV is een rechtspersoon met een of meer in
overdraagbare aandelen verdeeld maatschappelijk kapitaal. Een aandeelhouder is niet
persoonlijk aansprakelijk voor hetgeen in de naam van de vennootschap wordt verricht en is
niet gehouden boven het bedrag dat op zijn aandeel wordt gestort i de verliezen van de
vennootschap bij te dragen.
Besloten vennootschap (BV): de BV is een rechtspersoon met een in overdraagbare
aandelen verdeeld kapitaal. Een aandeelhouder is niet persoonlijk aansprakelijk voor hetgeen
in de naam van de vennootschap wordt verricht en is niet gehouden boven het bedrag dat op
zijn aandeel wordt gestort in de verliezen van de vennootschap bij te dragen.
Motieven voor oprichten NV/BV: