Visies op gezondheid
Medische, monocausale visie
Iedereen is gezond die niet ziek is of geen lichamelijk gebrek heeft. Volgens de
monocausale visie is er één oorzaak voor het ontstaan van een ziekte. Is de oorzaak
aanwijsbaar, dan is een persoon ziek. Is er geen oorzaak aanwijsbaar, dan is de persoon
gezond.
Biologische visie
Volgens deze visie moet het lichaam zich voortdurend aanpassen aan externe
omstandigheden. Iemand is gezond als hij ertoe in staat is om zijn interne milieu constant te
houden bij wisselende externe omstandigheden.
→ Als verpleegkundige kun je inzicht krijgen op iemand zijn biologische
gezondheid door
bepaalde handelingen te verrichten bij de patiënt, bijvoorbeeld de temperatuur meten of
de bloedglucosespiegels bepalen.
Psychologische visie
Deze visie ziet gezondheid als het in staat zijn om als persoon doelen te behalen die je zelf
gesteld hebt. Je bent gezond als je je geestelijk optimaal voelt en je bent ziek als je je niet
aan je geestelijke behoeftes kunt voldoen. De mensen die zichzelf gezond noemen zijn
volgens deze visie ook gezond, zelfs als ze lichamelijk ziek zijn.
→ Als verpleegkundige kun je door te observeren en te praten een inzicht krijgen
in hoe de
patiënt zijn gezondheid ervaart.
Sociale visie
Bij deze visie staan het maatschappelijk functioneren centraal, de eigen verlangens en
behoeften zijn hieraan ondergeschikt. Een persoon is ziek als hij zich niet kan aanpassen en
gedragen naar de normen en waarden van zijn cultuur.
→ Als verpleegkundige kun je inzicht krijgen over iemands sociale gezondheid
door te
informeren naar hun sociale functioneren. Je kunt bijvoorbeeld vragen of het iemand lukt
om een drukke baan te combineren met de thuissituatie.
Humane, multicausale visie
Bij deze visie wordt er naar de mens in zijn geheel gekeken. Gezondheid is een combinatie
van volledige lichamelijke, sociale en geestelijke gezondheid en niet alleen de afwezigheid
van ziekte en lichamelijk gebrek.
Dynamische visie
Gezondheid is het vermogen zich aan te passen aan psychische, sociale en fysieke
factoren. Dit aanpassingsvermogen vraagt de mens zelf regie te houden over zijn leven en
dus zijn eigen gezondheid te managen. Niet het gezondheidsprobleem staat centraal, maar
het vermogen zich aan te passen aan
wisselende invloeden.
Gezondheid: het vermogen zich aan te
passen en eigen regie te voeren in het licht
van
sociale, fysieke en emotionele uitdagingen
in het leven. (Machteld Huber)
,Beroepscode: geeft de normen en waarden van de beroepsgroep aan en maakt duidelijk
wat naasten en andere zorgverleners van de verpleegkundigen kunnen verwachten.
Het draagt bij aan een goede beroepsuitoefening door verpleegkundige en verzorgende.
Belangrijke waarden: betrouwbaarheid, respect, eerlijkheid en rechtvaardigheid
Beroepsprofiel: staat in geschreven waar een verpleegkundige voor is opgeleid
Professionele standaard: standaarden, richtlijnen en protocollen, wet- en regelgeving,
uitspraken in rechtszaken, richtlijnen van inspectie, ethische uitgangspunten, standpunten
en adviezen van beroepsgroep.
De belangrijkste taken als verpleegkundige zijn:
1. Het bevorderen, instandhouden en herstellen van gezondheid
2. Voorkomen van ziekte en beperking
3. Lijden en ongemak verlichten
4. Steun en begeleiding van naasten
5. Regie zoveel mogelijk bij zorgvrager leggen
Speciale ziekenhuisbedden:
1. Air-filled bedden
Bedden met een air-filled matras in plaats van een standaard matras. Deze worden
ingezet bij patiënten die een groter risico op decubitus hebben.
2. Zandbedden
Worden gebruikt bij patiënten die geen wisselligging kunnen verdragen of mogen krijgen,
bijvoorbeeld bij brandwondpatiënten.
3. Kinetische bedden
Deze bedden worden continue in beweging of trilling gehouden. Ze worden gebruikt bij
patiënten met een instabiele wervelkolom.
4. Bariatrische bedden
In dit bed kan worden gewogen en kan worden omgebouwd tot stoel. Dit bed is voor
mensen met ernstig overgewicht.
De huid bestaat uit:
- Epidermis (opperhuid)
- Dermis (lederhuid)
Epidermis + dermis = cutis
- Subcutis
Functies van de huid: bescherming, warmteregeling, uitscheiding, vochthuishouding,
zintuiglijke waarnemingen, vitamine D productie
Decubitus: doorligwonden, worden veroorzaakt door druk- en/of schuifkracht. Decubitus is
te voorkomen door goede voorlichting te geven en door preventieve maatregelen.
Categorie I: niet wegdrukbare roodheid bij een intacte huid
→ Sprake van verkleuring van de huid, warmte, oedeem, verharding en pijn
, Categorie II: verlies van deel van de huidlaag of blaar
→ Gedeeltelijk verlies van dermis, waardoor een oppervlakkige open wond met
rood/roze
wondbodem, zonder wondvocht, zichtbaar wordt. Kan ook intacte of open, met vocht en
bloed gevulde blaar zijn.
Categorie III: verlies van volledige huidlaag met eventueel zichtbaar vet
→ Volledige huidlaag is verloren, er kan vet zichtbaar zijn, maar botten, pezen en
spieren
zijn bedekt. Wondbeslag kan aanwezig zijn.
Categorie IV: verlies van volledige weefsellaag met eventueel zichtbaar bot/spier
→ Verlies van volledige weefsellaag met blootliggend bot, spier of pees.
Wondbeslag of
korst kan aanwezig zijn.
Het aantal blessures van patiënten en personeel neemt af door het voeren van een beleid
van niet tillen, het gebruik van transfer apparatuur en het volgen van protocollen voor
transfers en juiste houdingen bij onderzoeken, verzorgen en behandelen.
Tilindex: gewicht dat je tilt delen door aanbevolen gewicht (23)
→ Tilindex boven 1 betekent een groter risico op lichamelijke klachten.
Algemene richtlijnen voor transfers:
- juiste houding
- werklast gelijkmatig verdelen
- juiste werkhoogte
- gebruik grote spieren (been en bilspieren)
- duwen ipv trekken en tillen
- hulp vragen van andere
- houdt de romp recht
Hoe treed een infectie op?
1) Aanwezigheid van ziektekiem (ziekteverwekkend micro-organismen)
2) Besmettingsbron, de bron van micro-organismen die zich in andere mensen bevindt
3) Porte de sortie, verlaten van lichaam via excreten, secreten en via bloed.
Vb. als ademhalingswegen de besmettingsbron zijn, bestaat porte de sortie uit niezen,
hoesten, ademen of spreken. Als besmettingsbron het bloed, bestaat porte de sortie uit
een open wond, plaats van naaldpunctie of een niet-intacte huid.
4) Besmettingsweg, overdracht van micro-organismen. Dit gaat via druppeltjes, contact of
lucht. Kan ook via een drager (voeding) en vectoren (vlooien, ratten)
5) Porte d'entrée, om een infectie te laten optreden moet het micro-organismen het lichaam
binnendringen. Dit gebeurt meestal op dezelfde manier als dat ze het lichaam verlaten.
Vb. het maag-darmkanaal en de luchtwegen.
6) Gevoelige gastheer, mensen met onderdrukt immuunsysteem, moe of gestrest,
bloedarmoede, niet ingeënt, ondervoed of onderliggende aandoeningen
Factoren die bijdragen aan vatbaarheid voor infecties:
Slechte voedingstoestand, ziekte, medicijnen, vermoeidheid, stress, verdovende middelen
en leeftijd.
Aangeboren immuniteit: krijg je mee bij geboorte