Economisch beleid H3: Onderdelen IS-MB-GA-model
Een economisch model is een vereenvoudigde weergave van de economische werkelijkheid die ons
helpt om voorspellingen te doen voor toekomstige perioden op basis van de economische situatie in
de huidige periode. Een model is niet neutraal, want het is gebaseerd op een bepaalde visie hoe de
economie in elkaar zit en op bepaalde aannames.
Het IS-MB-GA-model analyseert kortetermijnonevenwichtigheden, waarbij Y afwijkt van Y*, met als
doel om inzicht te krijgen in de wijze waarop het aanpassingsproces van het kortetermijnevenwicht
naar het langetermijnevenwicht versneld kan worden (zodat minder welvaartsverlies optreedt). Het
potentiële inkomen dat een economie kan bereiken, wordt op lange termijn bepaald door de
productiecapaciteit, die weer wordt bepaald door de hoeveelheid en de productiviteit van arbeid en
kapitaal. Op korte termijn wordt het inkomen bepaald door de bestedingen.
Bij een economie die zich in het lange termijnevenwicht bevindt, zal Y op hetzelfde niveau als Y* en is
de output gap 0. Bij een positieve output gap betekent dat Y boven Y* ligt, waardoor er sprake is van
spanning in de economie (hoogconjunctuur). Een negatieve output gap geeft laagconjunctuur aan, Y
ligt dan onder het Y*.
Het natuurlijke evenwicht (Y=Y*) wordt verstoord door gebeurtenissen in de wereld die
conjunctuurschommelingen veroorzaken (bijv. oorlog, natuurrampen etc) en daarmee Y ongelijk laat
zijn aan Y*. Dit leidt tot inefficiënties in de economie. Bij een neergaande conjunctuur houden
bedrijven te lang vast aan te hoge prijzen en lonen (prijsrigiditeit), waardoor er onnodig veel mensen
werkloos worden en faillissementen.
Het omodel bestaat uit drie belangrijke macro-economische variabelen:
1. Inkomen/ BBP
2. Reële rente die de CB bepaalt
3. Inflatie
Hierdoor kan met het model beredeneerd worden welk begrotingsbeleid en welk monetair beleid er
gevoerd zou moeten worden om onevenwichtigheden aan te pakken en wat de mogelijke gevolgen
van het gevoerde beleid zullen zijn.
Evenwicht op de goederenmarkt en de vermogensmarkt
In het model wordt uitgegaan van een gesloten economie (geen export, import of wisselkoersen):
Y = BBP = ontvangen inkomen gezinnen
Bestaat uit arbeids- en kapitaalinkomens en de hoogte van Y wordt bepaald door de hoogte
van de nationale bestedingen (C + I + O)
C = consumptie
C wordt gekocht bij bedrijven. De hoogte van C wordt bepaald door het besteedbaar inkomen,
de reële rente en de autonome consumptie (Co). De autonome consumptie is het deel van de
consumptie dat wordt bepaald door andere zaken dan reële rente en het besteedbaar
inkomen, zoals het consumentenvertrouwen. Hoe hoger het consumentenvertrouwen, hoe
hoger de autonome consumptie, omdat consumenten dan minder belang hechten aan de
hoogte van het besteedbaar inkomen en de reële rente.
I = investeringen
Bedrijven financieren investeringen door leningen van de financiele sector. De hoogte van de
investeringen wordt bepaald door de reele rente, de autonome investeringen (Io). De
autonome investeringen is het deel van de investering dat wordt bepaald door zaken zoals het
producentenvertrouwen, winstverwachtingen etc. In de huidige periode moeten ze I doen,
terwijl het merkbaar is in de volgende periode.
O = overheidsbestedingen
Autonoom, omdat dit aan het begin van de periode wordt bepaald door de politiek en is dus
onafhankelijk van andere variabelen.
B = belastingopbrengst
B wordt bepaald door belastingtarieven, hoogte van het inkomen en de omvang van de
autonome belastingen (indirecte belastingen). Bij een overschot wijst de pijl van de overheid
naar de financiële instellingen en bij een tekort andersom.
S = besparingen
S gaat naar de financiële instellingen die dit geld uitlenen aan bedrijven en in geval van een
begrotingstekort aan de overheid. De hoogte van S wordt bepaald door de reele rente,
, besteedbaar inkomen e de autonome consumptie (hoe hoger het consumentenvertrouwen,
hoe hoger C en lager S).
Het inkomen kan berekend worden door:
Subjectieve methode = arbeidsinkomens + kapitaalinkomens. Het inkomen dat gezinnen van
bedrijven ontvangen. Dus een beloning voor de geleverde productiefactoren.
Bestedingsmethode = C + I + O.
We spreken van een evenwicht op de goederenmarkt als consumenten, bedrijven en overheid hun
voorgenomen bestedingen achteraf gezien daadwerkelijk hebben kunnen realiseren. Het verdiende
inkomen is dan precies genoeg om de gewenste bestedingen te kunnen doen, het
inkomensevenwicht:
Bestedingen zijn lager voorraad bedrijf stijgt volgende periode minder produceren evenwicht
Hoe snel onevenwichtigheden op de goederenmarkt verdwijnen, is afhankelijk van hoe snel bedrijven
reageren op die onevenwichtigheden. Er geldt altijd Y = C + I + O, omdat er altijd vanuit een evenwicht
geldt op de goederenmarkt doordat onevenwichtigheden via aanpassingen aan de productiekant
direct weggewerkt worden. Dit wordt inkomensidentiteit genoemd dat het evenwicht op de
goederenmarkt weergeeft en de reële sfeer beschrijft. Het geeft ook weer hoe het inkomen ontstaat of
gevormd wordt, door de productie van goederen en diensten.
Als er evenwicht is op de goederenmarkt (reële sfeer), is er ook sprake van evenwicht op de
vermogensmarkt (financiële sfeer). Als bestedingen stijgen, wordt sparen minder en andersom.
Inkomensidentiteit: Y = C + B + S
Evenwicht goederenmarkt: Y = C + I + O
Evenwicht vermogensmarkt: Y = Y
C+B+S=C+I+O
B+S=I+O
Spaaridentiteit: S = I + (O – B)
Evenwicht op de goederenmarkt: het keynesiaanse kruis
Het keynesiaanse kruis heeft het evenwicht op de goederenmarkt weer, waarbij het
kortetermijnevenwicht tussen de bestedingen (C + I + O) en Y wordt weergegeven. Als het reële
rentepercentage verandert, veranderen C en I, waardoor de bestedingslijn gaat verschuiven en het
snijpunt van het keynesiaanse kruis bij een ander inkomenshoogte komt te liggen.
De effectieve vraag (bestedingen) bestaat uit de totale vraag naar goederen en diensten in een land in
een bepaalde periode, voor zover die vraag beslag legt op productiefactoren in dat land.
Het keynesiaanse kruis bestaat uit twee kruisende lijnen:
Y = EV: de evenwichtsvoorwaarde van het model.
EV = C + I + O: geeft de (voorgenomen) bestedingen weer bij elke hoogte van het inkomen
(bestedingslijn).
Y = 0 zijn de voorgenomen bestedingen onafhankelijk van het inkomen dus (Co + Io + Oo)
Het snijpunt van de bestedingslijn met de evenwichtsvoorwaarde bevindt het
kortetermijnevenwicht op de goederenmarkt.
De reële rente en de inflatie heeft hier dus geen invloed, want als die wel veranderen, dan
veranderen C en I, waardoor de (voorgenomen) bestedingslijn gaat verschuiven () en
komt het snijpunt op een andere inkomenshoogte te liggen.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper Evavdtoorn. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €2,99. Je zit daarna nergens aan vast.