CE §4.1 - Patronen: welvaart en welzijn
———————————————————————————————————————————
Tot diep in de twintigste eeuw loopt er een breuklijn door de wereld die welvarende
centrumlanden scheidt van arme perifere landen. Tegenwoordig gaat deze simpele indeling niet
meer op, want veel perifere landen maken een sociaaleconomische ontwikkeling door, met de
BRICS-landen voorop, die vormen nu de semiperiferie. Deze drie ‘soorten’ zijn verbonden en
vormen het wereldsysteem.
Verschillen in welvaart kun je meten door te kijken naar:
1. Het bbp/hoofd. Dit lijkt objectief, maar er kleven bezwaren aan:
• De waarde van geld verschilt per land, daarom drukken we het bbp/hoofd meestal uit
in koopkracht.
• Alleen de inkomsten uit de formele sector tellen mee bij het vaststellen van het bbp,
terwijl arme landen een grote informele sector kennen.
• Het bbp/hoofd is een gemiddeld getal geldend voor het hele land. Maar juist in
arme landen is de regionale ongelijkheid heel groot, je kan hier dan beter kijken naar
het bruto regionaal product per hoofd (brp/hoofd). Daarnaast kan de sociale
ongelijkheid in een land ook groot zijn. De elite claimt veel van het nationale
inkomen, terwijl er een grote arme onderlaag is. Hiervoor kan je kijken naar de Gini-
coëfficient.
2. De samenstelling van de beroepsbevolking; als landen ontwikkeling is er een verschuiving in
de beroepssectoren. Echter zegt het aandeel van de beroepsbevolking in zo’n sector nog niet
zo veel oer de productiviteit of concurrentiekracht van zo’n sector. Als regel geldt: naarmate
het economische ontwikkelingspeil hoger is, werkt een kleiner deel van de beroepsbevolking
in de landbouw en een groter deel in de formele dienstensector. Deze verschuiving vind echter
ook op mondiaal niveau plaats.
Vroeger was de rol van arme landen mondiaal vooral het leveren van goedkope arbeidskrachten
en grondstoffen. Als een land echter afhankelijk is van enkele grondstoffen is deze kwetsbaar,
want de oogst kan mislukken en de prijs op de wereldmarkt kan fluctueren.
Door economische groei van landen zoals China en India steeg de vraag en dus ook de prijs naar
grondstoffen en energie sterk. Zo raken voor sommige grondstoffen voorraden langzaam uitgeput,
landen zoals Angola en Rusland danken hun economische succes aan deze prijsstijging, maar
toen de prijzen in 2012 daalden, raakten deze landen in crisis. Door de uitschuiving van de
productie van goederen en diensten van de centrumlanden naar de (semi)periferie, zijn veel arme
landen intussen minder afhankelijk geworden van de grondstoffenexport.
Het welzijn van een bevolking wordt
naast het bbp/hoofd ook bepaald
door andere zaken, hiervoor kun je
het beste kijken naar de VN-
ontwikkelingsindex; deze is
samengesteld op basis van
koopkracht, analfabetisme en
levensverwachting. Hoe dichter de
index bij 1,0 ligt, des te hoger het
welzijn. Een rijk land biedt
logischerwijs meer kansen dan een
arm land, maar wanneer onderwijs
en gezondheidszorg niet voor
iedereen toegankelijk is, zal een deel
van de bevolking maar profiteren.
Bovendien hangt welzijn ook samen
met voedselzekerheid,
gezondheidszorg en
drinkwatervoorziening.
, CE §4.2 - Patronen: demografisch, cultureel en politiek
———————————————————————————————————————————
De bevolkingsspreiding van de wereld kun je verklaren vanuit:
- Het verschil in natuurlijke mogelijkheden; in het algemeen hebben vruchtbare kustgebieden en
brede rivierdalen op gematigde breedte de hoogste bevolkingsdichtheid.
- De ligging; vooral de relatieve ligging ten opzichte van andere economisch belangrijke gebieden
speelt een rol.
- Het koloniale verleden; in veel landen met een koloniaal verleden concentreert de bevolking
zich in de kustzone.
De bevolkingsomvang van een gebied kan op twee manieren veranderen
- Door een hoog geboorteoverschot; er treedt veel natuurlijke bevolkingsgroei op. De
vruchtbaarheid daalt sinds 1970 wereldwijd, maar toch neemt de absolute groei toe. Vooral
arme landen kennen een steeds hogere vruchtbaarheid:
• Demografisch - deze landen hebben een jonge leeftijdsopbouw en bovendien is de
kindersterfte door slecht voedsel en slechte medische voorzieningen hoog.
• Sociaal - wanneer in een land het opleidingsniveau van meisjes stijgt, daalt de
vruchtbaarheid, maar in arme landen is er vaan een laag opleidingsniveau.
• Cultureel - sommige culturen - vooral het geloof - stimuleren het krijgen van veel
kinderen.
• Economisch - neemt de welvaar toe, dan daalt in de regel de vruchtbaarheid.
• Geografisch - veel arme landen kennen een hoog verstedelijkingstempo, maar de
verstedelijkingsgraad is er nog relatief laag. De vruchtbaarheid in de stad is lager
dan op het platteland. In rijke landen daalt de vruchtbaarheid en stijgt de
levensverwachting, waardoor vergrijzing toeneemt en de demografische druk
oploopt. In arme landen is de demografische druk juist hoog door jonge bevolking.
Deze verschillen in demografisch gedrag staan in het demografische
transitiemodel; de verwachting is dan arme landen flink zullen opschuiven in dit
model.
- Door migratie; mondiaal is de belangrijkste migratiebeweging van zuid naar noord. Migranten
uit arme landen gaan op zoek naar betere levensomstandigheden, veiligheid of rijke landen.
Soms blijven zij maar tijdelijk (arbeidsmigratie). Daarnaast zijn er ook stromen op continentaal
of nationaal niveau, zoals vluchtelingen in Afrika. Binnen landen overheerst de trek van het
platteland naar steden (verstedelijking of urbanisatie); sommige steden groeien uit tot
megasteden. Tegenwoordig groeien de middelgrote steden het snelst. Het hoge
verstedelijkingstempo in arme landen is te wijten aan:
• De trek van het platteland naar de stad.
• Jonge stadsbevolking met hoge vruchtbaarheid en levensverwachting.
• De groei van grote steden die omringde plaatsen opslokken.
Je kunt de wereld indelen in cultuurgebieden; religie en taal zijn hiervoor de belangrijkste criteria.
Cultuurgebieden kunnen door invloeden veranderen, denk aan kolonisatie of migratie. Door deze
diffusie worden nieuwe cultuurelementen verweven met de ontvangende cultuur (acculturatie).
Daarom zal er niet snel één wereldcultuur ontstaan.
Naar democratisch gehalte kun je landen indelen
in:
- Democratisch: dit soort landen namen vooral toe
na 1989. Na het uiteenvallen van de SU is er een
nieuwe wereldorde ontstaan met de VS als
leidende staat.
- Beperkt democratisch: niet alle burgerrechten zijn
gewaarborgd.
- Dictatoriaal: autoritair bestuur door één groep en
mensenrechten worden niet geaccepteerd.