Successiewet college-aantekeningen
Week 1 – woonplaatsbegrip en fictieve woonplaats, begrip vruchtgebruik en kinderen, gelijkstelling, partnerbegrip +
fictiebepaling art. 6.
Rechtsbeginsels voor de erf- en schenkbelasting
- Buitenkansbeginsel (beginsel van de bevoorrechte verkrijging): als je het van de buurvrouw krijgt, heb je een
‘buitenkansje’ en word je naar een hoger tarief belast. Dit buitenkansbeginsel ziet minder op de langstlevende en
kinderen. Dit sluit aan bij het feit dat naaste familie een lager tarief betaalt dan de buurvrouw naarmate de buitenkans
groter is, wordt het tarief ook hoger.
- Draagkrachtbeginsel: hoe hoger het bedrag, hoe hoger het belastingtarief.
- Herverdeling van vermogen.
De successiewet heeft een sterkte civielrechtelijke inslag.
Boedelbelasting (Engeland). Hierbij werd erfbelasting geheven over de nalatenschap, bij de overledene. Daarna wordt het netto
nalatenschap verdeelt. Er wordt nergens mee rekening gehouden.
Verkrijgingsbelasting (Nederland). Hierbij wordt erfbelasting geheven bij de verkrijger(s). Afhankelijk van de verkrijger met de
erflater kan de heffing verschillen. Doel van de erfbelasting: heffen over de draagkrachtvermeerdering die zich als gevolg van de
verkrijging voordoet bij de verkrijger.
Belastbaar feit (art. 1 SW):
a. Erfbelasting: Deze belasting wordt geheven over de waarde van hetgeen iemand verkrijgt krachtens erfrecht door het
overlijden van iemand die ten tijde van het overlijden in Nederland woonde. Het betreft derhalve verkrijgingen door de
erfgenaam, de legataris en de last bevoordeelde.
Om te voorkomen dat een overledene geen erfbelasting hoeft te betalen bij het sluiten van overeenkomsten met derden,
die niet onder bovenstaande categorieën vallen, zijn fictiebepalingen opgenomen in de wet, art. 6 t/m 17a en art. 33
onder 12. Ook verkrijgingen van vergunningen en aanspraken zoals bedoeld in art. 1, lid 2, SW 1956 worden met
erfbelasting belast, alsmede de verkrijging ingevolge een overeenkomst met betrekking tot rentevergoeding als bedoeld,
indien partijen een dergelijke rentevergoeding binnen de aangiftetermijn voor de erfbelasting (acht maanden)
overeenkomen.
b. Deze belasting wordt geheven over de waarde van hetgeen iemand verkrijgt krachtens een gift van iemand die ten tijde
van de gift in Nederland woonde
Aanknopingspunten voor heffing schenk- en erfbelasting:
- Woonplaatsbeginsel: hoofdregel = de woonplaats van de erflater of de schenker (art. 1 lid 1).
- Nationaliteitsbeginsel: Iedereen met een bepaalde nationaliteit moet belasting betalen. NL doet dat niet, USA wel.
- Situs- of bronstaatbeginsel: aangrijpen bij de plaats waar iets is. NL past dit beginsel niet toe. Frankrijk en België passen
dit beginsel wel toe.
Woonplaats erflater/schenker
- Hoofdregel: woonplaats van erflater of de schenker (art. 1, lid 1) beoordelen aan de hand van art. 4 AWR. Voor de heffing
van schenk- en erfbelasting niet van belang waar de verkrijger woont, alleen de woonplaats van degene van wie wordt
verkregen is van belang.
Of een natuurlijk persoon in NL woont moet ‘naar omstandigheden’ beoordeeld worden. Dit is het geval als het duurzaam
sociaal middelpunt in NL ligt. Van belang zijn onder andere waar de dienstbetrekking of het beroep wordt uitgeoefend,
waar men na een vakantie thuiskomt en waar iemands gezin verblijft. De inschrijving in het bevolkingsregister is hiervoor
niet doorslaggevend.
Woonplaatsficties:
- Art. 2, lid 1: Nederlander in dienstbetrekking tot Nederlands Publiekrechtelijk lichaam en is uitgezonden voor
diplomatieke, permanente van consulaire vertegenwoordiging van Nederland in het buitenland geacht in Nederland
te wonen wanneer zij een Nederlandse nationaliteit hebben. De woonplaats fictie geldt ook voor in het buitenland
wonende werkzame Nederlandse militairen
De fictieve woonplaats komt te vervallen op het moment dat de dienstbetrekking tussen de Nederlander en de Staat der
Nederlanden eindigt. Deze bepaling geldt ook voor de partner en kinderen jonger dan 27 jaar die in belangrijke mate
door hem worden onderhouden.
- Art. 3, lid 1: antiontgaansbepaling: het regelt de woonplaats van Nederlanders die uit Nederland zijn vertrokken en binnen
een periode van 10 jaar na hun vertrek overlijden of een schenking doen wordt geacht nog in Nederland te wonen
zodat de verkrijger schenk- of erfbelasting verschuldigd is.
, Als gehuwden uit het gemeenschappelijk vermogen een schenking verrichten en slechts één van de gehuwden bezit een
Nederlandse nationaliteit dan wordt de helft toegerekend aan ieder van de echtgenoten en dan kan de Nederlandse
echtgenoot onder dit lid vallen.
- Art. 3, lid 2: het nationaliteitsbeginsel geldt hier niet – eenieder die binnen Nederland heeft gewoond en binnen één jaar
na het verlaten van Nederland een schenking doet, wordt geacht op dat moment in Nederland te wonen – geldt alleen
voor de schenkbelasting.
Tijdstip van verkrijging
- Belastingschuld ontstaat op het moment waarop de erflater overlijdt c.q. het tijdstip waarop schenking tot stand komt.
- Art. 1, lid 9 bepaalt dat een schenking onder opschortende voorwaarde (je krijgt het pas als X gebeurt) geacht wordt tot
stand te zijn gekomen op het moment dat de voorwaarde wordt vervuld. Een en ander betekent dat de aangifte voor de
schenkbelasting pas ingediend hoeft te worden binnen twee maanden na het einde van het kalenderjaar waarin de
voorwaarde is vervuld.
- Als een schenking wordt verkregen onder een ontbindende voorwaarde (je krijgt iets, maar het wordt van je afgenomen
als X gebeurt), dan vindt de verkrijging plaats op het tijdstip van de erfrechtelijke verkrijging of de schenking, met als
gevolg dat direct schenk- of erfbelasting verschuldigd is. Wordt de voorwaarde vervuld, dan kan men een beroep op art.
53, lid 1 de betaalde belasting terugvragen, verminderd met het bedrag aan belasting dat verschuldigd zou zijn geweest
indien dat was berekend over het voordeel dat tijdens de bezitsperiode is genoten.
Waarde van verkrijging
- Hoofdregel: art. 21, lid 1: waarde economisch verkeer de prijs die bij aanbieding ten verkoop op de voor het goed
meest geschikte wijze na de beste voorbereiding op het tijdstip van de verkoop door de meestbiedende gegadigde zou
worden besteed (inclusief transactiekosten)
- Art. 21, lid 2 t/m 15: uitzonderingen op lid 1
Wijze van heffing
- De verkrijging is belastingplichtig voor de belastingen die ingevolge de Successiewet worden geheven (art. 3). Voor de
erfbelasting moeten de erfgename binnen acht maanden na overlijden een aangifte indienen (art. 45, lid 1). De
erfgenamen moeten ook aangifte doen ter zake van verkrijging door anderen, niet zijnde erfgenamen, zoals legatarissen
en last-bevoordeelden (art. 38).
- Voor schenkbelasting geldt een aangifteplicht voor de begiftigde
Voorwerp van de verkrijging
- Als voorwerp van de verkrijging komen in aanmerking alle goederen zoals bedoeld in art. 3:1 BW. Het betreft zowel zaken
als vermogensrechten
- Volgens het civiele recht worden wilsrechten en rechten op vergunningen ook als subjectieve vermogensrechten
beschouwd. Een voorbeeld van een wilsrecht is het optierecht. De erflater heeft bijvoorbeeld tijdens zijn leven aan een
derde het recht verleend na zijn overlijden een pand te kopen tegen een prijs die lager is dan op het tijdstip van het
overlijden geldende WEV. Maakt de optiegerechtigde na het overlijden van de erflater gebruik van dat kooprecht, dan is
hij over het behaalde voordeel erfbelasting verschuldigd. Vergunningen worden in het algemeen verkregen krachtens
een administratiefrechtelijke regeling van de overheid. Omdat deze vergunning onder omstandigheden aan derden
kunnen overgaan, moeten zij als vermogensrecht worden aangemerkt.
- Met ingang van1 januari 2002 wordt de voor overdracht vatbare goodwill in de heffing betrokken omdat de goodwill
onderdeel is bij de waardering van de eenmanszaak of de aanmerkelijkbelangaandelen.
Aftrek van schulden
- Erfbelasting wordt geheven van wat ieder verkrijgt, verminderd met diens aandeel in de volgens de wet voor aftrek in
aanmerking komende schulden, legaten en lasten (art. 5, lid 1)
- Art. 2 eist voor de aftrekbaarheid van schulden dat zij op het tijdstip van overlijden rechtens afdwingbaar zijn (art. 2, lid
3). Lopende renten en andere periodieke verplichtingen zijn slechts aftrekbaar tot en met de dag van overlijden.
- Schulden die ontstaan in verband met overlijden komen voor de berekening van de erfbelasting niet voor aftrek in
aanmerking.
- Heeft de erflater tijdens zijn lever zaken verkocht maar nog niet geleverd, dan behoren die zaken nog tot de bezittingen
van de erflater. De verplichting tot levering moet tot de schulden van het nalatenschap worden gerekend.
- Belastingschulden komen voor aftrek in aanmerking als ze materieel verschuldigd zijn
- In art. 20, lid 5 en 6 is geregeld welke latente belastingverplichtingen, die op de verkrijgers overgaan, in aftrek mogen
worden gebracht en tot welk percentage
Legaten
- Een legaat is een vordering die de erflater bij testament aan één of meer personen heeft toegekend (art. 4:117, lid 1 BW).
Degene die de vordering ontvangt wordt aangeduid als legataris. De inhoud van de vordering kan o.a. zijn: levering van
één of meer goederen; betaling van een bepaald geldbedrag; ontvangen van levenslang kost en inwoning; vestiging van