Inkomstenbelasting B
Practicum 1 - uitwerkingen
Vraag 1. Geef een oordeel over de volgende stellingen.
a. Een belastingplichtige met een vrij beroep is altijd ondernemer, ook al zou hij maar één opdrachtgever hebben.
Ervan uitgaande dat het beoefenen van een vrij beroep ook een zelfstandig beroep is, is het een beroep dat niet in
dienstverband wordt uitgevoerd voor rekening gedreven van de belastingplichtige, die tevens is verbonden voor de
verbintenissen van de onderneming [art. 3.4, art. 3.5]. Is één opdrachtgever te hebben relevant? Keuze? Hangt af van situatie.
b. Serveersters hebben net als kleuterleidsters geen winst uit onderneming.
Doorgaans zijn serveersters en kleuterleidsters in loondienst, maar het is goed mogelijk dat ze dit doen in een maatschap of
VOF verband, of dat ze ergens anders winst uit onderneming (dan wel als medegerechtigde) vandaan halen.
c. Natuurlijke personen die commanditair vennoot zijn in een commanditaire vennootschap waarin een materiële
onderneming wordt gedreven, kwalificeren niet als ondernemer voor de heffing van de inkomstenbelasting en worden
daarom belast in box 3.
Een commanditaire vennoot is niet verbonden aan de onderneming voor alle verbintenissen niet rechtstreeks
aansprakelijk dus is geen ondernemer, belast in box 1 [art. 3.3a, 1]. Als er geen onderneming werd gedreven, zou het wel in
box 3 vallen.
d. Natuurlijke personen die maat zijn van een maatschap die enkele panden verhuurt, kwalificeren als ondernemer voor de
heffing van de inkomstenbelasting omdat zij voor een evenredig aandeel aansprakelijk zijn voor de verplichtingen die in
de maatschap worden aangegaan.
Het verhuren van een pand wordt gezien als normaal vermogensbeheer en is geen directe aanleiding tot het kwalificeren als
ondernemer voor de inkomstenbelasting.
e. Een belastingplichtige die vennoot is in een VOF is hoofdelijk aansprakelijk voor alle verplichtingen die namens de VOF
worden aangegaan. Hierdoor kwalificeert hij als ondernemer en heeft hij recht op ondernemersfaciliteiten zoals de MKB-
winstvrijstelling.
“Hierdoor” klopt niet: het drijven van een onderneming is vereist. Voor sommige ondernemersfaciliteiten moet je aan het
urencriterium voldoen. Voor de MKB-winstvrijstelling hoef je niet aan het urencriterium te voldoen, dus hier voldoet een
ondernemer altijd aan [art. 3.79a].
f. Piet van Straten exploiteert samen met zijn vrouw Maria in een vennootschap onder firma een timmermansbedrijf. Piet
bezit alle vereiste diploma’s en de vestigingsvergunning en verricht de timmerwerkzaamheden. Maria voert de
administratie en boekt de afspraken. Tevens werkt zij de offertes uit aan de hand van de kladnotities van Piet. Maria heeft
geen technische opleiding genoten. Zowel Piet als Maria kwalificeren als ondernemer en komen in aanmerking voor de
zelfstandigenaftrek en de MKB-winstvrijstelling.
Piet telt als ondernemer omdat hij de onderneming voor zijn rekening drijft en verbonden is voor de verbintenissen van de
onderneming. Om te kijken of Maria ook als ondernemer kwalificeert, is het relevant of zij in ieder geval arbeid of kapitaal
inbrengt (antwoord: ja, arbeid). Kunnen Piet en Maria aantonen dat de vof een ongebruikelijk samenwerkingsverband is [art.
3.6, 2a] of Piet niet met een willekeurig iemand anders de vof zou exploiteren). Als dit niet het geval is, moet er bewezen
worden dat de werkzaamheden van Maria hoofdzakelijk ondersteunend van aard zijn. Als dit niet is niet voldoen aan
urencriterium.
g. Bij verhuur van een onderneming kunnen verhuurder en huurder kiezen voor wiens rekening de onderneming wordt
gedreven.
De huurder drijft de onderneming voor zijn eigen rekening. De verhuurder drijft de onderneming ook voor eigen rekening
maar op een andere manier, namelijk door exploitatie/verhuren. De relatie met de onderneming is een gegeven, geen keuze.
Ook is het tot op zekere hoogte afhankelijk van wat er in het contract wordt vastgelegd. De onderneming blijft wel eigendom
van de verhuurder (in tegenstelling tot bij huurkoop). De huurder wordt in box 1 belast want er is wel sprake van W.u.O.
1
,Inkomstenbelasting B
Practicum 2 - uitwerkingen
Vraag 1. Geef een oordeel over de volgende stellingen.
a. Een taxiondernemer heeft in 2021 een nieuwe auto gekocht om klanten te vervoeren. Van de totale kilometers in 2021 is
ongeveer 20% gereden voor privédoeleinden. Bewering: De auto dient hij desalniettemin te kwalificeren als
ondernemingsvermogen.
De auto is keuzevermogen, sowieso geen verplicht ondernemersvermogen. Zolang de ondernemer redelijkheid niet te buiten
gaat, mag hij kiezen wat voor soort vermogen het is. Naar rato van gebruik mag ook altijd. Geheel privévermogen zou geen
verstandige keuze zijn, want dan kunnen de kosten niet ten laste van de winst gebracht worden.
b. Een ondernemer werkt tot en met 2020 vanuit zijn woonhuis, waarvan hij de garage als verkoopruimte heeft omgebouwd.
Met ingang van 2021 wil hij die verkoop professioneler aanpakken. Daartoe heeft hij zijn oog laten vallen op een
winkelruimte in het centrum van zijn woonplaats. Het pand waarvan de winkelruimte deel uitmaakt, staat te koop voor €
250.000. De ondernemer zou een deel met eigen geld (€ 100.000) kunnen financieren. Hij is eigenlijk alleen geïnteresseerd
in de winkelruimte waarvan de waarde ongeveer € 100.000 bedraagt. De eigenaar van het pand wil evenwel alleen het
gehele pand (inclusief de leegstaande bovenwoning) verkopen. Bewering: Bij aankoop is het gehele pand keuzevermogen.
Als de ondernemer het pand als één geheel koopt en het woongedeelte splitsbaar is, is het winkeldeel verplicht
ondernemingsvermogen. Het woongedeelte is keuzevermogen en kan als privévermogen (bij bewoning) of
ondernemersvermogen (bij bijvoorbeeld verhuren) worden geëtiketteerd.
c. Johan Vos drijft in de vorm van een eenmanszaak een organisatieadviesbureau. In de zomer 2021 is hij met zijn gezin op
vakantie naar Thailand gegaan. Van het reisbureau heeft hij een factuur ontvangen van € 6.500 die hij met zijn zakelijke
bankrekening heeft betaald. Bewering: De kosten van de reis leiden tot een vermindering van het ondernemingsvermogen
en dus tot een lagere winst.
Nee. Als het geen kosten voor de zaak zijn, telt het als onttrekking. Als het wel kosten voor de zaak zijn kan het leiden tot een
correctie op zakelijke uitgaven [art. 3.8].
d. Natuurlijke personen die als commanditair vennoot deelnemen aan een commanditaire vennootschap kunnen ter zake
van winst, behaald met de kwijtschelding van hun schulden, geen beroep doen op de zogenoemde
kwijtscheldingswinstvrijstelling.
Er geldt geen beperking tot uitsluitend ondernemers dus een CV met onderneming en vennoten die W.u.O. genieten kan hier
ook aanspraak op doen [art. 13, 1a].
e. Boer Harms verpacht sinds 2014 een perceel landbouwgrond. De grond staat al sinds 2005, toen hij het landbouwbedrijf
van zijn vader heeft overgenomen, op de balans voor een bedrag van € 5.000. In mei 2021 wordt de pachtovereenkomst
beëindigd en verkoopt boer Harms de grond aan een projectontwikkelaar voor € 350.000. De agrarische waarde is dan €
200.000. Bewering: Belast is het verschil tussen verkoopprijs en de agrarische waarde, derhalve € 150.000.
Vrijgesteld is het verschil tussen de WEVAB op moment van aangaan van verpachting en de boekwaarde. De regel is dat
waarde mutaties veroorzaakt door het verschil tussen de WEV en de WEVAB niet onder de vrijstelling vallen. Belast is dus
(350.000 – 200.000) – 0 = 150.000. De WEVAB op het moment van het aangaan van de pacht is niet bekend dus we kunnen
geen getal geven. Het is slechts toevallig dat er 150.000 belast wordt.
Vraag 2.
Willem Wever oefent zijn klusbedrijf uit als eenmanszaak. Hij is 63 jaar oud en wil zijn onderneming in verband met zijn versleten
rug graag van de hand doen. De fiscale balans per 30 juni 2021 ziet er als volgt uit:
Activa BW Passiva BW
Woonwinkelpand 350.000 Eigen vermogen 210.000
Inventaris 50.000 Hypothecaire schuld 200.000
Gereedschap 10.000 Crediteuren 50.000
Debiteuren 50.000
460.000 460.000
2
, Inkomstenbelasting B
Het woonwinkelpand heeft een waarde in het economische verkeer van € 850.000. De onderneming heeft een goodwill van €
75.000.
a. Als Willem zijn plannen die hij in 2019 had, had doorgezet, had hij voor zijn woongedeelte een eigen opgang laten maken.
Wat zouden de fiscale gevolgen voor de heffing van inkomstenbelasting daarvan zijn geweest?
De kosten voor het pad moeten geactiveerd worden op het woonwinkelpand, maar mogen niet zomaar ten laste van de winst
gebracht worden. De etikettering van de winkel is ondernemersvermogen en het woongedeelte is keuzevermogen. Als hij er
zelf woont is het verplicht privévermogen. Als hij er een deel van de onderneming drijft (bijvoorbeeld administratie) of hij
verhuurt de woning, dan is het keuzevermogen mits het pand splitsbaar is, natuurlijk. Bij splitsen door nieuw pand, als er
her-geëtiketteerd wordt: onttrekkingswinst voor het woongedeelte. Een ondernemer zal geen onttrekkingswinstbelasting
willen betalen, want hij geniet geen inkomsten door de onttrekking. Oplossing: deel onderneming in woning drijven.
Willem zoekt eind juni 2021 naarstig naar een koper voor zijn bedrijf maar kan deze niet vinden.
b. Wat zijn de fiscale gevolgen voor de heffing van inkomstenbelasting als hij zijn bedrijf eind juni 2021 beëindigt?
Stakingswinst
Liquidatie waarde 710.000
Fiscale boekwaarde 210.000-
Liquidatiewinst 500.000
Stakingsaftrek 3.630-
W.u.O. 496.370
(Lijfrente 60.000-) (50+10+50-50=60 niet verplicht, ook niet handig)
Hij is 5 jaar binnen de pensioengerechtigde leeftijd en zal het niet doen:
teveel geld voor korte tijd.
Woningwinst 500.000
Belastbaar inkomen WW -/-3.630
[Art. 25.16 IW]: belastingbetaling. 1/10 (rentedragend) stakingswinst, woningbedrag bij onttrekking invorderingsregeling
Op de valreep dient zich toch nog een koper aan. Klaas Bal is bereid de onderneming te kopen. Klaas neemt alle activa en passiva
over tegen de aangegeven waarden en zal overigens niet in het woonwinkelpand gaan wonen. Hij maakt een aparte opgang en
verhuurt het woongedeelte aan Willem.
c. Wat zijn de fiscale gevolgen voor de heffing van inkomstenbelasting voor Willem en hoe ziet de openingsbalans van Klaas
er uit?
Prijs bij overname
Fiscale boekwaarde 210.000 (fiscale waarde van overgenomen activa – crediteuren – hypo lening)
Stille reserves 500.000
Goodwill 75.000+
785.000
Berekening stakingswinst
Stille reserves in:
Woning 500.000 (850.000 x 0,85 – 350.000)
Goodwill 75.000+
575.000
Af: stakingsaftrek -/-3.630
W.u.O. 571.370
Lijfrente 447.500- (stakingswinst of maximaal bedrag dat in de wet wordt genoemd)
Belastbaar 123.870 (na lijfrente is er geld over, dus op zich handig om te doen)
Woningwinst _______-
Belastbaar inkomen WW
Openingsbalans nieuwe onderneming
Pand 850.000 Eigen vermogen 337.500
Inventaris 50.000 Lijfrente 447.500
Gereedschap 10.000 Hypothecaire l. 200.000
Goodwill 75.000 Crediteuren 50.000
Debiteuren 50.000
Totale activa 1.035.000 Totale passiva 1.035.000
3