Sociale Psychologie samengevat
Volgens het Covariation model van Kelley, maakt men een interne attributie over iemands gedrag wanneer diens
gedrag laag is in consensus (consensus), laag is in onderscheidbaarheid (distinctiveness) en hoog is in consistentie
(consistency)
Self-Evaluation Maintenance Theory The idea that people experience dissonance when someone close to us
outperforms us in an area that is central to our self-esteem. This dissonance can be reduced by becoming less close
to the person, changing our behavior so that we now outperform them, or deciding that the area is not that
important to us after all.
Volgens de social comparison theory, leren we over onze eigen vaardigheden en attituden door onszelf te
vergelijken met personen waar wij zelf op lijken
Postdecision Dissonance: wanneer je twijfelt tussen twee dingen en je gaat jouw uiteindelijk gekozen ding positiever
beschouwen dan het niet gekozen ding > je wilt jezelf aanpraten dat je de goede keuze hebt gekozen
Implementatie-intentie: een ‘als > dan’ aanpak om een doel te bereiken
= je doel is om meer te gaan fietsen, om dit aan te pakken is hier de omschrijving voor: als het in de ochtend niet
regent, dan ga ik fietsend naar school
Self fulfilling prophecy: mensen hebben een verwachting hoe iemand zal zijn, wat het gedrag naar die persoon
beïnvloedt waardoor het persoon nu ook zich zo zal gedragen
Als je bijvoorbeeld van te voren denkt dat iemand slecht werk doet ga je die persoon zo ook behandelen
waardoor die persoon nu slecht werk levert
= Pygmalian effect
Self justification: mensen maken excuses op om hun gedrag te justificeren
Rokers zullen data die zegt dat roken slecht voor je is zien als onjuiste data
Sociale cognitie: hoe mensen over zichzelf en hun sociale wereld nadenken, of hoe mensen sociale informatie
selecteren, interpreteren, onthouden en gebruiken om oordelen en beslissingen te vormen.
Snelle, automatische sociale cognitie: Hoe mensen hun sociale wereld interpreteren, op grond waarvan
ze bijvoorbeeld een razendsnelle beslissing maken in het geval van een levensbedreigende situatie
Controlled thinking: bewuste, langzame, bedachtzame sociale cognitie
informatie selecteren,
interpreteren, onthouden en
gebruiken om oordelen en
beslissingen te vormen.
Beschikbaarheidsheuristiek: duimregel waarbij mensen hun beoordeling baseren op het gemak waarmee ze iets
kunnen bedenken.
Representativiteit heuristiek: mentale shortcut waarbij mensen iets classificeren op grond van hoezeer dat iets
lijkt op het meest typische exemplaar van een klasse.
Hindsight bias: de neiging van mensen om te overdrijven over een gebeurtenis nadat de gebeurtenis heeft
plaatsgevonden in hoe goed ze de gebeurtenis konden voorkomen
Denken dat je al wist dat iets ging gebeuren en tegen anderen overdrijven NA de gebeurtenis dat je het kon
voorkomen
,Impact bias: de neiging van mensen te overschatten hoe erg en hoe lang ze last hebben van negatieve emotionele
gebeurtenissen
De impact bias kan verklaard worden doordat mensen dissonantie reductie onderschatten
Two-factor theory of emotion: het idee dat emotionele gebeurtenissen het resultaat zijn van een twee stap zelf-
perceptie proces in waar mensen eerst de fysiologische arousals voelen en daarna een gepaste uitleg voor deze
arousal zoeken
Het experiment waarbij één groep adrenaline toegepast kregen waardoor je je blij en energiek voelt en de
andere groep een placebo ontving
Je voelt dus fysiologische veranderingen/symptomen in je lichaam waardoor je je anders gaat gedragen en
een emotie ervaart
Appraisel theories of emotion: theorieën die zeggen dat emoties resulteren door de interpretaties en uitleg van
gebeurtenissen, ook zonder fysiologische arousal
Sociale perceptie: hoe mensen impressies van anderen vormen en inferenties (interpretaties, conclusies,
gevolgtrekkingen) maken over die anderen
affect blends : gezichtsuitdrukking waarbij een deel van het gezicht de ene emotie uitdrukt en een deel van het
gezicht een andere emotie uitdrukt
Implicit personality theory : schema dat mensen gebruiken om verschillende persoonlijkheidskenmerken te
groeperen > Gebruiken van bekende karakterkenmerken om onbekende te voorspellen.
Counterfactual thinking: het mentaal veranderen van een aspect van vroeger om zo voor te zien in je brein over hoe
het anders kon lopen
‘’als ik mijn antwoord toch niet had veranderd had ik nu wel een voldoende’’
Hoe makkelijker het is om een gebeurtenis aan te passen (bijv. één antwoord veranderen op een toets), hoe
sterker de emotie > hoe groter de kans dat je het kon voorkomen, hoe erger je ervan baalt dat je het niet
hebt voorkomen
raciale profilering: mensen van andere etniciteiten opzettelijk eerder onderzoeken op criminele kenmerken, of
het verwijderen van mensen van andere etniciteit uit een vliegtuig omdat de passagiers er zenuwachtig van werden
Accessibility: de mate in hoe bepaalde schema’s gebruikt worden om bepaalde meningen te vormen over de wereld
>. De toegankelijkheid (accessibility) van een bepaald mentaal schema in een sociale situatie kan afhankelijk zijn van:
- priming
o door recente gebeurtenissen (lezen van een krant over het onderwerp) ga je anders handelen
- de chronische toegankelijkheid van het schema op basis van vorige gebeurtenissen
o je zal anders reageren wanneer je vroeger te maken had met het probleem
- de relatie met een actueel doel
o als je leert over mentale ziektes zul je sneller iets toeschrijven aan de ziekte
Attributietheorie: beschrijving van de manier waarop mensen het gedrag van zichzelf en anderen uitleggen of
verklaren
Interne attributie: de conclusie dat een persoon zich op een bepaalde manier gedraagt vanwege iets
in de persoon zelf, zoals zijn opvattingen of persoonlijkheid
Externe attributie: de conclusie dat een persoon zich op een bepaalde manier gedraagt vanwege iets
in de situatie waarin de persoon zich bevind > de aanname dat de meeste mensen hetzelfde zouden
reageren in die situatie
Covariatie model van Kelley: om een attributie te vormen over de oorzaak van bepaald gedrag, wegen we
systematisch de afwezigheid of aanwezigheid van mogelijke oorzakelijke factoren en of het gedrag al dan niet
voorkomt, af
Consistentie X consensus X distinctiviteit
, Hierbij zijn er vaak fundamentele attributiefouten: mensen schrijven vaak de oorzaak toe aan
persoonseigenschappen i.p.v. de situationele attributen > je houdt niet rekening mee dat iemand ook andere
rollen hebben (een leraar is bijv. ook buurman, vader etc.)
Consensus informatie : mate waarin personen zich hetzelfde gedragen tegen dezelfde stimulus als waartegen de
persoon in kwestie (de baas) richt. Dus: gedragen andere mensen zich hetzelfde tegen je collega
Distinctiveness (onderscheidbaarheid) informatie: de mate waarin de persoon in kwestie zich hetzelfde
gedraagt tegenover verschillende stimuli. Dus: gedraagt de baas zich altijd zo tegen iedereen?
Consistentie informatie : mate waarin iemands gedrag tegenover iets hetzelfde blijft op verschillende
tijdstippen en in verschillende omstandigheden. Dus: schreeuwt de baas altijd tegen je collega, ongeacht de situatie?
unrealistic optimism: mensen worden onrealistisch optimistisch bevonden, als ze voorspellen dat een persoonlijk
toekomstige uitkomst meer geliefd wordt bevonden dan een relevante objectieve toekomst
je stelt je een positieve toekomst voor wat waarschijnlijk niet waar zal zijn
belangrijk omdat het je zelfbeeld, mentale en fysieke gesteldheid verbeterd
bias blind spot: de neiging om te denken dat andere mensen meer last hebben van een probleem dan dat jij hebt
denken dat anderen meer sensitief zijn voor attributie bias
we denken dat onze eigen gedachten rationeel en logisch klinken maar dat de mening van anderen te veel
wordt beïnvloedt door de attributie bias
Actor-observer difference: neiging om gedrag van anderen te zien als dispositioneel (veroozaakt door
persoonskenmerken) en het gedrag van onszelf meer te zien als situationeel veroorzaakt.
Oorzaak: perceptual salience: bij het beoordelen van gedrag van een ander is de persoonlijkheid meer
prominent aanwezig en bij het beoordelen van ons eigen gedrag is de situatie meer aanwezig, omdat we
minder op onszelf letten dan op de wereld om ons heen. > The seeming importance of information that is
the focus of people’s attention
Oorzaak: beschikbaarheid informatie: Jij hebt kennis van jezelf, dus hoe je je normaal gesproken gedraagt,
en van de situatie, dus onder welke omstandigheden je daarvan afwijkt. Jijzelf hebt dus meer consistentie en
distinctiveness informatie dan een ander
Self-serving attributions: het eigen succes verklaart men door interne factoren en falen verklaart men door
externe, situationele factoren.
Oorzaak: beschermen van ons gevoel van eigenwaarde, vooral als we weten dat we het niet kunnen
veranderen. Als je het gevoel hebt dat je je prestatie nog kunt verbeteren, heb je minder snel de neiging tot
self-serving attributies.
Oorzaak: een positief beeld van jezelf schetsen naar anderen, je gezicht redden, smoesjes.
Oorzaak: informatie, niet kunnen begrijpen waarom je bijvoorbeeld slecht presteert, en daarom denken
dat het aan iets te wijten is buiten jou
Defensieve attributies: uitleggen van gedrag die ons beschermen voor gevoelens van kwetsbaarheid en
sterfelijkheid > omdat we er niet aan herinnerd willen worden dat bepaald leed willekeurig is en iedereen kan
overkomen > andere uitleggen bedenken
belief in a just world: een defensieve attributie waarin mensen ervan uit gaan dat slechte dingen gebeuren bij
slechte mensen en dat goede dingen alleen gebeuren bij goede mensen
je zal een deel van de schuld op het slachtoffer plaatsen om je zo zelf beter te voelen over een enge
gebeurtenis > omdat het slachtoffer ‘goed’ is en je jezelf ook als goed ziet en slechte dingen gebeuren niet
bij goede mensen, je gaat dus victim blaming om zo jezelf in te spreken dat zo’n gebeurtenis nooit bij jou kan
gebeuren
fundamental attribution error/correspondence bias: de neiging om het gedrag van mensen wat komt door interne
dispositionele factoren te overschatten en de situationele factoren te onderschatten
we denken dat gedrag eerder door persoonlijkheidseigenschappen komt en minder snel door
omgevingsfactoren komt
, in een experiment kregen witte mensen video’s te zien van jonge mannen in realistische settings. De helft van de
mannen waren wit en de andere helft was zwart en de ene helft had een pistool vast en de andere groep een ander
niet dreigend object. De mensen moesten shoot drukken als er een pistool te zien was en dont shoot wanneer er
geen pistool te zien was.
- shooter bias: witte mensen drukte sneller shoot wanneer de man zwart was, zelfs als ze een niet dreigend
object vasthouden
o wanneer de man wit was, maakte mensen evenveel fouten > maar als de man zwart was maakte ze
meer fouten, ze gingen eerder een onschuldige man beschieten
>> discriminatie wordt ook geactiveerd wanneer mensen boos worden of een vervelende reactie krijgen
twee-stappen proces van attributie van Gilbert: mensen volgen bij het observeren van gedrag eerst automatisch
interne attributie die ze kunnen bijstellen naar een externe attributie als ze er moeite en bewuste aandacht in
steken. > eerste stap kost geen energie, is automatisch & tweede stap kost meer moeite en is bewust
Correspondence bias geldt voor meerdere culturen, alleen nemen mensen uit collectivistische culturen eerder
de tweede stap in het two step attribution proces: ze nemen situationele factoren mee en herzien hun
attributie eerder dan Westerse mensen
reasons-generated attitude change: verandering van houding wat komt door het denken over de redenen over
waarom iemands houding zo is
mensen gaan ervan uit dat hun houding match met de redenering waarom ze zo’n houding hebben
casual theories: theorieën over de oorzaken van iemands eigen gevoelens en gedrag
deze leren we vaak van onze cultuur
self-reference effect: wanneer informatie op jou persoonlijk aanslaat onthoudt je het beter
Vrouwen hebben meer relationele interdependence: ze focussen op intieme relaties. Mannen hebben meer
collectieve interdependence: focussen meer op lidmaatschap van sociale groepen
independent view of the self: een manier om jezelf te definiëren in termen van je eigen gedachten, gevoelens en
acties en NIET die van anderen
introspection: het proces waarbij mensen naar zichzelf kijken en hun eigen gedachten, gevoelens en motieven
examineren
self-awareness theory: het idee dat wanneer mensen de aandacht op hunzelf leggen, ze hun gedrag evalueren en
vergelijken met hun interne standaarden en normen
self-concept: de content van onszelf, onze kennis over wie wij zijn
self-perception theory: de theorie dat wanneer onze attitudes en gevoelens niet zeker en ambigue zijn, we deze
staat zien door het observeren van ons gedrag in de situatie waarin het voortkomt
dit doen we alleen wanneer we niet zeker zijn over hoe we ons voelen
mensen beoordelen of hun gedrag echt reflecteert hoe ze zich voelen of het door de situatie komt
mensen gebruiken dezelfde attributionele principes om hun attitude en gevoelens te beoordelen
De contact hypothese stelt dat wanneer mensen uit verschillende groepen met elkaar omgaan, vooroordelen en
stereotypering verminderd wordt. Een aantal voorwaarden voor dit contact zijn
- wederzijdse afhankelijkheid
- een gezamenlijk doel
- dezelfde status van de groepsleden
Volgens de realistische conflict theorie nemen vooroordelen en discriminatie toe wanneer er in een land
concurrentie is door schaarste van banen
intrinsieke motivatie: het belang van mensen om mee te doen in een activiteit omdat ze deze activiteit leuk of
interessant vinden en NIET door externe beloningen