Wonen in Nederland; stedelijke vraagstukken
Voorzieningsniveau van een stad
Reikwijdte; maximale afstand
Draagvlak; iedereen die binnen dei reikwijdte woont
Drempelwaarde; het minimaal aantal klanten dat nodig is om rendabel te draaien
Het gebied rond de stad die gebruik maakt van voorzieningen in de stad; verzorgingsgebied
Opgeslokte randgemeenten; agglomeratie
Stadsgewest; plaatsen die functioneel betrokken zijn
Randstad; stedelijke zone
Noordvleugel; haarlem, ams, almere, utrecht
Zuidvleugel; den haag, rotterdam
Groene hart; agrarisch gebied in de randstad
Stedelijke ontwikkeling
Steden begonnen snel te groeien. Door industriële revolutie in 1870 trokken veel mensen van het
platteland naar de stad. Dit word urbanisatie genoemd. Mechanisatie in landbouw en opkomst
industrie in steden, meer werk in steden.
Jaren 60; suburbanisatie; veel mensen verlieten de stad om op het platteland te wonen;
economische groei; auto en huis met tuin
Rijke, hoger opgeleide autochtone jonge gezinnen vertrokken naar platteland; minder kansrijken
bleven over in de stad; werklozen, arbeiders, bejaarden, autochtonen
Hierdoor ontving de stad minder belastinggeld; bezuinigingen op onderhoud en veiligheid;
verloederen; leefbaarheid neemt af; woon werkverkeer nam enorm toe; files
Platteland mocht niet volgebouwd worden. Daarom bepaalde de overheid in welke plaatsen
suburbanisatie moest worden geconcentreerd; groeikernenbeleid; groeikernen lagen buiten het
groene hart
De oorzaak van deze problemen was suburbanisatie van jonge rijke gezinnen; re-urbanisatie
Het compacte stadsbeleid was gericht open ruimte in de stad vol te bouwen; nieuwbouwlocaties,
vinex wijken, bouwverbod platteland
Men hoopte dat jonge rijkere gezinnen terug kwamen in de stad, ook verwachte ze minder files en
CO2 uitstoot. En openhouden platteland
Vooroorlogse wijken; dicht op elkaar, smalle straten, weinig groen, portiekwoningen
Jaren 50 wijken; brede rechte straten, veel openbaar groen, portiekflats
Jaren 60 wijken; brede rechte straten, galerijflats, hoogbouw
Jaren 70 wijken; rechte straten; rijtjeswoningen
, Jaren 80 wijken; woonerven, veel openbaar groen, gevarieerde woningbouw
Jaren vinexwijken; eengezinswoningen met tuin, minder ruim opgezet, rechte wegen, beperkte
voorzieningen
Woningkenmerken; ouderdom, het woningtype, koop of huur, waarde, staat onderhoud
Bewonerskenmerken; huishoudensgrootte, etniciteit, inkomen, gezinsfase
Historische centrum; verloor de woonfunctie steeds meer aan woonwijken. De omvorming van het
stadscentrum tot zakencentrum ten koste van woongelegenheid heet cityvorming
Vooroorlogse wijken
Na de oorlog begonnen deze wijken te vergrijzen. Ouderen bleven achter, gebrek aan onderhoud,
verloederen
In de jaren 60; veel allochtonen wonen; huizen goedkoop. Etnische wijken
De armere, vaak allochtone inwoners woonden bij elkaar. De rijkere vertrokken naar de betere
buurten of suburbs. Zo ontstond er een scheiding van groepen in de samenleving op grond van
leeftijd, inkomen, religie of etniciteit; ook wel ruimtelijk segregatie genoemd.
Doordat de huizen oud en slecht geïsoleerd waren, verpauperden deze wijken in de stad. Daarom
begon men eind jaren 60 met stadsvernieuwing; renovatie en nieuwbouw. Woonvoorzieningen
In jaren 80 begonnen ze weer populair worden; yuppen en dinky’s wilden dicht bij het centrum
wonen, vanwege werk en voorzieningen. Het vestigen in de stad van deze groep jonge rijke mensen
wordt gentrification genoemd. Het voordeel is dat de buurt een financiële impuls kreeg; huizen
werden opgeknapt
Nadelen zijn er ook. Doordat de huizenprijzen stegen konden oorspronkelijke bewoners het niet
betalen; verdringing; conflict met nieuwere rijke bewoners. Het tegenover elkaar te komen staan van
tegenstellingen tussen bevolkingsgroepen heet polarisatie.
Eind jaren 80 begonnen de naoorlogse wijken uit jaren 50 en 60 te vergrijzen. Allochtonen vestigden
zich. Om verloedering en andere problemen tegen te gaan; vernieuwingsprojecten. Renovatie en
nieuwbouw en opknappen wijk; winkels.
Fysieke stadsvernieuwing niet voldoende
Sociale stadsvernieuwing; verbeteren sociaal economische situatie; werkgelegenheid
Objectieve veiligheid; geregistreerde misdrijven
Subjectieve veiligheid; hoe veilig voelt men zich
Beter onderhoud, betere overzichtelijkheid, extra toezicht
Integratie en leefbaarheid verbeteren; buurthuizen, sportvoorziening; sociale cohesie
Herstructurering; fysieke en sociale stadsvernieuwing
Locatievraagstukken
Om steden leefbaar te houden is het behouden en aantrekken van nieuwe bedrijven belangrijk.