100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Schematische samenvatting geschiedenis van het economisch denken €3,48   In winkelwagen

Samenvatting

Schematische samenvatting geschiedenis van het economisch denken

4 beoordelingen
 920 keer bekeken  18 keer verkocht

Beknopte schematische samenvatting voor het vak Geschiedenis van het Economisch denken. Het gehele boek is samengevat, hoofdstuk 1 t/m 25. Per economische school staan belangrijke economen en theorieën vermeld.

Voorbeeld 4 van de 14  pagina's

  • Ja
  • 4 augustus 2016
  • 14
  • 2015/2016
  • Samenvatting
book image

Titel boek:

Auteur(s):

  • Uitgave:
  • ISBN:
  • Druk:
Alle documenten voor dit vak (3)

4  beoordelingen

review-writer-avatar

Door: vincevandenbogaart • 4 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: adeboer • 6 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: FabRav • 7 jaar geleden

top

review-writer-avatar

Door: mkogelman • 7 jaar geleden

Handig schematisch overzicht. Duidelijk wat belangrijkste punten van de scholen en verschillende denkers. Maakt de hoeveelheid stof wat vatbaarder.

avatar-seller
rpeeters
School Kenmerken Personen Gedachtes
Mercantilistische - Handel belangrijker  goud en zilver Thomas Mun Outflow van goud wordt toegestaan  hoger volume
school - Nationalisme: landen konden niet simultaan meer 1571 – 1641 exportgoederen  export > import = welvaart
1500 – 1776 exporteren dan importeren. Resources konden alleen
stijgen ten koste van ander land.
Handelaar - Kolonisatie en monopolisatie (afhankelijk maken van Gerard Malynes Regels van overheid nodig om kwaliteit producten te
moederland). 1586 – 1641 waarborgen. Meer geld  hogere prijzen  meer verdienen 
- Free internal trade, pro monopoly goed voor economie.
- Sterke centrale overheid om mercantilistische doelen
te promoten: monopolistische privileges, Charles Davenant Meer winst met eigen grondstoffen. Pro overheidsregulatie, want
nationalisme, protectie, kolonisatie en 1656 – 1714 koopmannen onbetrouwbaar. Rijkdom van een land in productie
handelsbelemmeringen. i.p.v. in goud en zilver.
- Grote hardwerkende populatie  lage lonen  lagere
exportprijzen  meer goud inflow  reductie luiheid. Jean Baptiste Pro export en beperking import. Handelsvolume is fixed, dus
Colbert welvaart stijgt ten koste van ander land. Financiën belangrijk
Bullionisme: gaat over bijdrage van goud/zilver aan 1619 – 1683 voor staat. Geen geld  belasting. Pro hardwerkende populatie.
nationale rijkdom.
Sir William Petty Pro grote hardwerkende populatie voor efficiëntie (overheid
Rent seeking behaviour: voordeel halen uit een politiek
1623 – 1687 minder kosten). Harbringer of Keynes theorie: werklozen
gereguleerde markt. Meer winst dan alleen
inzetten voor publieke diensten.
opportuniteitskosten compenseren.
Political arithmetick: voorloper klassieke economie,
omloopsnelheid van geld, arbeidsspecialisatie, belang kapitaal,
enz. Eerste die statistiek gebruikte.
Fysiocratische - Negatieve reactie op mercantilisme. François Quesnay Oprichter, natural order, laissez-faire: goederen- en
school - Begin: publicatie Queasnay Einde: Turgot verloor hoge 1694 – 1774 welvaartsstroom als bloedcirculatie zonder restricties.
1756 – 1776 positie overheid en publicatie Wealth of nations. Voorkeur voor grote agrarische bedrijven, beheerd door
- Natural order: menselijke activiteiten zouden in ondernemers.
Landbouwer harmonie moeten worden gebracht met natuurlijke Tableau economique: eerste analyse van circulaire rondgang van
wetten. goederen en geld in ideale vrije competitieve markt. Blz. 41
- Laissez-faire: tegen overheidsregulering, voor vrije
handel. Hierdoor konden obstakels die kapitalistische
economische ontwikkeling in de weg stonden worden Turgot Voorstander overheidsregulering: introduceerde belasting
geëlimineerd. 1727 – 1781 landeigenaren. Voor vrije handel. Wet van afnemende
- Kapitaalaccumulatie door consumptiereductie rijken. meeropbrengsten.
- Nadruk op landbouw, alleen dit creëerde surplus  Steriele klasse: klassen die het geproduceerde surplus door
alleen landeigenaren moesten belasting betalen. landbouw herkauwen.
Industrie en handel niet belangrijk.
- Veel foute opvattingen, toch bijdragen geleverd. Beide tegen heffingen die interne handel belemmerde.

,Klassieke school - Werd beïnvloedt door scientific revolution: Newton, Sir Dudley North Leefde tijdens het mercantilisme, maar was tegenhanger. Vrije
1776 – 1871 experimenteel bewijs erg belangrijk. Universum is 1641 – 1691 handel zorgt voor wederzijds voordeel, exporteren is dus niet
statisch en wordt geleid door natuurwetten. En Voorloper slecht. Benadrukte laissez-faire.
Ondernemer industriële revolutie. Richard Cantillon Belangrijke factor is ondernemerschap: risico nemen wordt
- Minimale overheidsbemoeienis: krachten van 1680 – 1734 beloond met winst. Competitie beperkt deze winst tot normale
competitieve markt. Voorloper waarden.
- Economisch handelen uit eigen belang  zo wordt Theorie over waarde en prijs: nadruk op belang arbeid en land,
ook gemeenschappelijk belang gewaarborgd  aanbod en vraag, fluctuaties van prijs rond intrinsieke waarde
harmonie van belangen. maken hem directe voorganger.
- Alle economische hulpmiddelen/activiteiten droegen David Hume Kwam het dichtst bij Smith. Vrije wisselkoersen zorgen voor
bij aan welvaart. 1711 – 1776 internationaal evenwicht. Price-specie-flow mechanism: streven
- Promotie van kapitaal accumulatie en economische Voorloper naar positieve BoP. Export stijgt  geldhoeveelheid stijgt 
groei. consumptie stijgt  inflatie stijgt  prijzen stijgen  export
- Loonwerkers hadden het slecht. daalt. Door dit mechanisme ontstaat internationaal evenwicht
- Veel bijdragen geleverd door economische wetten. zonder overheidsingrijpen.
- Zwakte door te grote nadruk laissez-faire. Adam Smith Zie achteraan.
1723 – 1790
Thomas Robert Zie achteraan.
Malthus
1766 – 1834
David Ricardo Zie achteraan.
1772 – 1823
Jeremy Bentham Tijdgenoot van Smith. Hedonisme  utilitarisme: geluk voor
1748 – 1832 grootst aantal mensen moet worden nagestreefd. Zo veel
mogelijk pleasure, weinig mogelijk pain. Wealth is maatstaf voor
geluk, afnemende meeropbrengsten.
Alleen overheidsingrijpen om speciale redenen, tegenstander
gelijke inkomensverdeling.
Jean-Baptiste Say Introduceerde ondernemerschap als 4e productiefactor.
1767 – 1832 Introduceerde law of markets: aanbod creëert zijn eigen vraag
op LT.
Nassau William Maakt als eerste onderscheid tussen positieve en normatieve
Senior economie. Introduceert abstinance (onthouding): kapitalist
1790 – 1864 houdt geld vast om later te investeren  winst  morele
superioriteit. Rijken en armen consumeren meteen.
John Stuart Mill Arbeid is afhankelijk van populatiegroei. Kapitaal is afhankelijk
1806 – 1873 van surplus en neiging om te sparen. Land is beperkende factor
bij stijgende productie, vanwege afnemende schaalvoordelen.

, Accepteerde wages fund, maar hoogte is afhankelijk van vraag en
aanbod.
Law of international values: vrije internationale handel vanwege
comperatieve kosten.
Maakte onderscheid tussen wetten van productie en distributie:
loon kan niet hoger worden, een stukje winst van kapitalisten kan
wel worden afgepakt door arme arbeiders.
Socialisme - Ontstaan als reactie op industriële revolutie (slechte Saint-Simon, Allemaal utopisch socialisten. Owen was ondernemer en wou
1800 – heden arbeidsomstandigheden) en verzet tegen kapitalistisch Fourier, Owen geld verdienen. Toch socialist omdat hij zei dat juist goede
systeem. arbeidsomstandigheden leiden tot meer winst.

Typen: Louis Blanc Staats socialist.
Utopisch socialisme: blauwdrukken/utopie hoe Charles Kingsley Christelijk socialist.
samenleving er uit moest zien. Sismondi Hij was voorloper op het socialisme, hij hielp de socialistische
Staat socialisme: overheidsinterventies om algemene gedachtegang.
sociale doelen te bereiken (stemrecht armen) Karl Heinrich Marx - Kritiek op klassieken: tegenstrijdigheden binnen kapitalisme
Christelijk socialisme: bijbel leidende vorm voor overheid. 1818 – 1883 zorgen voor ondergang.
Keiharde ondernemers, maar naastenliefde. - Beïnvloedt door vriend Friedrich Engels, Ricardo (labor theory
Anarchisme: alles afschaffen, geen blauwdrukken. of value), Darwin (natuurlijke selectie), Hegel (dialectiek) en
Zelfsturende groepen. Zelfde doelen als utopisch, andere Feuerbach (materialisme.
methoden. Theory of history: statische relaties van productie (thesis) +
Communisme: als iedereen doet wat hij kan, is er genoeg dynamische productiekrachten (antithese) = revolutie in systeem
wat iedereen nodig heeft. Jee werkt voor belang (synthese). Dit is periodiek mechanisme: samenleving zien
samenleving. evalueren in 6 fases  puur communisme heerst uiteindelijk.
Revionisme (Duitsland): tegen klassenstijd. Bestuur moet Law of motion: zie blz. 198
afspiegeling samenleving zijn. 1. Labor theory of value: arbeid is de bron van alle waarde.
Sydicalisme: overheid werkt niet, is te groot. Organisatie 2. Theory of exploitation: surplus waarde en winsten komen
op lager niveau. Familie stond centraal. tot stand door uitbuiting van werknemers.
Guild socialisme: staat is noodzakelijke institutie voor 3. Kapitaal accumulatie: komt tot stand door competitie tussen
uitdrukken van gemeenschappelijke belangen. Gildes kapitalisten.
werden opgericht zodat arbeiders fabrieken konden 4. Op lange termijn daalt de rate of profit voor kapitalisten door
sturen. stijgende efficiency (mechanisatie).
5. Kapitaalaccumulatie leidt tot grotere arbeidsvraag  hogere
 Harmonie van belangen, verwerping laissez-faire lonen i. c. met dalende winsten  recessie 
(behalve anarchisten), verwerping say’s law. technologische werkloosheid.
6. Dalende winstvoet en recessie leiden tot centralisatie van
kapitaal en kleiner worden van aantal rijken.

, 7. Alle 3 leiden ze tot werkloosheid en verarming van
arbeidersklasse.
8. Klassenconflict: steeds meer kapitaal bij kleinere groep
mensen.
 Geen historisch support voor theorieën.
Duits historische Tegen de klassieke economen. Duitsland zwak, landbouw Friedrich List Voorloper van historisch model. Was voor vrije handel in
school georiënteerd en liep ver achter op England. Overheidshulp 1789 – 1846 Duitsland, maar wou importbeperkingen om eigen opkomende
1840 – 1917 was vereist voor inhaalsprint. industrieën te beschermen.
4 basis principes: Wilhelm Roscher Een van de oprichters van de oude historische school: wouden
- Evolutionaire benadering economie (darwin): 1817 – 1894 klassieke theorie aanvullen.
cumulatieve groei en ontwikkeling genereren. Gustav Schmoller Leidende figuur jongere historische school: wou klassieke theorie
Maatschappij verandert constant, dus doctrine niet 1838 - 1917 volledig vervangen met historische studies en
altijd toepasbaar. beleidsoverwegingen.
- Nadruk positieve rol overheid: belang samenleving Methodenstreit met Carl Menger: inductieve en deductieve
benadrukken  nationalistisch. Staat stimuleerde methoden bleken beide belangrijk.
industrie, transportatie en economische groei. Meer overheidsbemoeienis en voorstander protectionisme.
- Inductieve/historische benadering: bestuderen van
Max Weber Intellectuele afstammeling van Schmoller.
geschiedenis en daaruit leren.
1864 – 1920 Door reformatie is kapitalisme ontstaan.
- Conservatieve hervorming: staat moest
Hij verwierp marxistische idee dat religieuze doctrines alleen
omstandigheden voor ‘gewone man’ verbeteren 
maar ideologische uitingen zijn van bepaalde economische
verbetering loyaliteit.
omstandigheden.
Marginalistische Na industriële revolutie nog steeds slechte Cournot Eerste econoom die gebruik maakte van wiskundige modellen.
school omstandigheden. 3 niet klassieke oplossingen in EU: 1801 – 1877 Theory of monopoly: winstmaximalisatie door MR = MC. Kritiek
1871 – heden promoten van socialisme, ondersteunen van handelsunies Voorloper was dat hij geen rekening hield met prijsdiscriminatie. Theory of
en verbeteren van overheidsregulaties. duopoly: consumenten bepalen prijs en 2 aanbieders passen
- Marginalisten waren hier op tegen. hierop hoeveelheid aan.
- Focus op de margin: punt waar beslissingen worden Jules Dupuit Nut van productie verschilt per individu  marginale nutscurve
genomen. 1804 – 1866  demand curve  consumentensurplus. Ook ontwikkelde hij
- Aanname dat mensen zich rationeel gedragen: Voorloper het idee van prijsdiscriminatie.
afwegen van pleasure en pains/toekomstige von Thünen Location theory: reeks ringen, elk toegewijd aan bepaald type
behoeftes. 1783 – 1850 agrarisch gebruik, ontwikkelt zich rond de centrale stad. Hoe
- Micro-economische nadruk Voorloper verder de ring van de stad is, hoe minder intensief de productie
- Gebruik van abstracte, deductieve methode is, hoe minder bederfelijk de productie is en hoe groter het
- Pure competitie nadruk vermogen om de transportkosten te dragen.
- Prijzen worden uitsluitend bepaald door vraag Marginale productiviteit van arbeid: extra eenheden arbeid
- Vraagt hangt af van marginale utility, wat subjectief is. leiden tot kleine stijging agrarische output.

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper rpeeters. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,48. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 64438 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€3,48  18x  verkocht
  • (4)
  Kopen