Basiskennis taalonderwijs
Henk Huizinga, Rolf Robbe, 3e druk
Hoofdstuk 5 beginnende geletterdheid
5.1 geletterdheid
Geletterdheid heeft betrekking op de volgende aspecten:
- Boekoriëntatie
- Verhaalbegrip
- Functies van geschreven taal
- Relatie tussen gesproken en geschreven taal
- Taalbewustzijn
- Alfabetisch principe
- Functioneel ‘schrijven’ en ‘lezen’
- Technisch lezen en schrijven, start
- Technisch lezen en schrijven, vervolg
- Begrijpend lezen en schrijven
In groep 3 staat aanvankelijk lezen centraal, waarbij de kinderen eenvoudige
woorden moeten kunnen lezen.
In de hogere groepen is er aandacht voor technisch lezen en begrijpend lezen.
Als kinderen aan het eind van de basisschool niet AVI-niveau E6 hebben
gehaald kunnen ze functioneel analfabeet worden (met moeite lezen en
schrijven, maar onvoldoende om maatschappelijk goed te kunnen
functioneren).
Ontwikkeling geletterdheid
Er zijn drie fasen:
1. Ontluikende geletterdheid: ontwikkeling van de geletterdheid in de
periode van 0 – 4 jaar. Leren omgaan met geschreven taal en mondelinge
taalvaardigheid zijn een spontaan proces. Interactie met opvoeders heeft
grote rol (voorlezen etc.). De ontwikkeling van de geletterdheid is in deze
fase niet los te koppelen van de mondelinge taalontwikkeling.
2. Beginnende geletterdheid: ontwikkeling van de geletterdheid van groep
1 t/m 3. Door taalspelletjes, voorlezen etc. ontwikkelt de geletterdheid.
Deze fase omvat ook het aanvankelijk lezen.
3. Gevorderde geletterdheid: ontwikkeling geletterdheid na groep 3. Omvat
voortgezet technisch lezen, begrijpend lezen en stellen.
5.2 Tussendoelen beginnende geletterdheid
1
, Sub onderwerp
5 Taalbewustzijn
1. Kleuters kunnen woorden in zinnen onderscheiden
2. Kinderen kunnen onderscheid maken tussen de vorm en de betekenis
van woorden
3. Kinderen kunnen woorden in klankgroepen verdelen
4. Kinderen kunnen reageren op en spelen met bepaalde klankpatronen in
woorden (rijmen, beginrijm, eindrijm)
5. Kinderen kunnen fonemen als de kleinste klankeenheden in woorden
onderscheiden, zoals bij p – e – n.
6 Alfabetische volgorde
1. De kinderen ontdekken dat woorden zijn opgebouwd uit klanken en dat
letters met die klanken corresponderen, ze leggen de foneem-
grafeemkoppeling
2. Kinderen kunnen door de foneem-grafeemkoppeling woorden die ze nog
niet eerder hebben gezien, lezen en schrijven
7 Functioneel ‘schrijven’ en ‘lezen’
1. Kinderen schrijven functionele teksten, zoals lijstjes, briefjes, opschriften
en verhaaltjes
2. Kinderen lezen zelfstandig prentenboeken en eigen en andermans
teksten
8 Technisch lezen en schrijven, start
1. Kinderen kennen de meeste letters: ze kunnen de letters fonetisch
benoemen
2. Kinderen kunnen klankzuivere (km, mk- en mkm-) woorden ontsleutelen
zonder eerste de afzonderlijke letters te verklanken.
3. Kinderen kunnen klankzuivere woorden schrijven
9 Technisch lezen en schrijven, vervolg
1. Kinderen lezen en spellen klankzuivere woorden
2. Kinderen lezen korte woorden met afwijkende spellingpatronen en
meerlettergrepige woorden
3. Kinderen maken gebruik van een breed scala van
woordidentificatietechnieken
4. Kinderen herkennen woorden steeds meer automatisch
10 Begrijpend lezen en schrijven
1. Kinderen tonen belangstelling voor verhalende en informatieve teksten
en boeken, en zijn ook gemotiveerd die zelfstandig te lezen
2. Kinderen begrijpen eenvoudige verhalende en informatieve teksten
3. Kinderen gebruiken geschreven taal als een communicatiemiddel.
1 Boekoriëntatie
2