Samenvatting Internationaal & Europees recht
Hoofdstuk 1
Doel van alle naoorlogse samenwerking is en blijft om een eind te maken aan het nationalisme.
1.1 Vormen van samenwerking
Landen die met elkaar willen samenwerken moeten een verdrag met elkaar sluiten. Verdrag
schriftelijk vastgelegde overeenkomst tussen landen. Zo’n overeenkomst wordt in eerste instantie
gesloten tussen de regeringen van landen. Het verdrag kan pas in werking treden tussen de
betrokken landen als het in de landen formeel goedgekeurd is (geratificeerd). Ratificatie wordt in
meeste landen gedaan door staatshoofd en kan pas gebeuren nadat parlementaire goedkeuring voor
het verdrag is gekregen. In sommige landen kunnen bepaalde verdragen pas worden goedgekeurd
nadat een meerderheid van bevolking zich, d.m.v. referendum, voor verdrag heeft uitgesproken.
Verschillende manieren van samenwerking:
− Intergouvernementele samenwerking Hierbij wordt een organisatie opgericht die alleen
activiteiten kan ontwikkelen wanneer alle aangesloten landen akkoord gaan (toestemming is
vereist van alle lidstaten). Deze samenwerking wordt gebruikt door OECD en Raad van
Europa.
− Supranationale samenwerking Hierbij wordt een organisatie opgericht die bepaalde
bevoegdheden van samenwerkende staten overneemt. Het kan handelen op een aantal
gebieden, zonder toestemming van alle lidstaten. Binnen de EU wordt dit toegepast.
− Federale samenwerking Hierbij wordt een overkoepelende staat opgericht die op veel
belangrijke gebieden de bevoegdheden van de samenwerkende staten overneemt.
Voorbeelden zijn Bondsrepubliek Duitsland en VS.
Eerste initiatieven in Europa waren vooral gericht op economische samenwerking. Voor intensiteit
daarvan, bestaan volgende mogelijkheden:
1. Vrijhandelszone lidstaten hebben onderling alle douanerechten afgeschaft.
2. Douane-unie gaat verder dan vrijhandelszone douanerechten worden afgeschaft en er
wordt een gemeenschappelijk buitentarief t.a.v. producten afkomstig uit niet-lidstaten
gehanteerd. Bij vrijhandelszone kan een product, afkomstig uit China dat is geïmporteerd in
lidstaat X niet vrij worden verhandeld naar een andere lidstaat van de vrijhandelszone. Bij
een douane-unie kan na import in lidstaat A het uit China geïmporteerde product vrij
circuleren in alle andere lidstaten.
3. Gemeenschappelijke markt (ook wel interne markt) gaat verder dan douane-unie. Vrij
verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal + douane-unie. Doel op economisch
gebied de bestaande binnenmarkten van de lidstaten vervangen door een Europese
binnenmarkt.
4. Economische en monetaire unie (EMU) gaat nog een stap verder. Hierbij wordt
gemeenschappelijke markt uitgebreid met een gezamenlijke munt en een gezamenlijk
begrotingsbeleid. Voordeel van EMU wisselkoersrisico’s worden afgeschaft.
EEG, opgericht in 1957, was gebaseerd op een douane-unie en gemeenschappelijke markt. Later
werd in Maastricht ook idee van EMU omarmd. Landen die in 1957 niet aan EEG
wilden deelnemen (Engeland en Scandinavische landen), besloten toen een vrijhandelszone op te
richten European Free Trade Area (EFTA). Deze organisatie was intergouvernementeel. EEG was
supranationaal.
1
,Bij een intergouvernementeel karakter behouden alle verdragsluitende organisaties hun
soevereiniteit (hun macht). Er kan daardoor geen enkel besluit worden genomen zonder dat alle
aaneengesloten staten daarmee akkoord gaan. Er worden ook geen organen via zo’n verdrag in het
leven geroepen. Er wordt dus geen soevereiniteit overgedragen. Bij een supranationaal karakter
hebben de verdragsluitende organisaties een stukje van hun soevereiniteit afgegeven en kunnen zij
in de toekomst, met (ongewenste) regelgeving vanuit die organisatie te maken krijgen. Ook worden
er via zo’n verdrag organen in het leven geroepen die eigen bevoegdheden hebben.
1.2 Eerste initiatieven tot Europese samenwerking
1944 in Londen werd een verdrag getekend tussen België, Nederland en Luxemburg om na de
oorlog een douane-unie tussen de landen tot stand te brengen.
1947 dit verdrag leidde tot oprichting van Benelux. Binnen deze douane-unie worden onderling
geen douanerechten geheven en is een gemeenschappelijk buitentarief afgesproken voor invoer uit
andere landen.
1960 via nieuw verdrag werd besloten een economische unie tussen de drie landen te
verwezenlijken. Deze Benelux Economische Unie beoogt een intensieve vorm van economische
samenwerking.
2010 vanaf dit jaar werken de drie landen ook op niet-economische gebieden samen onder de
naam Benelux Unie.
Winston Churchill was eerste politicus die na oorlog de samenwerking binnen Europa benadrukte. In
toespraak in 1946 pleitte hij voor ‘a kind of United States of Europe’. Hierbij was het niet duidelijk of
het zijn bedoeling was om Engeland bij dat project te betrekken.
In 1948 werd OEEC (Organisation for European Economic Co-operation) opgericht. Deze organisatie
kwam tot stand door aandrang van Amerikanen als voorwaarde voor Marshallhulp. Dit
hulpprogramma bood financiële steun voor wederopbouw van Europa. Marshallhulp werd door VS
en Canada gefinancierd. 18 Europese landen (ook Turkije) werden lid van OEEC. OEEC was gericht op
formuleren van gezamenlijke aanpak van economisch herstel en houden van toezicht op de hulp.
OEEC werd in 1961 vervangen door OECD (Organisation for Economic Co-operation and
Development). VS en Canada werden toen ook lid.
Eerste stap tot verdergaande samenwerking van Europese landen werd gezet bij oprichting van Raad
van Europa in 1949. Aan deze organisatie deden toen tien landen mee. Tegenwoordig 47 Europese
landen, incl. Rusland en Turkije. Meest succesvolle activiteit van en nog steeds van de Raad is de
bescherming van mensenrechten. Om deze doelstelling te verwezenlijken sloten de lidstaten het
EVRM.
Raad van Europa werd een teleurstelling voor degene die de noodzaak van intensieve Europese
samenwerking hadden bepleit. De Raad kwam bij meeste onderwerpen niet verder dan het doen van
aanbevelingen aan de lidstaten. Dit gebrek aan bindende besluiten komt doordat de Raad
intergouvernementeel is.
1950 Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS). Deze organisatie zou aanzet worden
voor Europese Economische Gemeenschap (EEG), waaruit EU ontstond.
1.3 De EGKS
Franse minister van Buitenlandse Zaken, Robert Schuman, lanceerde in 1950 een voorstel om zeer
intensief te gaan samenwerken binnen een nieuwe organisatie: EGKS. Hij deed dat voorstel o.b.v.
2
,een plan door Jean Monnet. Achtergrond en doel van dit plan was om toekomstige gewapende
conflicten tussen Duitsland en Frankrijk onmogelijk te maken. In 1950 was kolen- en staalsector een
belangrijk deel van de economie. Oorlogsindustrie was ook afhankelijk van deze sector. Kolen
vormden belangrijkste bron van energie en staal was nodig voor maken van wapens, machines
schepen etc. Frankrijk wilde de gehele oorlogsindustrie onder gezag van EGKS plaatsen. Deze nieuwe
organisatie moest onafhankelijk zijn en daarom onder leiding staan van een onafhankelijke instelling:
de ‘Hoge Autoriteit’. Deze instelling zou alleen verantwoording verschuldigd zijn aan een Europese
Volksvertegenwoordiging. De ‘Hoge Autoriteit’ zou dus onafhankelijk kunnen opereren van de landen
die de EKGS hadden opgericht.
Voorstel van Schuman was in eerste plaats gericht aan hoofdrolspelers van 2e WO Duitsland en
Frankrijk. Ook andere Europese landen werden aangemoedigd zich bij dit initiatief aan te sluiten. Uit
voorgestelde verdrag zou een organisatie ontstaan (EGKS) die tot taak zou krijgen om een
‘gemeenschappelijke markt voor kolen en staal’ tot stand te brengen. Er zou dus één enkele
binnenmarkt voor kolen en staal ontstaan. Voor deze twee producten moesten de zes afzonderlijke
binnenmarkten worden afgeschaft en moesten deze markten samen één economisch gebied of één
markt gaan vormen. Staatsgrenzen moesten worden afgeschaft.
1951 Verdrag tot oprichting van EGKS werd door zes landen getekend.
1952 Verdrag trad in werking. Supranationale organisatie was ontstaan. Dit was bijzonder, omdat
de organisatie op intergouvernementele manier tot stand is gekomen. Bestuur van EGKS werd
opgedragen aan Hoge Autoriteit. Eerste president van de Instelling werd Jean Monnet. EGKS kwam
tot stand voor periode van vijftig jaar, dus tot 2002.
1.4 De EEG
Concrete voorstellen op politiek en militair gebied werden tijdens EGKS gedaan maar deze werden
uiteindelijk verworpen. Daarom werd door EGKS-landen een comité ingesteld, onder leiding van
Belgische minister van Buitenlandse zaken, Paul-Henri Spraak. Dit comité werd gevraagd een voorstel
te doen voor intensieve samenwerking. Dit comité kwam met het voorstel om een organisatie op te
richten die een gemeenschappelijke markt zou creëren die alle economische activiteiten zou
omvatten begin van EEG-verdrag.
1957 EEG-verdrag werd door zes EGKS-lidstaten ondertekend.
1958 verdrag trad in werking, na goedkeuring door zes parlementen. Net als EGKS kwam verdrag
op intergouvernementele wijze tot stand en gaf het geboorte aan supranationale organisatie: de
Europese Economische Gemeenschap.
Verschil tussen EEG en EGKS afwezigheid van ‘Hoge Autoriteit’ (een soort ‘Europese Regering’),
die volledig onafhankelijk is van de lidstaten. Binnen de EEG functioneerde de ‘Commissie’, die
onafhankelijk was van de lidstaten en belangrijke bestuurstaken moest vervullen. Deze ‘Commissie’
heeft zich niet kunnen ontwikkelen tot een Europese regering. Regeringsmacht binnen EEG wordt
vooral uitgeoefend door lidstaten.
Tegelijkertijd met EEG-verdrag trad Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor
Atoomenergie (EGA) in werking. Ook wel aangeduid als Euratom. Omdat de Europese
Gemeenschappen (EGKS, EEG en EGA) supranationale organisaties zijn die bevoegdheden van de
lidstaten hebben overgenomen, moeten deze organisaties beschikken over instellingen die zijn belast
met wetgeving, bestuur en rechtspraak. In eerste instantie hadden de drie Gemeenschappen
3
, verschillende instellingen die zich bezighielden met deze taken. Omdat dit niet efficiënt was, is een
verdrag gesloten, waarbij instellingen van EEG de taken van de andere twee Gemeenschappen
hebben overgenomen. Belangrijkste instellingen:
− Commissie bestaat uit personen die onafhankelijk van lidstaten zijn. Vervult bestuurstaken
en maakte wetsontwerpen. Binnen de EGKS kreeg de Commissie de bestuursbevoegdheden
van de Hoge Autoriteit.
− Raad bestaat uit vertegenwoordigers van de lidstaten. Was bevoegd tot vaststellen van
wetgeving.
− Europees Parlement bestaat uit vertegenwoordigers van de volkeren van Europa. Deze
had een rol bij maken van wetgeving en had taak om Commissie te controleren.
− Hof van Justitie was belast met rechtspraak.
1.5 Van EEG naar EG
Via Europese Akte (1986) en Verdrag van Maastricht (1992) werden nieuwe afspraken gemaakt over
Europese samenwerking. Door Verdrag van Maastricht EEG ombuigen naar EG. Dit maakte
wijzigingen in bestaande verdragen noodzakelijk. Dit gebeurde door een verdrag te sluiten waarin
stond dat bestaande verdragen veranderd moesten worden. Eerste was Europese Akte en tweede
Verdrag van Maastricht. Uiteindelijk kwamen geconsolideerde versies tot stand, nadat door Europese
Commissie de wijzigingen in bestaande verdragen waren doorgevoerd.
Europese Akte werd gesloten, omdat volgens EEG-verdrag ‘de gemeenschappelijk markt’ in 1970
voltooid moest zijn, maar dit was nog niet in 1985. Met de EA werd EEG-verdrag gewijzigd. In
herziene tekst van EEG-verdrag werd een nieuwe datum afgesproken 31 december 1992. Project
om een Europese binnenmarkt tot stand te brengen, kreeg een nieuwe naam: ‘interne markt’. Na
inwerkingtreding van EA werden nieuwe vormen van samenwerking afgesproken. Dit zou in 1992
leiden tot Verdrag betreffende de Europese Unie (in praktijk: Verdrag van Maastricht). Verdrag trad
op 1 november 1993 in werking en bevatte drie componenten:
− Herziening EEG-verdrag.
− Intergouvernementele samenwerkingsvormen.
− Oprichting van Europese Unie.
1.5.1 Herziening EEG-verdrag
Belangrijk onderdeel van Verdrag van Maastricht was algehele herziening van EEG-verdrag. Omdat
door herziening de EEG een grote hoeveelheid, niet-economische taken kreeg, werd de organisatie
omgedoopt tot Europese Gemeenschap. Volgende vernieuwingen:
− Taak om een economische en monetaire unie (EMU) tot stand te brengen.
− Nieuwe bevoegdheden voor niet-economische aangelegenheden.
− Instelling van een burgerschap van de Unie.
Taak om een economische en monetaire unie (EMU) tot stand te brengen
EG kreeg de opdracht om via een concreet stappenplan een EMU op te zetten met een
gemeenschappelijke munt. Dit heeft aanzet gegeven tot invoering van een munt (de euro) in zo veel
mogelijk lidstaten (eurozone).
Nieuwe bevoegdheden voor niet-economische aangelegenheden
EG kreeg bevoegdheden op nieuwe beleidsterreinen. Deze nieuwe bevoegdheden werden
onderworpen aan het subsidiariteitsbeginsel.
4