Samenvatting geschiedenis kennistoets PABO
1: Jagers en boeren
Tot 3000 v. Chr. – Prehistorie
Geen schriftelijke bronnen.
De 1e mensen leefden als jager-verzamelaar en moesten zich aanpassen aan grote veranderingen in
het klimaat. Ze leefden van de jacht en van het verzamelen van voedsel en waren daarom afhankelijk
van de natuur. Ze volgden het wild en hadden een nomadisch bestaan.
Kunstuitingen: kleine beeldjes van dieren en grotschilderingen van jachtdieren.
Het leven van de 1e bewoners van Europa (neanderthalers) werd vooral bepaald door de IJstijden
(glacialen): koude perioden afgewisseld met minder koude perioden.
Op toendra’s werd jacht gemaakt op mammoeten en rendieren.
In ons land trokken van 12 000 v Chr. Tot 8000 v Chr. rendierjagers (nomaden) door het land. Zij
leefden van de jacht op rendieren.
Vanaf 8000 v Chr. werd het warmer in ons land en trokken rendieren (+ jagers) naar het noorden.
Enige sporen die zij achter lieten waren van hun kampen.
13 000 jaar geleden verdween de extreme kou van de laatste ijstijd en werd West Europa iets
warmer.
Toendraklimaat: zomer max. 10 graden.
Toendra: gebied zonder bomen, begroeid met mos, gras en struiken.
Vlees, huid en botten van gedode dieren werden gebruikt als voedsel, kleding, tenten en
gereedschap.
Rendierjagers gebruikten vuur om eten eetbaar te maken en roofdieren op afstand te houden. Ze
gebruikten gereedschappen van vuursteen -> kleine scherpe werktuigen als schrapers en messen.
Bij de jacht gebruikten ze speren en pijl en boog, met een vuurstenen punt. Ook werd gereedschap
van botten en hout gemaakt.
De temperatuur steeg -> toendra veranderde in bosrijk gebied -> rendieren vertrokken naar hoge
noorden.
Eland, rund, wisent, paard, everzwijn, hert en ree konden volop voedsel vinden. Ook ontstonden
visrijke meren, rivieren en beekjes.
Rond 7000 v Chr. konden jagers-verzamelaars in een beperkt gebied blijven.
Lente: vissen. Herfst: noten en vruchten. Hele jaar: jagen.
Bij de jacht gebruikten ze soms een boomstamkano met peddel en visfuiken.
De 1e landbouw ontstond in het midden oosten, rond 10 000 v. Chr. In de vruchtbare halve maan
(Turkije, Irak, Libanon, Israel en Syrie). De overgang van jagen-verzamelen naar akkerbouw en
veeteelt was rond 7000 v. Chr. mensen vestigden op 1 plek, ze zetten de natuur naar hun hand en
hadden meer bezit: aardewerk.
Akkerbouw: door verbouwen van granen, daarna veeteelt: door temmen van vee = agrarische
revolutie.
Vanuit het midden oosten verspreidde landbouw zich over Europa. De 1 e landbouwers in de Lage
Landen waren Bandkeramiekers (5300 – 4900 v. Chr.)