Onderwijsleerproblemen
College 1: Leerproblemen en leervermogen
Wat is leren? Het is een actief proces in het verkrijgen en behouden van kennis, zodat het toegepast
kan worden in toekomstige situaties. Elementen die belangrijk zijn:
- Het is een actief proces, je moet er wat voor doen
- Motivatie is hiervoor nodig
- De kennis moet je verkrijgen en behouden. De instructie moet passend zijn, maar er moet
ook de mogelijkheid zijn om het te behouden en het weer terug te krijgen uiteindelijk.
Kinderen met speciale onderwijsbehoeften
Aantal groepen hierin:
- Kinderen die gediagnosticeerd zijn met specifieke onderwijsleerproblemen, waaronder
problemen in spreken, lezen, schrijven, rekenen, sociaal-emotionele ontwikkeling en gedrag.
- Kinderen die aanvullende instructies/ondersteuning krijgen om basisvaardigheden te
verbeteren. In een bepaald domein leert diegene dan niet als in het ‘normaal’. Kan ook door
de manier van instructie komen.
- Kinderen die problemen ervaren in het leren op school. Allerlei oorzaken, zoals geen ontbij.
Onderwijsleerproblemen
Definitie: Problemen die kinderen hebben bij het leren van kennis en vaardigheden die zij op school
moeten verwerven. Kan heel breed zijn:
- Cognitieve ontwikkeling -> Kan voor specifieke dingen als rekenen zijn, maar ook algemeen
zoals geheugen of intelligentie.
- Sociaal-emotionele ontwikkeling
- Werkhouding en motivatie
- Zintuigelijke ontwikkeling (valt buiten de cursus, veel principes gaat wel op voor die
kinderen)
In Nederland is er een actieplan passend onderwijs om om te gaan met kinderen met leerproblemen.
De doelen:
- Alle kinderen krijgen een passende plek die past bij de ondersteuningsbehoefte. Kinderen
komen niet langdurig thuis te zitten, omdat er geen passende plek is. Nu ongeveer 5500
kinderen die nog thuiszitten (nog niet gelukt dus)
- Kind gaat naar gewone school als dat kan, speciaal onderwijs als intensieve begeleiding nodig
is. Behoefte van de leerling is hierin sturend
- Scholen hebben mogelijkheden voor onderwijsondersteuning op maat
- Kwaliteiten en onderwijsbehoefte van het kind zijn bepalend, niet de beperkingen.
In de praktijk past dit lijstje niet helemaal. Waar ligt de grens bijvoorbeeld tussen gewone en
intensieve begeleiding? In de praktijk ligt dit heel erg aan de gemeente: Soms sluit het op elkaar aan,
soms ook niet.
Er zijn een aantal modellen voor ondersteuning in het onderwijs:
Multi-tiered systems of support (MTSS)
, - Op cognitief leren -> Response-to-intervention
- Gedrag -> Schoolwide positive behavior suppeort
Pir
amide stelt eigenlijk het aantal leerlingen voor. De onderste krijgt dus het basis curriculum, dat leert
iedereen. De meeste kinderen worden hiermee al geholpen. Een deel ook niet, kan je zien door
schoolresultaten bijvoorbeeld. Soms presteert een kind wat lager, dan gaat hij een niveautje
omhoog. Dit zijn strategische interventies -> in kleine groepjes extra hulp bieden. Dit zal voor een
deel van de kinderen ook weer genoeg zijn, maar voor veel ook weer niet. Dan kan het kind terug,
wordt er iets aangepast of gaan we naar niveau 3: intensieve, individuele begeleiding. Dan weer die
drie opties. Als het hier ook niet voldoende is, dan kijken naar externe hulp of speciaal onderwijs.
Hier zie je ook weer de doelen en het problemen. De neiging om voor mindere kinderen lagere
doelen te stellen, pakt vaak negatief uit.
Handelingsgericht werken
1. Je begint hier met het signaleren van kinderen die een specifieke onderwijsbehoefte hebben
op een specifiek gebied
2. Daarna benoemen wat de specifieke behoefte zijn van kinderen
3. Clusteren van kinderen met vergelijkbare onderwijsbehoeften
4. Opstellen van het groepsplan
5. Uitvoeren van het groepsplan
Dit is een cyclus die je na een tijdje weer gaat evalueren en gaat kijken wat het effect is. Zo blijf je
steeds weer de specifieke behoeftes van kinderen waarborgen.
Leervermogen
Binet ontwierp de eerste intelligentietest. In Frankrijk hadden ze inclusief onderwijs, en met die test
konden ze voor het eerst ander inhoudelijk onderwijs maken. Die test verschilt qua structuur nog
niet zo veel als nu. Zelf geloofde hij in verhogen van intelligentie door cognitieve uitdaging, maar dat
idee is beetje achtergebleven
Wat is intelligentie?
Er is niet 1 sterke definitie, maar er zijn er meerdere. Zijn wel serieuze pogingen geweest (twee
congressen), maar mocht ook niet helpen. Hebben geen overeenkomst wat het is en of het uit 1
algemene factor bestaat. Als je zelf al niet weer of iets 1 ding is, kan dat vrij problematisch zijn, zeker
als je het wilt testen. Rode draad die we overal zien:
, - Nadruk op redeneren en probleemoplossen
- Aanpassen omgeving
- Nadruk op hogere cognitieve vaardigheden, metacognitie en executief functioneren
- Individuele verschillen in redeneren
- Aanpassen van informatie uit de buitenwerel aan eigen cognitieve functionreren.
Modellen van intelligentie
Er zijn talloze modellen, nu behandelen we:
Cattell-Horn Carrol (CHC-model)
Is erg populair omdat het psychometrisch model is (dwz, om tot dit model te komen is er heel veel bij
elkaar gepakt en welke factoren kunnen we onderscheiden). Is een samengesteld model. Kwamen
wel overeen, maar niet helemaal. Aantal vaardigheden wat erin staat kan verschillen aan waar het
voor gebruikt wordt. Vlnr:
Begint met een algemene intelligentiefactor (g). Dit zal alle intelligentie vastpakken (stratum 3),
stratum 2 zijn overkoepelende intelligente vaardigheden (fluid intelligence, kwantitatieve kennis,
lees- en schijrfvaardigheden). Hoe korter het pijltije, hoe dichterbij het bij de g staat. Bij stratum 3
zien we vooral nauwe cognitieve vaardigheden. De dichte lijnen staan er eigenlijk altijd in, de
stippellijnen niet altijd. Dit model wordt ook gebruikt icm intelligentietesten (bv wisk-5).
Gardners multipele intelligentiemodel
Hele andere dan ctc. Gardner zegt niet dat er een vaste g is. Er zijn eigenlijk allemaal losse
intelligenties. Hij heeft vooral gekeken naar de zaken waarin iemand uit kan blinken, terwijl de
andere vaaridgheden nog wel functioneren. Hij keek hierbij veel naar mentaal geretardeerde. Die
hebben soms 1 ding wat ze juist heel goed kunnen. Vrij veel gehoorde kritiek is dat dit heel erg de
breedte ingaat.
Kritiek is dat het meer een taxonomie van talenten is die je kan hebben. Maar probleem daarmee is
is dat het dan juist weer veel breder kan zijn.
, Sternbergs triarchische intelligentietheorie
Sternberg denkt dat er ook niet 1 enkele factor is. Hij ziet het meer als een balans van vaardigheden
en wat je omgeving van je vraagt:
- Analytische vaardigheden -> denken, kennis opdoen
- Creatieve vaardigheden -> idee oplossen
- Praktische vaardigheden -> Volgen van procedures, etc.
Succesvolle intelligentie is als je deze drie op elkaar kan afstellen en er op een goede manier mee om
te gaan.
De praktische definitie is eigenlijk geworden dat intelligentie eigenlijk is wat de test meet. We
hebben een test die wat meet en hij meet wat hij test. Dit is wel waar de chc benadering het meest
bij aansluit. Die testen zijn wel betrouwbaar en valide, maar hoe valide is het nou echt. De testen
hebben wel nu en zijn bruikbaar. De brede vaardigheden die worden getest kunnen wel worden
onderverdeeld in subvaardigheden.
Intelligentie volgens de test
- Psychometrisch
- Gebaseerd op factoranalyse
- Prestatie op één moment
o Geeft het niveau van presteren
- Afwijking van het gemiddelde
- Eventueel scoreprofielen
- Gaat uit van stabiliteit
Element wat belangrijk is om te beseffen dat het tot stand is gekomen van veel verschillende
factoren in de omgeving (slides).
Belangrijkste punt is wat we nou eigenlijk willen weten? Als er iets van problemen zijn is het eerste
wat we doen een intelligentietest. Maar hebben we die dan eigenlijk wel nodig? Een iq-test meet het
niveau van presteren, daar is die goed voor. Maar algeheel niveau van schoolpresteren weet je
eigenlijk al, anders had je het kind waarschijnlijk niet aangemeld. Waar het vaak veel meer over gaat
is of iemand de vermogens in huis heeft om te leren.