Deel 2 Hoorcolleges klinische ontwikkelingspsychologie
Voorbereiding VIC 7
Angst is een basale emotie. Angst wordt gerekent tot negtieve emoties, maar heeft ook een positieve
functie, namelijk de adaptieve functie; schade voorkomen, persoonlijke veilihgheid. En de
actietendens erbij; vermijding.
Ook is angst een belangrijk signaal in emotie-regulatie: angst werkt als thermometer; hoe intenser de
angst, hoe belangrijker (de rol van) het onderwerp.
Nadelen van angst:
Zit in de actietendens, dat angst tot vermijding kan leiden en vermijding controle oriëntatie.
Controle-oriëntatie leidt tot negatieve spiraal:
verdere negatieve emoties als niet meer aan personal demands kan worden voldaan (schuld en
schaamte)
extrinsieke i.p.v. intrinsieke motivatie
rol van de omgeving wordt groot (afhankelijk)
Vermijding zorgt ook voor stagnatie van autonomie en flow.
vermijding zorgt er ook voor dat juist je aandacht bij dat thema blijft en de kans op wat je probeert te
vermijden groter wordt, wat de kans op faalangst vergroot.
Verschil bang zijn vs angst:
Bang zijn / schrikken (fear): reactie op duidelijke of vastomlijnd iets, specifiek gevaar wat
plotseling opduikt, waardoor je schrikt of in de nabije toekomst bedreigd. Omdat het
duidelijk is over welk gevaar het gaat, kun je het vemijden
Angst (anxiety): gevoel is er, maar onduidelijk waar het vandaan komt
Soorten angststoornissen o.b.v. attributies en controle:
Gegenraliseerde angsstoornis: onbestemde existentieele angst hier herkenbaar. Mensen
scannen de omgeving de hele tijd af en voordurend dus alert voor mogelijk gevaar.
Specifieke, speratie of sociale angsstoornissen: hier kun je makkelijkst ontspannen, de
dreiging heeft een concrete vorm: fear (bang zijn). Attributie van controle ligt extern (kan tot
rust leiden, maar bekrachtigt ook angt)
Obsessief-compulsieve stoornis: illusie van controle over het gevaar; interne attributie (bijv.
ook bij eetstoornissen) (CGT kan hierbij helpen)
Posttraumatische stress stoornis: Hier als enige angstsoornis concrete oorzaak aan te wijzen
Ansgt en hechting gaan allebei over persoonlijke veiligheid. Hechting geeft kinderen een veilige
uitvalsbasis. Angst vormt het waarschuwingssysteem voor gevaar. Hierom worden angst en hechting
samen behandeld. Angst en hechting zorgen samen voor mogelijkheid om zichzelf en wereld op
,veilige manier te kunnen en durven verkennen. En het verkennen en exploreren is nodig om ervaring
op te doen.
Ervaring is cruciaal voor alle vormen van ontwikkeling (motorisch, sociaal, cognitief, emotioneel).
Angststoornissen hebben dus ook invloed op de ontwikkeling (interfereren sociale ontwikkeling en
schoolprestaties). Hechtingsstoornissen kunnen ook gevaarlijk zijn (belemmering cognitieve en
sociale ontwikkeling; failure to thrive, groeistoornis, overlijden etc.)
10-15% van kinderen in Nederland heeft op een bepaald moment een angstoornis.
Onveilige hechting komt vaak voor, maar hechtingsstoornissing zelden (de schatting is 1%)
We spreken van een hechtingsstoornis als er zelfs geen onveilige hechting plaatsvindt. Kinderen met
een hechtingsstoornis hebben wel behoefte aan contact, maar ervaren contact tegelijkertijd als zó
bedreigend dat zij liefdevolle zorg eigenlijk niet kunnen verdragen
Soorten hechtingsstoornissen:
Reactieve hechtingsstoornis: kind maakt geen contact en laat zich ook niet troosten
Sociaal ongeremde hechtingsstoornis: kind maakt te pas en te onpas contact, maar uit dit
contact ontwikkelen ze geen relaties
VIC 7: Angst- en hechtingsproblematiek
Risicofactoren angsstoornis (de groene zijn echt oorzakelijke factoren, de zwarte miss ook, of
instandhoudend, maar daar meer onduidelijkheid over):
Genetische predispositie
(serotonine, geïnhibeerd temperament: BIS)
Neurobiologische reacties op stress
(verhoogde reactiviteit (hypothalamic-pituitary-adrenocortical brain circuit [HPA])
Ouders
(eigen aanleg, model voor vermijdende copingstrategie, overbeschermend,
overcontrolerend, ongevoelig en niet-responsief of afwijzend t.o.v. de angsten van het kind)
Onveilige hechting
Emotie regulatie problemen
(extrinsieke control beliefs, moeite zichzelf te troosten, te herlabelen)
Cognitieve denkfouten
(preoccupatie; negatieve attributie; onrealistische, negatieve aannames)
Er zijn verschillende manieren om een angststoornis te ontwikkelen, zoals in het figuur hiervoor te
zien. Dit figuur laat de lineaire ontwikkelingspaden voor een angststoornis zien.
(Harsh parenting wordt vaker bij jongens toegepast)
, Naast lineaire paden, zijn er ook ‘sudden onset’ non-lineaire ontwikkelingspaden. Hierbij kan het
bijv. zijn door een trauma (bijv. ouder die overlijdt), hieronder staan mogelijke uitlokkende
gebeurtenissen:
Respondent/ classic conditioning door een traumatische gebeurtenis (iets naars overkomen
en geschrokken van het effect, bijv. verlatingsangst na overlijden of vechtscheiding ouders)
(fear of abandonment)
Operant conditioning door nare gevolgen (kind probeerde iets maar liep niet goed af, bv.
zakken voor toetsen, steeds uitgelachen)
Non-contingent exposure - secundaire gevolgen van een gebeurtenis (bijv. achter zijn op
school als gevolg van langdurige ziekte, kwetsbaar sociaal netwerk als gevolg van verhuizing)
Angsten in de kindertijd zijn veelal te herleiden tot de normatieve ontwikkelingen en taken op die
bepaalde leeftijd (en je krijgt dus ook steeds nieuwe inzichten en gevaren hierbij)
Ontwikkelingsfasen en gekoppeld aan mogelijke angststoornissen:
Differentiële diagnose:
Depressie vs angst; afwezigheid vs aanwezigheid van positief affect, arousal, motivatie,
toekomstbeeld en hoop
Externaliserend gedrag vs angst; kinderen uiten zich vaak door lastig te worden
Aandachtsstoornissen (vs internaliserende problematiek) vs angst; kinderen vluchten in hun
gedachten (cognitieve overload)
Hechtingsstoornis komt niet vaak voor. Een hechtingsstoornis kun je krijgen door insensitive care of
echte verwaarlozing / mishandeling of bijv. bij kinderen in bepaalde kindertehuizen waar kinderen
aan hun lot worden opgelaten.
Reactive Atachement Disorder (RAD):
weinig tot geen contact, laat zich niet troosten
weinig positief affect naar verzorgers
uitbarstingen (vooral bij toenadering)