Nationale politiek I
,Staat en natie en de constitutie
Onderscheiden van begrippen natie en staat.
- Staat is een institutie gekenmerkt door externe en interne soevereiniteit. Intern betekent dat
je gezag hebt binnen de landsgrenzen, hoe doe je dat en hoe organiseer je?
- Natie heeft een meer culturele betekenis, dus meer een sfeer van identiteit. Het gaat om een
groep mensen met een bepaalde achtergrond. Een soort gemeenschap. De nationale
identiteit is dan van groot belang. Het is een betwist begrip. Wat is het in Nederland?
Voortdurend debat. ‘Omzien naar elkaar, vooruitkijken naar de toekomst.’ Maar is zakelijk
fragment in coalitie akkoord. Wel in vorige akkoord; vertrouwen in de toekomst. We vinden
gedeelde geschiedenis, waarden en vrijheden belangrijk, die maken ons tot wie we zijn.
De voortdurende strijd tegen het water. Als we de dijken weghalen, ligt een groot deel onderwater.
Niet alleen de zee is gevaarlijk, ook de rivieren. De strijd tegen het water, deel Nederlandse
identiteit, Nederland waterland. Hansje Brinker, jongetje die vinger in de dijk bij een overstroming,
de held van Nederland waterland. Hij is verzonnen door een Amerikaan. Wel dat de waterschappen
min of meer de oudste democratische vormen in Nederland waren. Iedereen had er belang bij.
Drie historische ontwikkelingen die hebben geleid tot een aantal scheidslijnen. Sommige werken nog
door hedendaags.
- Linguistisch. Romaans en Germaans.
- Religieus. Onder de rivier; protestant erboven en katholiek eronder.
- Politieke grenzen. Als gevolg van internationale invloeden.
o Vrede van Westfalen, 1648, vestiging republiek.
o De Franse-Bataafse tijd, bezetting door Frankrijk.
o Congres van Wenen zorgde ervoor dat we een koninkrijk werden.
o 1830 splitsing Nederland en België en in 1938 erkend.
o 1848 nieuwe grondwet. Ministers waren niet meer schuldig aan de koning, maar juist
aan het parlement. Koning niet meer het belangrijkst.
Een aantal historische ontwikkelingen hebben gezorgd voor dingen die nu nog bezig zijn. Overzicht in
boek. We hebben het meestal alleen over Nederland bij de Noordzee, niet de koloniën. Niet
onbelangrijk, maar werken terug naar Nederland.
Belangrijkste kenmerken Nederlandse bestel vanwege buitenlandse invloed:
- Eenheidstaat komt door de Fransen. Nam Nederland in bezit, met wetten en belastingstelsel
en die bleven.
- Monarchie door de Britten.
- Tweekamerstelsel komt door de Belgen. Toen ze nog verenigd waren was er behoefde aan
een tweede kamer, waar de koning via een omweg weer invloed had en waar een plek was
voor de Belgische adel.
- De grondwet van Fransen en Duitsers, door revolutionaire ontwikkelingen in Frankrijk, zag de
koning het gevaar en besloot voor een grondwet te zijn. Hij wilde niet dat die revolutionaire
ontwikkelingen over zou slaan naar Nederland, dus een beetje macht afstaan.
- Pacificatie 1917; Nederland was neutraal dus internationaal beïnvloed.
Nederland (in 20e eeuw na WO II en 21e eeuw) als land met eigen identiteit (?) en van
(vrijwilligers)organisaties en sterk ontwikkeld maatschappelijk middenveld
, - ‘civil society’- maar dan wel - van verzuild naar ontzuild verband;
- in een geseculariseerde samenleving;
- met aandacht voor zgn. post-materialistische waarden;’
- en niet/nauwelijks/minder in partij-politiek verband;
- en niet zelden virtueel-digitaal.
Constitutie ziet er al heel lang hetzelfde uit.
Staat: externe en interne soevereiniteit “De soevereiniteit van de staat waarborgt de vrede en de
veiligheid van de onderdanen.”
geweldsmonopolie, ‘zwaardmacht’(Rom. 13:4 ‘Want zij is Gods dienares, u ten goede. Maar indien
gij kwaad doet, zo vrees; want zij draagt het zwaard niet te vergeefs; want zij is Gods dienares, een
wreekster tot straf dengene, die kwaad doet.’)
Civil society zou ook kenmerk zijn van Nederland.
Ontwikkelingen van verzuild naar ontzuild. De overgrote meerderheid hield een religie vast, maar nu
aanzienlijk weinig.
Bepaald waardenpatroon na de wo2 in dat systeem juist belang zijn gaan hechten aan
materialistische zaken, later weer andere waarden zoals bijvoorbeeld vrijheid.
Demonstraties om politiek te manifesteren.
Ontwikkeling van Nederland tot een constitutionele monarchie
Constitutie
- Staat: externe en interne soevereiniteit. Waarborg de vrede en veiligheid van de onderdanen
-intern.
o Omdat te kunnen doen heeft de staat een geweldsmonopolie. De overheid zijn als
enige gerechtigd om geweld te gebruiken; zwaardmacht. Als je als burgers een
conflict hebt, moet je dat niet met geweld uitvechten. Voortdurend onderwerp van
debat; hoe mag de overheid dat geweldsmonopolie gebruiken, bijv boa’s met
wapenstokken.
o Roept een aantal dilemma’s op:
▪ Geweldsmonopolie --- wie bewaakt de bewaker.
▪ Tegen de anarchie --- tegen de tirannie. Roep je dan niet een tirannie op,
omdat zij te veel macht hebben? Spanning.
▪ Rechts als instrument van de staat --- recht als waarborg tegen de staat. De
staat maakt regels, maar tegelijkertijd wil je niet dat de burgers ingesnoerd
zijn door de regels en geen vrijheid meer hebben.
o Te veel macht voor de staat gaat bijna altijd ten koste van de burgers en de vrijheid
van de burgers. Constant de vraag of er nog wel genoeg evenwicht is.
- In de VS staat er in de constitutie dat burgers zich mogen inzetten tegen de staat die niet
goed handelt. Zij mogen ook wapens dragen. Ik moet ook de mogelijkheden hebben om me
als burger te kunnen verzetten tegen een misdragende staat, maar burgers kunnen daardoor
ook altijd aan gevaarlijke wapens komen waardoor er veel gruwelijke ongelukken
voorkomen. In Nederland hebben we als burger die mogelijkheid niet.
, Evenwicht en die spanning kan worden opgelost in een constructie waarin het recht van de staat ook
word gebruikt als een middel voor het verzetten tegen die staat; rechtsstaat. Een rechtsstaat is een
soevereine staat die door het recht wordt beheerst. The rule of law oftewel het legaliteitsbeginsel. Je
blijft wel voortdurend opzoek naar het evenwicht naar wat de staat mag en tegelijkertijd naar de
rechten van de burgers behouden. Zowel mogelijkheid in te grijpen als burgers die vrijheden blijven
houden.
Toeslagenaffaire; mindere burgers kregen systematisch minder rechten dan de staat. Mogelijkheden
van de staat en individuele burger die tekort werd gedaan. Hier is de rechtsstaat ontspoord. Maar
ook in coronatijd met al die noodwetten en coronamaatregelen, ging dat te ver? Ging het ten koste
van de burger? Gaan we nu de staat niet te veel rechten geven in ruil voor de individualiteit van de
burger? Trekt de staat niet te veel macht naar zich toe en ontstaat daardoor niet een te grote
disbalans?
- Synthese: recht als instrument van en waarborg tegen de staat in een rechtsstaat. De
constitutie is een vorm van beginselen in de grondwet.
- Cruciaal; regeling van een aantal grondrechten. Klassieke, politieke en sociale grondrechten.
o Klassiek: mensenrechten → gericht op onthouding van staatsbemoeienis. Heeft
betrekking op allen die zich in Nederland bevinden. De staat mag in een aantal zaken
niet ingrijpen. Bijv. discriminatie vanwege godsdienst, geslacht of politieke visies. De
staat mag niet onderscheid maken tussen burgers op die vlakken.
o Politiek; waarborg rechten, gaat vooral om mogelijkheid om mee te doen in politieke
handelingen. Bijv verkiezingen. Je moet formeel Nederlander zijn, dan mag je
deelnemen. Beperkingen zoals bijvoorbeeld een leeftijdsgrens. Wij burgers willen
meedoen en meebeslissen.
o Sociaal: opdracht aan de staat. De zorg van de overheid naar een aantal zaken. Lastig
afdwingbaar. Bijvoorbeeld woonbaarheid, maar overheid moet wel actie
ondernemen.
Rechtsstaat gekenmerkt door:
- Grondrechten.
- Legaliteitsbeginsel.
- Machtenscheiding/-spreiding. Uitvoerend, wetgevend en rechtsprekend.
o Territoriaal.
o Trias politica. Montesqiue. Riskant om drie taken bij 1 institutie te laten.
Maar waar is de democratie in een democratische rechtsstaat?
- Liberale rechtsstaat
- Belangrijk; algemeen kiesrecht 1917/1919.
- Het volk regeert. Alleen niet heel veel inzicht.
- Klassieke democratie; Atheense stadstaat. Mensen met burgerrechten mocht meedoen in de
politiek, de ‘zuivere’ vorm van een democratie. Volonte generale van Rousseau; een
algemeen deel moet tot uitdrukking kunnen komen en gevolgd worden.
- Democratisch elitisme. Volk kiest tussen concurrerende politieke elites. Niet per se dat
iedereen beslist, maar wel dat iedereen meebeslist over wie beslist. De indirecte manier.
Polyarchie, velen regeren. Niet eens in de vier jaar stemmen, te beperkend, model dat toch
veel macht geeft aan de elites. En zijn die elites wel echt anders dan elkaar. Dus gepleit voor
meer participatie.