Geschiedenis valt onder het vak Zaakvakken B1, een vak wat je in het 1e jaar van de pabo moet behalen. Deze samenvatting bevat uitgebreide informatie over de Tijd van monniken en ridders (500 - 1000) en de Tijd van steden en staten (). Begrippen worden overzichtelijk toegelicht, ook wordt er achter...
Hoofdstuk 3: Tijd van monniken en ridders (500-1000)
3.2 De achtergrondinformatie
De tijd van monniken en ridders werd door historici lange tijd aangeduid als ‘de donkere
middeleeuwen’. In de periode tussen 500 en 1000 ontstaat het feodaal stelsel, de horigheid,
de opkomst van het christendom in West-Europa en is de opkomst van nog een
monotheïstische godsdienst (geloven in 1 god): de islam.
De centrale macht van het Romeinse Rijk was langzaam afgebrokkeld en de Hunnen waren
vanaf het jaar 375 Europa vanuit Centraal-Azië binnengetrokken. In 476 kwam er een
officieel einde aan het West-Romeinse Rijk. Een eeuwenlange politiek chaotische periode
brak aan, waarin onder anderen Friezen, Saksen en Franken in het huidige Nederland
heersten. Deze periode vanaf 375 wordt wel samengevat met het begrip de Grote
Volksverhuizingen.
3.2.1 Ontstaan Feodalisme
In de vroege middeleeuwen kwam er een einde aan de technische vooruitgang en
economische bloei. Met het wegvallen van het Romeinse centrale bestuur viel ook het
onderhoud aan wegen, water- en bouwwerken weg. Uiteindelijk raakten de steden ontvolkt
en verdween de handel grotendeels. Mensen vestigden zich op het platteland. Door deze
omstandigheden ontstond er een systeem waarbij mensen zich onder bescherming plaatsen
van krijgsheren. Dit systeem noemen we feodalisme. De sterksten boden de zwakkeren
bescherming in ruil voor een deel van hun oogst. Sommigen van de armsten verloren hun
vrijheid en gingen bij de grond horen, ze worden horigen genoemd. Door het wegvallen van
handel en geldverkeer ontstond een gesloten, zelfvoorzienende economie: autarkie.
Soms wist een vorst (Clovis, Karel de Grote) tijdens zijn regeerperiode iets van het oude
centrale gezag te herstellen. Het feodalisme groeide uit tot een systeem van heren met
vazallen. De heer beloofde zijn vazal te voeden en te beschermen. De vazal kreeg een stuk
grondgebied in leen, het kon zijn dat de vazal dit gebied in leen ‘in feodum’ kreeg met erop
wonende en werkende boeren erbij. De tegenprestatie van de vazal was de belofte zijn heer
met raad en daad bij te staan; letterlijk advies geven en militaire bijstand verlenen. De vazal
zwoer zelf te vechten en indien nodig soldaten te leveren aan zijn heer.
De samenleving in de tijd van monniken en ridders was een agrarische samenleving. Het
overgrote deel van de bevolking van de Lage Landen woonde in kleine
boerengemeenschappen die zelfvoorzienend waren. Veel boeren woonden in domeinen,
rond de centrale hoeve van hun heer. Dit wordt daarom het hofstelsel of domeinstelsel
genoemd. Rond de centrale vroonhof was het land verdeeld in twee delen: het saalland en
hoeveland. Het saalland was het land van de heer zelf, het hoeveland werd verdeeld onder
de boeren van het domein, de horigen. De horige kreeg het vruchtgebruik, maar was
verplicht pacht te betalen en diensten te verrichten. Diensten konden bestaan uit het
verrichten van werkzaamheden op het land van de heer, maar ook uit het onderhoud van
lokale wegen, reparaties aan gebouwen of werken in een van de opslag- of werkplaatsen
rond de vroonhoeve. Horigen mochten in tegenstelling tot lijfeigenen de rechten en plichten
doorgeven aan de volgende generatie.
3.2.2 Karel de Grote
Karel de Grote was een krachtige Frankische leider en het gebied dat hij veroverde, kwam in
de buurt van de omvang van het West-Romeinse Rijk. In 768 volgde Karel zijn vader Pepijn
de Korte op als koning van de Franken. Rond 400 werd bij de Romeinen het christelijke
geloof de officiële staatsgodsdienst, dit namen de Franken over. Karel breidde het
Frankische rijk enorm uit, hij werd de machtigste man van Europa. Hij werd in 800 door de
paus als keizer gekroond. Tot 814 regeerde Karel de Grote. Het rijk dat hij had geërfd van
zijn vader had hij uitgebreid door jaren oorlog te voeren. De felste strijd moest Karel voeren
tegen de Saksen van Widukind. Zij verdedigden hun ‘heidense’ geloof en onafhankelijkheid
, het langst. Al in 772 was Karel de gewelddadige oorlogen tegen de Saksen begonnen. Bij
herhaling kwamen de Saksen in opstand. De Franken, onder leiding van Karel de Grote,
reageerden met bloedige represailles. Zijn militaire successen worden toegeschreven aan de
zwaardere wapenrusting van de Franken en aan de invoering van de stijgbeugel.
De lange heerstijd door de ‘Karolingers’ komt door het system van vazalliteit. Om het steeds
grotere rijk te besturen had Karel de Grote het opgedeeld in graafschappen. Aan het hoofd
van een graafschap stond een graaf. Deze gouwgraaf bestuurde gouw in de naam van
Karel. Hij zorgde voor de rechtspraak, inde belastingen en voerde het leger aan. de graven
waren Karels vertrouwelingen. Hij controleerde deze vertrouwelingen zeer streng door
middel van inspecteurs, de zendgraven. Deze inspecteurs brachten de bevelen van de
keizer naar de gouwgraaf en namen berichten van hem voor de keizer mee terug. Ook
voerden zij onder aankondiging in het geheim controles uit.
Na de dood van Karel de Grote werd het ‘leen’ gezien als een recht van de vazallen. Het
feodalisme werd op deze manier geleidelijk erfelijk. De vazal was minder persoonlijk aan de
vorst gebonden; hij had zijn gebied toch al in bezit. Het centrale gezag van de Karolingers
brokkelde steeds verder af. In de loop van de 9e en 10e eeuw was Europa opgedeeld in heel
veel kleine autonome graafschappen en hertogdommen. Het feodaal stelsel bleef wel
bestaan. Het feodale systeem was cruciaal voor het vormen van een nieuwe militaire elite.
Tot begin 8e eeuw was de strijder te voet het belangrijkst, langzamerhand werd die rol
overgenomen door de krijger te paard: de ridder. Doordat de aanschaf van een
wapenuitrusting en een paard zeer kostbaar was, hadden de koningen hier het leen
tegenover gesteld en was het feodaal stelsel versterkt.
De palts (paleizen van de keizer) vormde voor de periode dat de keizerlijke hofhouding
aanwezig was het bestuurlijk centrum, daar hield de keizer hof. Op die plaats kon men hem
bezoeken of raadplegen. Vanuit die palts vaardigde hij zijn wetten uit. Het trekken van de
ene naar de andere palts had ook een economische reden. Door de slechte verbinden en
beperkte conserveringsmogelijkheden verbouwde elk gebied zijn eigen voedsel. Karel en zijn
gevolg kwamen simpelweg de zaken opeten en trekken dan verder.
Op een palts woonde de paltsgraaf met zijn familie. Hij werd gesteund door drie belangrijke
ambtenaren:
De seneschalk: hoofd van de hofhouding en daarmee opzichter over voedsel, vee en
oogst.
De maarschalk: toezicht op stallen
De schenker: toezicht op wijnoogst (in wijnstreken)
3.2.3 Germaanse goden en christendom
De meest concrete erfenis van de Germaanse goden zin een aantal namen van de dagen
van de week. Opmerkelijk is dat Germaanse goden ook sterfelijk konden zijn. Er waren
goede en slechte goden. De verering van de goden was nogal praktisch: de Germanen
offerden voor bescherming in de strijd, tegen noodweer, voor de terugkeer van de zon of
kleur in de natuur. De eerste belangrijke Frankische vorst die zich van het Germaanse geloof
afwendde en zich tot het christendom bekeerde was Clovis in het jaar 500.
Het christendom veroverde in de eerste vier eeuwen van onze jaartelling langzaam een
centrale positie. In de 4e eeuw gaf Constantijn de Grote als eerste Romeinse keizer de
christenen vrijheid van godsdienst. Keizer Theodosius maakte het christendom zelfs
staatsgodsdienst aan het einde van dezelfde eeuw.
De kerstening kwam pas goed op gang in de 7e en 8e eeuw. In 690 kwam de Angelsaksische
monnik Willibrord met elf getrouwen naar Utrecht. Hij verbleef daar onder bescherming van
Pepijn II. Hoewel de paus hem tot bisschop der Friezen benoemde, bleef zijn succes
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper AnoukLoman01. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,49. Je zit daarna nergens aan vast.