Jurisprudentie
Week 2
Niet verplicht
Hoogovens / Matex (1980)
Onderzoeksplicht koper. Heeft de (derde) koper een onderzoeksplicht om na te gaan of op de
zaken die hij koopt een eigendomsvoorbehoud (of stil pandrecht) rust? HR: koper wordt beschermd
(door thans 3:86(2)) zodra hij niet hoeft te twijfelen over de normale afwikkeling tussen leverancier en
handelaar, verkrijgt hij onbezwaard / onvoorwaardelijk eigendom.
- NB: Derdenbescherming in dergelijke situatie niet op grond van 3:238 BW, dat gaat over
vestiging pandrecht, terwijl hier overdracht van een verpand goed betreft.
Voorgeschreven
Keereweer / Sogelease (1995)
Sale and lease back-overeenkomst; fiduciaverbod. Lessee gaat failliet, in de overeenkomst was
opgenomen dat bij wanprestatie (niet voldoening maandelijkse termijnen), bij ontbinding goed
eigendom wordt van lessor. Staat 3:84(3) (fiduciaverbod) hieraan in de weg? Nee, bij overeenkomst
met dergelijke strekking, dat goed daadwerkelijk eigendom wordt van lessor, niet. Anders indien bij
wanprestatie lessor alleen recht heeft om goed te gelde te maken, dan moet gebruik worden gemaakt
van pand/hypotheek. Bijkomende omstandigheden kunnen e.e.a. wel anders maken.
Rabobank-Reuser / Revadap (2016)
Eigendomsvoorbehoud; Pandrecht op voorwaardelijke eigendom. Door rabobank was via AV’s
ook pandrecht gevestigd op zaken waarop een eigendomsvoorbehoud berustte. Revadap gaat failliet,
heeft een teeltsysteem in voorwaardelijke eigendom, gedeelte koopprijs moet nog worden betaald.
Rabobank betaalt resterend bedrag, eigendomsvoorbehoud gaat teniet. Onderneming Revadap wordt
als geheel verkocht, koopprijs aan Rabobank als eerste hypotheekhouder.
De vraag is of de voorwaardelijke eigendom op het teeltsysteem van Revadap verpand kon worden,
of dat het moet worden beschouwd als verpanding (bij voorbaat) van een toekomstige zaak; in het
geval van het laatste, zoals rechtbank en Hof hadden geoordeeld, verkreeg Revadap pas
beschikkingsbevoegd t.t. van faillissement en was zij dus niet beschikkingsbevoegd ten aanzien van
de verpanding (35 Fw).
De Hoge Raad casseert en oordeelt dat een door de schuldenaar voor zijn faillissement gevestigd
pandrecht op een voorwaardelijk eigendomsrecht als een onvoorwaardelijk pandrecht op een
bestaand goed moet worden aangemerkt, waarvan de ‘levering’ (vestiging) reeds is voltooid voor het
intreden van faillissement.
Glencore (2015)
Pandrecht bij voorbaat; Vermenging. Een producent van aluminium gaat failliet. Glencore heeft een
pandrecht bij voorbaat gevestigd op het te produceren aluminium; het aluminium geproduceerd na
het intreden van faillissement valt hier niet onder, nu de pandgever op het moment van het ontstaan
van het aluminium (de eigendomsverkrijging) beschikkingsonbevoegd is. Het verpande aluminium
(van voor faillissement) is in de ovens vermengd met onverpand aluminium, en is, na het stilzetten
van de productie, gestold.
De Hoge Raad oordeelt dat op grond van artt. 5:14 jo. 5:15 BW in geval van vermenging van twee of
meer roerende zaken, waarbij geen hoofdzaak is aan te merken, van rechtswege een pandrecht
ontstaat op een aandeel van de nieuwe zaak, indien een van de oorspronkelijke zaken bezwaard
was met een pandrecht. Daarbij overweegt hij dat niet te snel mag worden aangenomen dat geen
hoofdzaak is aan te merken.
, Tatra Wood (2014)
Eigendomsvoorbehoud; afstand doen. De activa van een gefailleerde zijn door de curator onder
eigendomsvoorbehoud doorverkocht aan Tatra, tegen betaling in termijnen. Tatra gaat uiteindelijk ook
failliet, zijn inventaris is verpand aan Rabobank. Curator van het eerste faillissement heeft aan
Rabobank verklaard afstand te doen van het eigendomsvoorbehoud, tegen betaling van de
resterende koopsom. Rabobank is overgegaan tot executie. De curator van het tweede faillissement
vordert van Rabobank schadevergoeding en stelt dat de verkoop onrechtmatig was, nu op de zaken
nog een eigendomsvoorbehoud ruste.
De Hoge Raad oordeelt dat de eerste curator rechtsgeldig afstand heeft gedaan jegens Rabobank als
vertegenwoordiger van Tatra.
Van Dooren q.q. (2021)
Contractuele rangwijziging. Erkenning contractuele rangwijziging voor pandrecht. Analoog aan
3:262 BW (dat hypotheekrecht betreft), is het mogelijk om middels overeenkomst van rang te
wisselen tussen pandhouders. Vereist is dat rangwijziging plaatsvindt op dezelfde wijze als
oorspronkelijke vestiging van het pandrecht dat verlaagd wordt. Wanneer andere pandhouders
worden getroffen door de rangwisseling kan deze hen niet worden tegengeworpen zonder
toestemming.
Week 3
Niet verplicht (wel in HC)
Mulder q.q. / CLBN (1995)
Eerste (stil) pandhouder-vriendelijk arrest na introductie stil pandrecht (en afschaffing zekerheids-
eigendom) in 1992. Bank doet niet op tijd mededeling van verpande vorderingen aan debiteuren van
failliet, curator ontvangt (rechtsgeldig, want voor mededeling (3:246(1) BW)) betalingen van
debiteuren. Door inning gaat de vordering en daarop rustend pandrecht teniet, pandrecht op het
geinde blijkt niet uit de wet. HR: pandhouder behoudt toch (buitenwettelijk) voorrang op het
geïnde, waarbij hij wel moet wachten op de afwikkeling van het faillissement en moet meedelen in de
kosten daarvan.
Daarnaast wordt aanvaard dat een bank de betaling van stil verpande vorderingen (waarvan nog
geen mededeling is gedaan) door debiteuren aan de schuldenaar na faillissement mag verrekenen
met vorderingen die de bank heeft op de schuldenaar, mits de betalingen worden gedaan op de
rekening-courant van de betreffende bank.
Rivierenland (1995)
Bepaaldheidsvereiste; 3:84(2) BW. Voldoende is dat de pandakte zodanige gegevens bevat dat,
eventueel achteraf, kan worden vastgesteld om welke vordering(en) het gaat: daarbij is een verwijzing
naar een computerlijst voldoende.
Mulder q.q. / Rabobank (2002)
Bepaaldheidsvereiste; 3:84(2) BW. Soepele uitleg bepaaldheidsvereiste. Generieke omschrijving
vorderingen (‘alle vorderingen van de kredietnemer op derden’) volstaat.
ING / Verdonk q.q. (2007)
Inning door curator. HR formuleert gedragsregels voor curator. Curator hoeft de stil pandhouder
geen redelijke termijn ex 58 Fw te stellen om na faillissement over te gaan tot inning van vorderingen.
Hij mag de bank echter niet frustreren, dus moet bij een professioneel stil pandhouder (zoals bank)
redelijke termijn van 14 dagen geven om mededeling te doen. Daarna hoeft de curator de pand-
houder niet meer te waarschuwen.
- Na mededeling door de bank mag de curator niet meer actief innen (Hamm q.q. / ABN);
- Schending van gedragsregels kan leiden tot persoonlijke aansprakelijkheid van de curator
(Rabobank / Verdonk q.q.).