I-PROD Blok C2
‘Cursus zelfmanagement voor
patiënten met secundair
armlymfoedeem na borstkanker’
Naam studenten:
Beroepsproduct: GHU-2.BOON2C-14
Versienummer: 1
Inleverdatum: 01-04-2016
Opleiding en Klas: Huidtherapie, H2D
Docent: Murielle Alvares
Aantal woorden: 18473
,Voorwoord
Wij, vijf tweedejaarsstudenten Huidtherapie aan Hogeschool Utrecht, hebben een
preventieplan opgesteld voor vrouwelijke patiënten van 30 t/m 60 jaar met secundair
armlymfoedeem ten gevolge van borstkanker door middel van een zelfmanagementcursus.
Tevens is dit preventieplan als verantwoording geschreven voor huidtherapeuten en
zorgverzekeraars.
Deze gedragsverandering en dit gedragsbehoud is van belang bij het verdere en goede
verloop van een therapie en voorkomt verergering van de aandoening.
Aangezien patiënten die lijden aan secundair armlymfoedeem na borstkanker een grote
patiëntengroep vormen voor de huidtherapeut, is het van belang om inzicht te krijgen in de
problemen die patiënten ondervinden en in preventiemaatregelen die genomen kunnen
worden om verdere complicaties te voorkomen. Dit preventieplan is opgesteld volgens de
stappen van de GVO-cyclus, met als doel gezondheidsproblemen zoveel mogelijk op te
lossen door middel van gedragsverandering.
Door een goede inbreng en medewerking van alle vijf groepsleden hebben wij een
preventieplan kunnen opstellen. Daarom willen wij elkaar bedanken voor de samenwerking
en voor het eindresultaat. Ook willen wij onze begeleidster Murielle Alvares bedanken voor
het beantwoorden van onze vragen en voor het nakijken van ons preventieplan.
Utrecht, 21-03-2016.
2
,Inhoudsopgave
Inleiding ...................................................................................................................................... 5
Hoofdstuk 1 Gezondheidskundige analyse ............................................................................ 6
1.1 Sociale diagnose ............................................................................................................ 6
1.2 Epidemiologische diagnose ........................................................................................... 7
1.3 Gedrags- en omgevingsanalyse .................................................................................... 8
Hoofdstuk 2 Bepalen van gedragsdeterminanten ................................................................ 10
2.1 Dagelijks dragen van een TEK ................................................................................ 10
2.1.1 Attitude ................................................................................................................. 10
2.1.2 Sociale invloed ..................................................................................................... 11
2.1.3 Eigen effectiviteit .................................................................................................. 11
2.1.4 Toelichting op het ASE model .............................................................................. 12
2.2 Het consumeren van gezonde voeding ................................................................... 12
2.2.1 Attitude ................................................................................................................. 13
2.2.2 Sociale invloed ..................................................................................................... 13
2.2.3 Eigen effectiviteit .................................................................................................. 14
2.2.4 Toelichting op het ASE model .............................................................................. 14
2.3 Balans in de juiste hoeveelheid beweging.................................................................. 15
2.3.1 Attitude ................................................................................................................ 15
2.3.2 Sociale invloed .................................................................................................... 15
2.3.3 Eigen effectiviteit ................................................................................................. 15
2.3.4 Toelichting op het ASE model ............................................................................. 16
Hoofdstuk 3 Gezondheidskundige interventie...................................................................... 17
3.1 Doelen ...................................................................................................................... 17
3.1.1 Algemeen doel ..................................................................................................... 17
3.1.2 Specifieke leerdoelen TEK ................................................................................... 17
3.1.3 Specifieke leerdoelen voeding ............................................................................. 18
3.1.4 Specifieke leerdoelen voor beweging .................................................................. 18
3.2 Methoden, interventieontwerp, implementatieplan en evaluatieplan ...................... 19
3.2.1 Leerdoel 1............................................................................................................. 19
3.2.2 Leerdoel 2............................................................................................................. 21
3.2.3 Leerdoel 3............................................................................................................. 23
3.2.4 Leerdoel 4............................................................................................................. 24
3.2.5 Leerdoel 5............................................................................................................. 26
3.2.6 Leerdoel 6............................................................................................................. 27
3
,Conclusie .................................................................................................................................. 29
Aanbevelingen .......................................................................................................................... 29
Literatuurlijst ............................................................................................................................. 30
Bijlage 1 Bewegingsoefeningen bij lymfoedeem na mammacarcinoom ............................ 35
Bijlage 2 Plan van aanpak ................................................................................................... 37
Bijlage 3 Samenwerkingscontract ....................................................................................... 40
Bijlage 4 Criterialijst ontvangen peerfeedback ................................................................... 40
Bijlage 5 Criterialijst gegeven peerfeedback ...................................................................... 43
Bijlage 6 Criterialijst docent ................................................................................................. 47
4
,Inleiding
Wereldwijd worden jaarlijks 1.4 miljoen vrouwen met borstkanker gediagnosticeerd. Dit is
23% van alle soorten kanker bij vrouwen. Een probleem dat hieruit voortkomt, is dat alle
vrouwen die behandeld worden voor borstkanker levenslang risico lopen op het ontwikkelen
van lymfoedeem (McLaughlin et al., 2013). Meerdere studies laten zien dat, naast het
ontstaan van oedeem, ook pijn, verminderde functie, vermoeidheid, verlies van
zelfvertrouwen en vermindering van activiteit kan voorkomen (Ridner et al., 2016). Op een
herhaling van borstkanker na, is het ontwikkelen van lymfoedeem voor veel ex-borstkanker
patiënten de tweede meest gevreesde complicatie na borstkanker (Radina, Armer &
Steward, 2014).
Aangezien de epidemiologische gegevens (zoals te lezen is in hoofdstuk 1.2) aantonen dat
de cijfers van secundair lymfoedeem na borstkanker hoog oplopen onder de wereldwijde
bevolking, is het nemen van goede preventiemaatregelen noodzakelijk om verergering en
complicaties te voorkomen. Het opstellen van een preventieplan onder begeleiding van GVO
(Gezondheidsvoorlichting en -opvoeding) gericht op tertiaire preventie, heeft als doel het
voorkomen van verergering van een chronische aandoening, zoals secundair
armlymfoedeem na borstkanker bij vrouwen van 30 t/m 60 jaar door middel van een
zelfmanagementcursus. Hierdoor worden patiënten zich bewust van het belang van
zelfmanagement om uiteindelijk zoveel mogelijk therapieonafhankelijk te worden. Tevens
wordt door middel van dit plan een verantwoording aan de zorgverzekeraars en
Huidtherapeuten gegeven.
In dit preventieplan worden de eerste drie stappen van de GVO-cyclus uitgewerkt. Hierbij
wordt de doelstelling: “systematische en planmatige poging om het gedrag van vrouwelijke
patiënten van 30 t/m 60 jaar met secundair armlymfoedeem na borstkanker doelgericht te
veranderen, door hen te motiveren tot ander, gezonder gedrag en gedragsbehoud, met
daarbij een verantwoording naar zorgverzekeraars en collega’s te ontwikkelen in de vorm
van een zelfmanagementcursus” uitgewerkt. Hierbij worden factoren, zoals andere vormen
van kanker, mannen, primair lymfoedeem en andere leeftijden als exclusiecriteria
beschouwd.
Het preventieplan is als volgt opgebouwd: in stap 1 wordt de gezondheidskundige analyse
uitgewerkt, waarbij de sociale diagnose, de epidemiologische diagnose en de gedrags- en
omgevingsanalyse centraal staan. Hierbij worden drie gedragingen van patiënten gekozen,
waarop de zelfmanagementcursus gebaseerd wordt. Het doel van stap 2 is om, door middel
van een ASE-model, te achterhalen door welke vijf factoren de gedragingen bepaald worden
en in hoeverre de patiënt dit wil veranderen. Vervolgens wordt in stap 3 beschreven hoe
verergering van secundair lymfoedeem bij vrouwen tussen 30 t/m 60 jaar na borstkanker
verminderd kan worden door middel van SMART-doelen en een uitwerking van de
zelfmanagementcursus.
5
, Hoofdstuk 1 Gezondheidskundige analyse
Zowel borstkanker als de behandeling van borstkanker kan schade toebrengen aan het
lymfestelsel. Hierdoor wordt een milieu gecreëerd waardoor lymfoedeem in de aangedane
arm en/of in het rompgebied kan ontstaan. De beginfase van lymfoedeem is een stressvolle
en mogelijk levens veranderende gebeurtenis, die kan voorkomen tijdens de behandeling of
zelfs jaren daarna. Als lymfoedeem eenmaal is ontwikkeld, wordt het een progressieve
medische aandoening die zowel psychische als fysieke klachten met zich mee brengt.
Operatieve behandelingen om lymfoedeem (dat ontstaan is na de behandeling van
borstkanker) te verhelpen, bestaan (nog) niet. De behandeling van arm lymfoedeem na
borstkanker bestaat uit Complexe Decongestieve Therapie (CDT).
Eén van de uitgangspunten wat betreft de behandeling van chronisch zieken, is dat mensen
met een chronische ziekte hun gedrag pas zullen gaan veranderen als zij in het
behandelproces een leidende rol krijgen. Zelfmanagement wordt gezien als een essentieel
onderdeel van de zorg voor chronisch zieken. Hierbij hebben zorgverleners een meer
coachende rol en bieden zij ondersteuning aan patiënten die vervolgens zelf de regie nemen.
Aangezien lymfoedeem een chronische aandoening is, is preventieve zorg een belangrijk
aspect van de lymfologische zorg (Richtlijn lymfoedeem, 2014). Tertiaire preventie bestaat
uit een levenslange zelfzorg en is vereist om de progressie van het lymfoedeem te vertragen
en de kans op eventuele complicaties te verminderen (Ridner et al., 2016). In dit hoofdstuk
zal het gezondheidsprobleem inzichtelijk worden gemaakt en wordt gekeken naar een relatie
tussen het gezondheidsprobleem en gedrag.
1.1 Sociale diagnose
Om de kwaliteit van leven van patiënten met secundair armlymfoedeem ten gevolge van
borstkanker te analyseren, wordt gekeken naar verschillende aspecten. Zo wordt gekeken
naar welke problemen een rol spelen bij patiënten met secundair armlymfoedeem en hoe
patiënten dit probleem zelf ervaren. De kwaliteit van leven en de problemen die zich voor
doen worden inzichtelijk gemaakt aan de hand van wetenschappelijke literatuur.
Als gevolg van lymfoedeem kunnen lichamelijke en psychische klachten ontstaan. Uit het
onderzoek van Raatgever, Plaisier en de Gooyer (2013) blijkt dat patiënten verschillende
lichamelijke klachten ervaren. Zo ervaren zij lichamelijke klachten als een strak, gespannen
gevoel, pijn, zwelling, krachtsverlies en mobiliteitsverlies. Deze symptomen worden
bevestigd in het onderzoek van Tiwari, Coriddi, Salani en Povoski (2013). Daarnaast wordt
beschreven dat patiënten klachten als een zwaar gevoel, regelmatig terugkerende infecties,
bewegingsbeperkingen een verhoogde spanning van de huid en huidveranderingen kunnen
ontwikkelen. In het onderzoek van Taghian, Miller, Jammallo, Toole en Skolny (2014) wordt
tevens vermeld dat patiënten last kunnen hebben van tintelingen, een zwaar gevoel
afwisselend met gevoelloosheid en vermoeidheid in de aangedane extremiteit. Als gevolg
van deze lichamelijke klachten ervaren patiënten moeilijkheden in het uitvoeren van
alledaagse activiteiten als aankleden, huishoudelijke taken en werk.
Daarnaast kunnen patiënten psychosociale klachten als een verlaagd zelfvertrouwen, een
verstoord lichaamsbeeld en het hebben van negatieve emoties als angst, frustratie,
onzekerheid, schaamte, verdriet en woede ervaren.
De zojuist genoemde klachten hebben een negatieve invloed op seksuele interesses en het
uitvoeren van dagelijkse activiteiten. Ook hebben patiënten het gevoel dat zij geheel
afhankelijk zijn van anderen en daardoor hun dierbaren tot last zijn. De lichamelijke en
psychosociale klachten kunnen een negatieve invloed hebben op relaties, het uitvoeren van
werkzaamheden en het deelnemen aan sportieve activiteiten waardoor patiënten in een
sociaal isolement raken. Doordat lymfoedeem een groot scala aan klachten met zich
6