SAMENGEVOEGD WEEK 1-5 FORMEEL BELASTINGRECHT
WEEK 1 WG
Vraag 1 Toegang verlenen
De voorbereidingen voor het aspergeseizoen 2019 zijn in volle gang als de
inspecteur zich op maandagochtend 7.00 uur meldt bij de ingang van de
Limburgse kwekerij “Het witte goud” B.V. De inspecteur zegt het erf op te willen
om het aantal werknemers te tellen. Rens Peters, directeur van het
aspergebedrijf, zegt daar nu geen tijd voor te hebben vanwege de enorme drukte
op het bedrijf en maant de inspecteur van zijn erf af te gaan.
a. Geef gemotiveerd en onder verwijzing naar de relevante wetsartikelen aan
of de inspecteur de toegang tot het erf mag worden geweigerd.
In beginsel moet de directeur van het bedrijf toegang verlenen aan de inspecteur
en is medewerking verplicht indien dit van belang is (art 50 lid 1 AWR). Het
is van belang voor de toepassing van de belastingwetgeving, het vragen naar
hoeveel mensen er werken is van belang voor de belasting van dat bedrijf.
Echter komt de inspecteur om 7u in de ochtend en geldt de toegangsplicht vanaf
8u in de ochtend (Art 50 lid 2 AWR). Dus wat dat betreft hoeft de directeur
de inspecteur om 7u nog geen toegang te verlenen. Maar voor een uurtje
geweigerd.
Lid 3 nvt, want er wordt gewoon overdag gewerkt.
Degene die grond in gebruik heeft, is verplicht de inspecteur desgevraagd
toegang te verlenen tot alle gedeelten van de grond, voor zover dat voor een
ingevolge de belastingwet te verrichten onderzoek nodig is (art 50 lid 1
AWR).
De gevraagde toegang moet worden verleend, tussen acht uur ‘s ochtends en
zes uur ‘s avonds (art 50 lid 2 AWR).
Indien de grond wordt gebruikt voor het uitoefenen van een werkzaamheid als
bedoeld in art 52 lid 1, wordt voor zover het redelijkerwijs niet mogelijk is
het onderzoek te doen plaatsvinden gedurende de in het tweede lid bedoelde
uren, de gevraagde toegang verleend tijdens de uren waarin het gebruik
voor de uitoefening van die werkzaamheid daadwerkelijk plaatsvindt (art 50
lid 3 AWR).
De gebruiker van de grond is verplicht desgevraagd de aanwijzingen te geven
die voor het onderzoek nodig zijn (art 50 lid 4 AWR).
-In beginsel moet de directeur van het bedrijf toegang verlenen aan de
inspecteur en is medewerking verplicht. Echter komt de inspecteur om 7u in
de ochtend en geldt de toegangsplicht vanaf 8u in de ochtend. Dus wat dat
betreft hoeft de directeur de inspecteur om 7u nog geen toegang te
verlenen.
,Op 28 februari 2019 kondigt de inspecteur de aspergekwekerij per brief een
boekenonderzoek aan. Directeur Peters is er niet blij mee, maar het moet maar.
Op 14 maart 2019 komt de inspecteur met twee collega’s van de Belastingdienst
langs. Eenmaal op het erf vraagt de inspecteur alle op de ‘plantbedden’
werkzame personen om zich te legitimeren. Twee werknemers, Jozef en Juliana,
kunnen hun legitimatiebewijs niet tonen. De inspecteur treft ook geen afschriften
van de legitimatiebewijzen van deze personen aan in de loonadministratie van de
kwekerij.
b. Geef gemotiveerd en onder verwijzing naar de relevante wetsartikelen aan
of i) de op de plantbedden werkzame personen verplicht zijn om de inspecteur
hun legitimatiebewijs te tonen en ii) of de kwekerij verplicht is een afschrift van
de legitimatiebewijzen in de loonadministratie te bewaren.
i) Ja, op grond van art 47 lid 3 AWR zijn Jozef en Juliana (ouder dan 14)
verplicht om de inspecteur hun legitimatiebewijs te tonen, want het kan van
belang zijn voor de belastingheffing. Het is van belang voor de inspecteur om
te weten hoeveel mensen daar werken.
ii)Op grond van art 52 lid 3 AWR jo 28 lid 1 sub f LB is de werkgever
verplicht de identiteit van de werknemers vast te stellen aan de hand van
een geldig identiteitsbewijs en een afschrift daarvan in de loonadministratie
te bewaren.
Staat in de Wet LB, materiele belastingwet. Art 28 lid 1 sub f Wet LB: De
inhoudingsplichtige is gehouden volgens bij ministeriële regeling te stellen
regels: f. van de werknemer die loon uit tegenwoordige dienstbetrekking
geniet vast te stellen de identiteit aan de hand van een document van de wet
identificatieplicht en een afschrift daarvan in de loonadministratie te
bewaren. Aanknopingspuntje in de AWR, art 52 lid 3 AWR (zet in
wettenbundel jo art 28 lid 1 sub f LB).
Een ieder die de leeftijd van veertien jaar heeft bereikt, is verplicht op
vordering van de inspecteur terstond een identiteitsbewijs ter inzage aan te
bieden, indien dit van belang kan zijn voor de belastingheffing te zijnen
aanzien (art 47 lid 3 AWR)
i) Jozef en Juliana zijn verplicht om de inspecteur hun legitimatiebewijs te
tonen, want het kan van belang zijn voor de belastingheffing.
Degene op wie de gegevens en inlichtingen, bedoeld in art 53 lid 2 en 3
betrekking hebben, is gehouden aan de administratieplichtige opgave te
verstrekken van zijn BSN (art 47b AWR).
Administratieplichtige moet zodanig bewaren van boeken, bescheiden en andere
gegevensdragers, dat daaruit te allen tijde rechten en verplichtingen voor
belastingheffing duidelijk blijken (art 52 lid 1 AWR)
, ii) Jozef en Juliana moeten aan de kwekerij hun BSN gegeven. De kwekerij
moet dit bewaren.
Vraag 2 Vereiste aangifte
Ga ervan uit dat een belastingplichtige het aan hem uitgereikte aangiftebiljet
IB/PVV voor het jaar 2019 niet heeft ingevuld en teruggestuurd binnen de
aangiftetermijn, maar dit alsnog doet nadat hem over dat jaar een (ambtshalve)
aanslag is opgelegd. Het is dan de vraag of de belastingplichtige – ondanks de
late indiening van het biljet – toch de vereiste aangifte heeft gedaan.
Motiveer welke beslissing u als belastingrechter in dat geval zou nemen en
betrek in dat antwoord de functie van de aangifte bij het opleggen van
aanslagen.
Ga er hierbij vanuit dat – gelet op uitspraak HR 14 april 2017, V-N 2017/20.13 -
een aanmaning is gestuurd. Zoek de uitspraak op en bestudeer deze.
De functie van aangifte is voor de fiscus over welk bedrag belastingaanslag zal
zijn. Het is een hulpmiddel voor de inspecteur om de juiste aanslag vast te
stellen. Als de inspecteur eenmaal de aanslag heeft vastgesteld, heeft hij in dit
geval ambtshalve gedaan. Dan verliest die aangifte zijn functie als hulpmiddel bij
het opleggen van die aanslag. Dus kan niet de vereiste aangifte zijn gedaan.
Formeel gebrek, het niet op tijd terugsturen van het aangiftebiljet. Dat leidt tot
het niet doen van de vereiste aangifte. Als je het biljet daarna alsnog indient en
de inspecteur kan daar nog rekening mee houden, dan moet hij dat ook doen
(hc). Als je zo’n aangifte te laat doet, maar je doet het alsnog binnen zes weken,
dan moet de inspecteur dat aanmerken als bezwaarschrift (week 5).
Als je te laat bent, dan ben je te laat. Dan kun je dat niet herstellen, in de zin
van dat je alsnog de vereiste aangifte kan doen. Het kan wel zo zijn dat als de
inspecteur er rekening mee kan houden dat hij dat ook moet doen. En als je
minder dan zes weken te laat bent dan wordt die te late aangifte door de
inspecteur aangemerkt als bezwaarschrift.
HR 14 april 2017, V-N 2017/20.13
“Hof 's-Hertogenbosch acht omkering van de bewijslast wegens het niet doen
van de vereiste aangifte in dit geval niet mogelijk. X is wel uitgenodigd tot het
doen van aangifte IB/PVV, maar het is onwaarschijnlijk dat X een aanmaning
heeft ontvangen. Omkering van de bewijslast is dan niet aan de orde.”
Belastingplichtige heeft een uitnodiging gekregen tot het doen van aangifte (art
6 lid 1 AWR). De belastingplichtige is dan gehouden aangifte te doen door het
hem uitgereikte aangiftebiljet in te vullen en terug te sturen (art 8 lid 1 sub a
AWR). Belastingplichtige heeft dat niet binnen de termijn gedaan (art 9 lid 1
AWR). De inspecteur kan de termijn verlengen (art 9 lid 2 AWR). Vervolgens kan
de inspecteur een aanmaning doen dat de belastingplichtige binnen een bepaalde
, termijn aangifte moet doen (Art 9 lid 3 AWR). Niet-doen vereiste aangifte kan
omkering en verzwaring bewijslast opleveren (artt. 25, lid 3 en art. 27e AWR): omkering geldt
voor gehele aanslag. Geen omkering als inspecteur rekening kan houden met te late
aangifte vóór aanslagoplegging (BNB 1960/26).
Vraag 3 Aangifteplicht
Mevrouw Regenboog heeft een uitnodiging voor het doen van de aangifte IB/PH
voor het jaar 2018 ontvangen. De aangifte moet vóór 1 april 2019 bij de
Belastingdienst zijn ingediend. Regenboog drijft een onderneming in de vorm van
een vennootschap onder firma (hierna: vof); samen met mevrouw Zonneschijn
verzorgt zij cursussen mindfulness. Administratiekantoor Sterrewacht stelt
jaarlijks de jaarrekening van de vof op. Deze jaarrekening dient als basis voor de
fiscale winstberekening van Regenboog. Volgens de concept-jaarrekening over
2018 bedraagt het aandeel in de winst uit de vof van Regenboog € 11.500. Op
30 maart 2019 dient Regenboog haar aangifte IB/PH 2018 bij de Belastingdienst
in. Bij ‘winst uit onderneming’ neemt zij het in de concept-jaarrekening
genoemde bedrag op van € 11.500. De definitieve jaarrekening zal – net als
ieder jaar – gelijk zijn aan de conceptversie, zo redeneert zij.
a. Bespreek gemotiveerd of mevrouw Regenboog, door het opnemen van het
bedrag van € 11.500 als winst uit onderneming in haar aangifte IB/PH 2018
aan haar aangifteverplichting heeft voldaan. Noem de relevante
wetsartikelen.
De belastingplichtige moet op grond van art 8 lid 1 sub a, duidelijk stellig en
zonder voorbehoud aangifte doen. Dat is niet helemaal glashelder. De inspecteur
moet zonder dat hij nader onderzoek moet doen tot de formele vaststelling van
de belastingschuld kunnen komen. Zo duidelijk moet de aangifte zijn. Dat kan de
inspecteur niet als de aangifte is gebaseerd op een schatting. Stellig is geen
ruimte voor twijfel latend. Opnemen van een schatting is dus niet duidelijk stellig
en zonder voorbehoud. Zij doet niet de vereiste aangifte, want is niet juist.
(formeel gebrek)
De inspecteur kan een boete of een straf opleggen als het niet naar waarheid is
ingevuld, dus daaruit blijkt de aangifte naar waarheid moet worden ingevuld.
De inkomstenbelasting is een aanslagbelasting zoals bedoeld in art. 9 AWR.
Een aangifte is niet gedaan indien de aangifte formele of inhoudelijke gebreken
bevat.
Formele gebreken zijn:
- niet tijdig terugsturen aangifte
- en aangiftebiljet is op formeel onjuiste wijze teruggestuurd.