KT1 klinisch redeneren
Werkgroep 1
Begrippen:
- Het carcinoom is het meest voorkomende type kanker.
- Een abces is een hoeveelheid pus (etter) in een niet eerder bestaande holte.
- Een dwarslaesie is een onderbreking van het ruggenmerg, waardoor de zenuwbanen die
door het ruggenmerg lopen afgekneld zijn. Hierdoor heeft u geen of minder kracht en gevoel
in sommige lichaamsdelen.
- Subcutane pijnbestrijding is bestrijding in het onderhuids bindweefsel (bind- of vetweefsel).
- Een Port-A-Cath is een klein kastje van metaal. Het is een volledig implanteerbaar
toedieningssysteem zodat we medicijnen en andere vloeistoffen direct in uw bloedvat
kunnen toedienen.
- Een centraal veneuze katheter (CVK) is een dun slangetje dat via de huid wordt ingebracht
in één van de grote bloedvaten in de hals of onder het sleutelbeen. Voor uw behandeling
moet u medicatie, chemotherapie of voeding krijgen.
- Een PA-onderzoek is een weefselonderzoek (bijvoorbeeld een kweek of iets
goedaardig/kwaadaardig is).
- Gemetastaseerd betekend uitgezaaide kanker.
- Tachycardie = een snel en onregelmatig hartritme.
- Wanneer een gewricht langdurig in een bepaalde stand blijft staan, kan er een verkorting
van de spieren en pezen ontstaan. Hierdoor kan een gewricht in een dwangstand komen, dit
heet een contractuur.
• De student verwoordt wat het verschil is tussen curatieve en palliatieve zorg.
Curatieve zorg = proces om te genezing.
Palliatieve zorg = verzachting/verlichting, wordt ingezet wanneer genezen niet meer mogelijk is
Benadering die de kwaliteit van leven verbetert van patiënten en naasten die te maken krijgen met
een levensbedreigende aandoening, door het voorkomen en verlichten van lijden door middel van
vroegtijdige signalering en zorgvuldige beoordeling en behandeling van pijn en andere symptomen
van lichamelijke, psychosociale en spirituele aard (doelen op korte termijn).
Terminale zorg = kwaliteit van sterven.
,Bij palliatieve bestralingen gaat het niet om genezen maar om de symptomen te verminderen.
Palliatief redeneren is klinisch redeneren in de palliatieve fase. Het gaat hier om een methode van
besluitvorming waarbij in de palliatieve fase complexe problemen methodisch in kaart worden
gebracht en goed aansluitend bij de wensen van de patiënt in het licht van een beperkte
levensverwachting. Vermindering van symptoomlijden staat centraal, waarbij de patiënt de
prioritering aangeeft.
• De student legt uit wat palliatieve zorg inhoudt en weet welke thema’s van belang zijn in de
palliatieve fase.
4 dimensies palliatieve zorg:
- Lichamelijke dimensie (lichaam)
Bijvoorbeeld kortademigheid
- Psychische dimensie (geest)
Angst om te stikken door kortademigheid
- Sociale dimensie (sociale omgeving)
Niet meer uit huis komen vanwege de kortademigheid
- Existentiële dimensie (spiritueel)
Door de angsten meer nadenken over het leven en de dood
,Thema’s palliatieve zorg:
- Kwaliteit van leven
Lichamelijk, sociaal en psychisch
- Symptoommanagement
Specifieke symptomen (zoals pijn, benauwdheid en misselijk)
www.pallialine.nl
- Integraal en multidimensioneel
Alle dimensies
- Zorg voor cliënt de naasten
Rouwproces en schuldgevoelens
- Anticiperen en proactieve zorgplanning
Op tijd gesprekken voeren op de verwachting
Beste beslissingen nemen voor de zorgvrager
- Autonomie
Zelf beslissen en grenzen aangeven
• De student kent de meest voorkomende symptomen bij cliënten in de palliatieve fase en kan
inschatten welke mensen een verhoogd risico hebben op deze symptomen en kan deze
herkennen in de fase van vroeg signalering.
Palliatieve zorg richt zich in toenemende mate op ouderen in de laatste levensfase met verschillende
soorten aandoeningen: kanker, hartfalen, COPD en ouderdom/dementie.
Oncologische Oncologische COPD-patiënten Hartfalen
patiënten thuis patiënten ziekenhuis
Vermoeidheid Vermoeidheid Dyspnoe (benauwd) Dyspnoe
Pijn Gebrek aan eetlust Hoesten Vermoeidheid
Slaapproblemen Pijn Vermoeidheid Slaapproblemen
Droge mond Pijn
• De student legt uit wat de symptomen en oorzaken zijn van ‘slaapproblemen’ in de
palliatieve fase.
51% van de oncologische patiënten (thuis) ontwikkelt slaapproblemen.
, Symptomen:
- Hoofdpijn
- Stemmingsstoornissen
- Concentratiestoornissen
- Vermoeidheid
- Slaperigheid overdag
- Verminderende prestaties
Oorzaken van slaapproblemen in de palliatieve fase:
- Predisponerende factoren (langer bestaande factoren)
Kanker, slechte lichamelijke toestand, scheiding, lagere-economische status,
slaapproblemen in het verleden, hyperactiviteit, depressie, stress, middelenmisbruik
- Uitlokkende factoren
Slechte slaaphouding, onrust, onvoldoende behandelde symptomen, piekeren, nachtelijke
opvliegers, delier, verstoord ritme, gebruik/onthouding van medicatie/alcohol/koffie,
- Onderhoudende factoren (versterkende factoren)
Verkeerde slaaphygiëne, inadequate gedachten over slaapproblemen
Werkgroep 2
• De student legt uit wat de verschillende stadia van palliatieve zorg inhouden (ziektegerichte-
, symptoomgerichte palliatie, palliatie in de stervensfase, nazorg).
Stadia van palliatieve zorg:
- Stadium 1: Markering palliatieve fase
Levensbedreigende aandoening en onduidelijke scheiding
- Stadium 2: Meer ziektegericht dan symptoomgericht
Ziektegerichte palliatie
Doel: kwaliteit van leven te handhaven/verbeteren
Eventuele gevolgen: symptoomverlichting en/of levensverlenging
Symptoomgerichte palliatie
Doel: symptomen te verlichten/voorkomen
Eventuele gevolgen: levensverlenging