Boek, Unit 1: Meta-theories
- Ontwikkelingswetenschap: de wetenschappelijke studie van de manieren waarop mensen
veranderen en/of hetzelfde blijven van de conceptie tot aan de dood.
Het veld van de ontwikkelingswetenschap onderzoekt veranderingen en stabiliteit op verschillende
domeinen van psychologisch en sociaal functioneren. Hieronder vallen fysieke en neurofysieke
processen, cognitie, taal, emotie, persoonlijkheid, moraal, en psychosociale ontwikkelingen inclusief
onze relaties met anderen.
- Lifespan perspective (Paul Baltes):
o Ontwikkeling is levenslang er is niet één leeftijdsfase die meer significant of
cruciaal is voor de ontwikkeling, alle levensfasen zijn van belang.
o Ontwikkeling is multidirectioneel en multidimensioneel verschillende mensen
volgen verschillende paden in hun ontwikkeling en gaan hier doorheen in
verschillende snelheden.
o Ontwikkeling bevat kosten en baten op elke leeftijd kunnen we voordelen hebben
in sommige delen van ontwikkeling en nadelen in andere delen van ontwikkeling.
o Ontwikkeling wordt gekarakteriseerd door plasticiteit plasticiteit is onze potentie
om te veranderen en een grote range van ontwikkelingspaden te volgen. Bijv. leren
van ervaring of herstellen van schade.
o Ontwikkeling ligt in historische en culturele contexten ontwikkeling wordt
beïnvloed door de vele sociale contexten waarin het kan voorkomen. Hoe mensen
ontwikkelen hangt af van hun maatschappelijke en culturele context, en de
historische periode waarin hun ontwikkeling plaatsvindt.
o Ontwikkeling is vermenigvuldigend bepaald ontwikkeling wordt altijd gevormd
door biologische- en omgevingsfactoren, en het individu speelt een actieve rol in zijn
of haar eigen ontwikkeling.
o Ontwikkeling is multidisciplinair ontwikkeling wordt beïnvloed door verschillende
factoren en moet daarom vanuit verschillende disciplines onderzocht worden.
- Contextualisme als paradigma (Baltes) bevat drie ontwikkelingssystemen van invloed.
o Normatieve leeftijds-gegradeerde invloeden een age-grade is een specifieke
leeftijdsgroep. Mensen ervaren bepaalde age-graded sociale ervaringen en
biologische verandering.
o Normatieve geschiedenis-gegradeerde invloeden de tijdsperiode waarin je
geboren wordt vormt je ervaringen. Een cohort is een groep mensen die ongeveer in
dezelfde tijdsperiode zijn geboren in een bepaalde maatschappij.
o Non-normatieve invloeden ontwikkeling kan ook gevormd worden door specifieke
invloeden die niet georganiseerd worden door leeftijd of historische tijd, maar ook
door bijv. immigratie, dood van een geliefde of een ongeluk.
- Domains of development: we veranderen op drie algemene domeinen: fysiek, cognitief en
psychosociaal. Het fysieke domein bevat veranderingen in hoogte en gewicht, sensorische
mogelijkheden, het zenuwstelsel en geneigdheid tot ziekten. Het cognitieve domein focust
op intelligentie, wijsheid, perceptie, probleem-oplossen, geheugen en taal. Het psychosociale
domein bevat veranderingen in emotie, zelf-perceptie en interpersoonlijke relaties met
familie, leeftijdsgenoten en vrienden. Domeinen kunnen ook met elkaar interacteren.
- Contextuele perspectieven: focussen op sociale contexten die onze ontwikkeling
beïnvloeden.
, - Socioeconomische status (SES): een manier om families en huishoudens te identificeren
gebaseerd op hun gedeelde niveaus van educatie, inkomen en occupatie.
Leden van een bepaalde sociale klassen delen vaak dezelfde privileges, kansen, leefstijlen,
consumptiepatronen, opvoedingsstijlen, stressors, religieuze voorkeuren en andere aspecten van het
dagelijks leven. Families met een hogere socio-economische status bevinden zich vaak in occupaties
die hoger betalen en vaak een grotere vrijheid en controle over het werk met zich meebrengen. Een
gevoel van autonomie is een belangrijke factor voor gevoelens van geluk.
- Poverty level: als een familie minder inkomen heeft dan de grenswaarde van de overheid
wordt die familie beschouwd als armoedig. Deze mensen kunnen moeite hebben met het
onderhouden van een huishouden. Armoede wordt geassocieerd met stress, slechtere
gezondheid, lagere levensverwachting, slechter dieet, meer werk in gevaarlijke occupaties.
- Cultuur: de totaliteit van onze gedeelde taal, kennis, materiële objecten en gedrag. Ideeën
over wat goed en fout is, waar we naar moeten streven, hoe we moeten spreken, wat
gewaardeerd wordt, welke emoties gepast zijn etc.
- Ethnocentrisme: het idee dat onze eigen cultuur superieur is aan anderen.
- Culturele relativiteit: waardering voor culturele verschillen en begrip culturele beoefeningen
die het best worden begrepen vanuit het perspectief van die specifieke cultuur.
- Levensspan: refereert naar de maximale leeftijd die een lid van een bepaalde soort kan
bereiken onder optimale omstandigheden.
- Levensverwachting: het gemiddelde aantal jaar dat een persoon in een bepaalde
tijdsperiode ongeveer wordt verwacht te leven.
- Chronologische leeftijd: het aantal jaren sinds je geboorte.
- Biologische leeftijd: hoe snel ons lichaam veroudert.
- Psychologische leeftijd: onze psychologisch adaptieve capaciteit vergeleken met anderen
met dezelfde chronologische leeftijd.
- Sociale leeftijd: gebaseerd op de sociale normen van onze cultuur en de verwachtingen die
mensen hebben van leden uit onze leeftijdsgroep in deze cultuur.
- Puberteit: een groeispurt en seksuele maturatie.
De studie van ontwikkeling wordt gegidst door de assumpties die onderzoekers bewaren over de
menselijke natuur en haar ontwikkeling. Deze assumpties noemen we metatheorieën:
wetenschappelijke theorieën die een andere theorie als onderwerp van de studie hebben. Deze
theorieën zijn niet altijd volledig. Er zijn zes soorten assumpties die worden gemaakt in de studie van
menselijke ontwikkeling.
1. Assumpties over menselijke natuur: of mensen geboren worden als een tabula rasa, of dat
mensen als goed of slecht worden geboren.
2. Assumpties over de oorzaken van ontwikkeling: of ontwikkeling wordt veroorzaakt door
nature of nurture.
3. Assumpties over de rol van het individu: of mensen passieve of actieve rollen hebben in hun
eigen ontwikkeling.
4. Assumpties over stabiliteit vs. verandering: of eigenschappen, kenmerken en ervaringen
vroeg in het leven permanente effecten hebben of mensen vormend en open voor
verandering zijn door het leven.
5. Assumpties over continuïteit vs. discontinuïteit: of ontwikkeling kwantitatieve veranderingen
bevat of kwalitatieve verschuivingen.
6. Assumpties over universaliteit vs. context specifiek: of ontwikkeling een universeel pad volgt
of meer afhangt van specifieke ervaringen en omgevingsfactoren.
, Er zijn vier leidende metatheorieën in menselijke ontwikkeling.
- Maturationele metatheorie: mensen ontwikkelen op dezelfde manier als planten. Mensen
worden gezien als passief, het product van hun genen. De omgeving kan steun en voeding
geven, maar de natuur van een persoon niet veranderen.
- Mechanistische metatheorie: mensen zijn als machines, ze zijn gemaakt van onderdelen die
apart van elkaar kunnen worden bestudeerd. Mensen zijn passief, energie komt van buiten.
Ontwikkeling is continuerend en mensen kunnen zich niet naar iets anders ontwikkelen,
alleen maar reageren op de omgeving die hen controleert. Alle redenen voor ontwikkeling
komen van buiten.
- Organismische metatheorie: mensen ontwikkelen zich op dezelfde manier als een vlinder.
De natuur van een mens is om nieuwsgierig, geïnteresseerd en open te zijn. Ze zijn actief en
ontwikkelen door discontinue kwalitatieve levensfasen. Ontwikkeling is het resultaat van
onbalans die leidt tot structurele veranderingen.
- Contextuele metatheorie: mensen ontwikkelen als een tennisspel of dans. Er is interactie
tussen de persoon en zijn/haar context. Dit leidt tot transformaties in persoon en omgeving.
Cognitivisme is de leidende metatheorie in de psychologie. Dit is de assumptie dat alle causale
factoren die menselijk gedrag en ontwikkeling vormen binnen die geest of het geloof-systeem van de
persoon voorkomen. Het paradigma dat op dit moment het veld overneemt is de neurowetenschap.
- Performationisme: het idee dat een klein, volledig gevormd mens wordt geïmplanteerd in
het sperma of eitje tijdens de conceptie en dan groeit tot de geboorte. kinderen zijn als
kleine volwassenen.
- Tabula rasa: John Locke geloofde dat kinderen werden geboren als een schone lei, zonder
kennis, ervaringen, etc. Alles is nurture.
Jean-Jacques Rousseau (1712-1778) wordt gezien als de vader van de ontwikkelingspsychologie,
omdat hij geloofde dat kinderen door verschillende fasen ontwikkelen en vrij moeten kunnen
denken. Arnold Gesell deed onderzoek naar de neuro-motorische ontwikkeling van kinderen. Hij
geloofde dat de ontwikkeling werd geactiveerd door genen (maturatie). Hij geloofde ook dat
kinderen biologisch in fasen ontwikkelen en was tegen het snel volwassen opvoeden van kinderen.
Sigmund Freud (1856-1939) benadrukte het belang van onze jonge jeugdervaringen in het
ontwikkelen van onze persoonlijkheid en gedrag. Zijn assumptie was echter dat persoonlijkheid
gevormd wordt in de eerste paar jaren van het leven.
- Psychosociale theorie (Erik Erikson): een model van levensspan ontwikkeling die een gids
geeft voor het denken over de veranderingen die we ervaren door het leven. Hij stelde dat
elke periode van het leven een unieke uitdaging heeft die de persoon aan moet gaan. Ook
wel een psychosociale crisis.
Erikson’s psychosociale fasen
Leeftijd Psychosociale crisis Positieve uitkomst van crisis
Geboorte tot 12-18 maanden Vertrouwen vs. wantrouwen Het kind ontwikkelt een gevoel
van vertrouwen in verzorgers.
18 maanden – 3 jaar Autonomie vs. Het kind leert wat wel of niet
schaamte/twijfel gecontroleerd kan worden en
ontwikkelt een gevoel van vrije
wil.
3 – 6 jaar Initiatief vs. schuld Het kind leert onafhankelijk te
worden door te ontdekken,