Samenvatting deeltoets 2 Biologie van Dieren
Hormonale regulatie
De definities van endocriene, paracriene en autocriene regulatie en van regulatie via
neurohormonen en feromonen herkennen.
Endocriene regulatie gaan moleculen via de bloedstroom op cellen overal in het lichaam en triggeren
hier een respons. Het onderhoudt homestase, reageert op stimuli, groei en ontwikkeling, en
verandering voor seksuele voortplanting.
Bij paracriene regulatie diffunderen moleculen naar dichtbij zijnde cellen en triggeren hier een
respons. Ze hebben als functie bloedrukregulatie, zenuwstelsel functioneren en reproductie.
Bij endocriene regulatie triggeren cellen bij zichzelf een respons door uitscheiden van moleculen.
Neurohormonale regulatie gaat via axonen. Deze geven neurotransmitters af aan doelwitcellen
(synaptisch) of geven neurotransmitters af aan de bloedstroom (neuroendocrien) waarbij
neurotransmitters neurohormonen worden genoemd.
Feromonen zijn signaalstoffen die in de externe omgeving worden losgelaten. Ze worden gebruikt als
markering voor territoria, waarschuwing en aantrekken soortgenoten voor seks.
Weten hoe de groep eiwit- en peptidehormonen zijn invloed
uitoefent op de doelwitcellen.
Deze hormonen zijn in water oplosbaar en kunnen dus zo het bloed
in, ze worden door excretie uitgescheiden door cellen. Dit zijn
peptides, catecholamines (epinephrine/norepinephrine) en
eiwithormonen. Deze hormonen triggeren de volgende cellulaire
responsen: activatie van een enzym (vaak G-eiwit gekoppelde
receptor), verandering in opname of secretie van moleculen,
verandering in cytoskelet en transcriptie van genen. De hormonen
zetten dus een signaal transductie aan wat kan leiden tot
cytoplasmatische responsen met en zonder genregulatie.
Weten hoe de groep van steroidhormonen en schilklierhormonen
zijn invloed uitoefent op de doelwitcellen.
Deze hormonen zijn in vet oplosbaar en reizen via transporteiwitten
door het bloed, zoals steoïde hormonen en bioamines (thyroxine en
triiodothyronine T3 en T4). Deze kunnen door de membranen
diffunderen en binden aan een intracellulaire receptor die het hele
signaal zelf transduceert in de cel, bijvoorbeeld genexpressie. Zo’n
complex beweegt dan de nucleus in en stimuleert een DNA-
bindingseiwit of signaalstoffen die de genexpressie aanzetten. Deze hormonen zetten alleen
responsen aan via genregulatie.
De stelling dat het effect van een hormoon/lokale regulator bepaald wordt door de aard en
eigenschappen van de doelwitcellen en van de receptoren op of in deze doelwitcellen kunnen
illustreren met het hormoon epinefrine en diens invloed op respectievelijk levercellen, bloedvaten
in een skeletspier en bloedvaten in de darm.
Doelwitcellen kunnen verschillende typen receptoren bezitten of andere moleculen uitscheiden na
binding van hormonen aan receptoren. Eén hormoon kan dus verschillende activiteiten activeren.
Epinephrine is zo’n soort hormoon met veel transductieroutes.
In levercellen bindt het een beta-type receptor in het plasmamembraan die een G-eiwit aanzet, dit
zet ATP om in cAMP en dit activeert protein kinase A. Dit zorgt voor inhibitie van glycogeensynthese
en activeert glycogeenomzetting naar glucose wat afgegeven wordt in het bloed.
,In gladde spiercellen die bloedvaten bekleden die skeletspieren voeden zet het protein kinase A
(door dezelfde receptor geactiveerd is) een ander enzym aan wat reguleert voor spierrelaxatie
waardoor meer bloed stroomt naar skeletspieren.
Ook in gladde spiercellen langs bloedvaten van de ingewanden (dus ook de darm) bindt epinephrine,
maar aan een alpha-receptor (andere receptor). Deze triggert een pathway die andere enzymen
triggert waardoor glad spierweefsel samentrekt waardoor hier minder bloed naartoe stroomt en
meer naar de skeletspieren kan.
Levercellen en gladde spiercellen die bloedvaten van skeletspieren bekleden hebben dus dezelfde
receptor, maar andere eiwitten. En gladde spiercellen langs bloedvaten van ingewanden hebben dus
weer een andere receptor en andere eiwitten.
De neurale en hormonale regulatie van de ontwikkeling en metamorfose van een insect kunnen
uitleggen.
Inzicht hebben in de structuur en de werking van (neuro)hormonale regelkringen en de betekenis
van positieve en negatieve terugkoppeling hierbij, en dit kunnen toelichten met enkele
voorbeelden.
Simpele endocriene pathway: endocriene cellen reageren direct op een interne of
omgevingsstimulus door secretie van een bepaald hormoon. Deze hormonen gaan via de bloedbaan
naar de target cellen en binden op specifieke receptoren. Een voorbeeld zijn de endocriene cellen in
de duodenum. S cellen detecteren de lage pH en geven het hormoon secretine af die het bloed in
diffundeert naar de alvleesklier die hiervoor receptoren heeft en bicarbonaat afgeeft.
Simpele neuroendocriene pathway: de stimulus wordt door een sensorisch neuron opgevangen en
deze stimuleert een neurosecratorische cel die neurohormonen afgeeft. Ook deze gaat de bloedbaan
in naar target cellen. Een voorbeeld is regulatie van melkafgifte in zoogdieren. Als een zuigeling aan
de tepel zuigt worden sensorische neuronen geactiveerd, deze geven impulsen naar de
hypothalamus. Het neurohormoon oxytocine wordt afgegeven van de achterste hypofyse die zorgt
voor contractie van kliercellen waardoor melk wordt afgegeven.
Negatieve feedback is een celrespons die de stimulus remt (pH neutraal). Positieve feedback
stimuleert deze juist nog meer (melk).
, De ziekte diabetes mellitus en de mogelijke oorzaken kunnen beschrijven.
Is een aandoening waardoor constant verhoogde bloedglucose is. Het is ongeneeslijk en ontstaat als
cellen niet voldoende energie kunnen halen uit glucose. De mogelijke oorzaken zijn onvoldoende of
geen productie van insuline (type 1) en een probleem met de insuline-receptoren (type 2).
Bekend zijn met de structuur en het functioneren van het hypothalamus-hypofyse-systeem, met
name ook met de verschillen tussen de neurohypofyse en de adenohypofyse en inzicht hebben in
de positie van het hypothalamus-hypofyse-systeem als intermediair tussen het centrale
zenuwstelsel en het endocriene stelsel en de rol van neurosecretorische/neuroendocriene cellen
hierbij.
De hypothalamus krijgt informatie van het centrale zenuwstelsel en als reactie hierop geeft het
neuroendocriene signalen af om aan te passen aan de omgeving (zoals seizoen info en reproductieve
hormonen). Deze signalen gaan door naar de hypofyse bestaande uit twee klieren. De achterkwab is
een extensie van de hypothalamus, deze laat de neurohormonen gesynthetiseerd in de
hypothalamus vrij. De voorkwab is een endocriene klier die zelf hormonen synthetiseert en loslaat als
reactie op hypothalamus hormonen. De volgende hormonen zijn onderdeel van dit systeem:
Achterkwab (neurohypofyse): antidiuretisch hormoon (ADH) reguleert de nierfunctie, ADH zorgt voor
het vasthouden van water in de nieren zodat osmolariteit van het bloed behouden blijft. Oxytocine
heeft functies in reproductie, het controleert melksecretie, baarmoedercontracties bij bevallen en
geeft in het brein seksgevoelens.
Voorkwab (adenohypofyse): hormonen die metabolisme, osmoregulatie en reproductie regelen.
Secretie van alle hormonen is gereguleerd door de hypothalamus (releasing en inhibitor hormonen).
Prolacting-releasing hormoon uit de hypothalamus stimuleert de secretie van prolactine die
melkproductie stimuleren. Ook FSH (follikelstimulerend hormoon) en LH (luitiniserend hormoon)
worden door signalering van hypothalamus losgelaten uit de hypofyse en die zelf weer hormonen
secretie stimuleren in ovaria en testes. Vaak hebben hormonen in de voorkwab een releasing en
inhibitor hormoon. Deze worden bij vaten in de buurt losgelaten en stromen via poortaderen naar de
klier. Hormonen van de adenohypofyse noem je vaak tropines omdat ze in cascade staan met
hypothalamus.
De globale functies, doelwitcellen en werkingsmechanismen van de belangrijkste hormonen
kunnen toelichten (andere hormonen in andere stukjes tekst).
Groeihormoon (GH) gesecreert door de adenohypofyse stimuleert tropsiche en non-tropische
effecten. De lever laat insuline-like groeifactoren (IGFs) los die bot en kraakbeen groei stimuleren.
Zonder dit hormoon stopt het skelet met groeien. Ook kan GH bloedsuikergehalte verhogen.
Sekshormonen hebben invloed op groei, ontwikkeling, reproductieve cyclussen en seksueel gedrag.
Mannen en vrouwen maken in andere proporties drie typen steroïde hormonen aan: androgenen,
estrogenen en progesteronen. De testes maakt vooral androgenen (testosteron) die pik ontwikkelen
en afwezigheid bij vrouwen ontwikkelt kut. Ook in puberteit doen ze de secundaire seksuele
karakteristieken (dikkere stembanden, spieren, baard). Estrogenen (estradiol) zorgt voor het
vrouwelijk reproductieve systeem en secundaire karakteristieken. Progesteronen zorgen voor
onderhouden van baarmoederwand en embryonale groei. Alles wordt vooral aangestuurd door
gonadotropines van de adenohypofyse. Deze worden door gonadotropine-releasing hormoon
(GnRH) uit de hypothalamus gestimuleerd.
Melatonine reguleert functies gerelateerd aan licht en de seizoenen. Geproduceerd door de
pijnappelklier (epifyse). Het kan ook huidkleur donkerder maken. In het donker wordt het
aangemaakt waardoor je moe wordt. Afgifte wordt gecontroleerd door neuronen in de
hypothalamus genaamd de suprachiasmatische nucleus (SCN) die als biologische klok reguleert.