H.2 – Terminologie, definities en epidemiologie
De term suïcidaliteit omvat gedachtes, handelingen en pogingen. Verder onderscheid tussen
suïcide, suïcidepoging en suïcidale gedachten.
Suïcide:
- Wereldwijd 800.000 mensen per jaar (1,4% van alle sterfgevallen).
- Belangrijkste doodsoorzaak bij leeftijd 15-29.
- Meer risico bij mannelijk geslacht, niet-gehuwden, weduwen, werkloos en inwoners
van instelling, en (vooral) eerdere pogingen.
o Niet vaker bij immigranten.
Maar 2e generatie wel iets vaker dan 1e generatie immigranten.
Pogingen:
- Wereldwijd is de life time prevalentie gemiddeld 3%.
- In NL rond de 89 per 100.000 inwoners (event-based rate).
o Is anders dan person-based rate (aantal personen per jaar met poging).
o In NL 10x vaker pogingen dan suïcides.
- Meer risico bij vrouwelijk geslacht, alleenstaand, gescheiden, alleenwonend, laag
opgeleid, werkloos, eerdere pogingen.
- Zelfvergiftiging door medicatie komt het vaakst voor.
Suïcidale gedachtes:
- In NL heeft 8% ooit suïcidale gedachtes.
Cijfers mogelijk onder-gerapporteerd.
, H.3 – Psychologische proces naar suïcidaal gedrag: een beschrijvend model
Integrated motivational-volitional model (IMV): 3 fases waarin suïcidaliteit kan ontstaan.
- Pre-motivationele fase:
o Context bv. gebeurtenissen uit jeugd, depressie, interpersoonlijke
gevoeligheid, zelfhaat.
- Motivationele fase:
o Begint met verslagen gevoel en negatief zelfbeeld.
o Suïcidegedachtes kunnen door gedachten aan eigen falen.
Risicofactoren piekeren, schaamte voor falen, leven als zinloos zien,
entrapment (gevoel klem te zitten zonder toekomst).
o Risicofactoren voor overgang naar suïcidaliteit hopeloos, hulpeloos,
onbehandelbaar, denken tot last te zijn, er niet meer bij horen, slapeloosheid
en uitputting.
- Intentionele fase:
o Risicofactoren voor overgang van entrapment naar suïcidaliteit eerdere
pogingen, repetitieve suïcidale gedachtes/wensen, dwangmatig angst
vermijden, intrusies over eigen suïcide, suïcide als aantrekkelijk en haalbaar
zien.
o Alle negatieve gedachtes kunnen bijdragen aan negatieve denkspiraal.
4 niveaus (lopen in elkaar over):
- Lichte mate af en toe vluchtige suïcidegedachte, geen concreet pan, realisatie van
gevolgen voor naasten, controle over suïcidale impulsen.
- Ambivalentie wil zowel suïcide als leven (wisselend), impulsieve suïcidaliteit, geen
uitgebreide plannen.
- Ernstige mate voortdurend suïcidegedachtes, wanhoop, overweging van suïcidale
methodes (maar kan nog enige tijd uitstellen).
- Zeer ernstige mate wanhoop en alleen denken aan suïcide, geen realisatie van
gevolgen voor naasten, uitgebreid plan, slapeloos, emotioneel ontredderd.
Dynamisch perspectief:
- Netwerkbenadering: focust op interactie tussen symptomen.
- Voorbeeld van vicieuze cirkel: slecht slapen vermoeid piekeren negatieve
gedachtes depressieve stemming slecht slapen.
- Intentionele factoren blijken het meest gerelateerd aan toekomstig suïcidaal gedrag
(meer dan motivationele factoren).
- Critically slowing down: stijging van suïcidale gedachtes kan niet goed verminderd
worden (relevant voor overgang van gedachtes naar poging).