Tentamen complexe opvoedsituaties en systemisch werken
Inhoud
Uitwerking colleges………………………………………………………………………………………………………………………1-32
Augeo-cursussen…………………………………………………………………………………………………………………………33-35
Cliënt centraal in de jeugdhulp…………………………………………………………………………………………………...36-37
1 gezin, 1 plan………………………………………………………………………………………………………………………….….38-42
Contextuele hulpverlening……………………………………………………………………………………….………………….43-44
Met nieuwe ogen………………………………………………………………………………………………………………………..45-50
Kompas Licht verstandelijke beperking……………………………………………………………………………………….51-56
Veilig opgroeien…………………………………………………………………………………………………………………….……57-59
Systeemgericht werken in sociale beroepen…………………………………………………………………….…………60-64
De mijne zijn de liefste……………………………………………………………………………………………………….……….65-70
Richtlijn problematische gehechtheid…………………………………………………………………………………………71-73
NJI Trauma-georiënteerde hulp voor kinderen met complex trauma in gezinsvervangende
woonsituaties…………………………………………………………………………………………………………………………….74-76
Beslissingen over kinderen in problematische opvoedingssituaties (Juffer)……………………………….77-78
Exposure-factsheet………………………………………………………………………………………………………………….………79
Acceptance & Commitment Therapy (ACT)…………………………………………………………………………….……….80
Werkkaarten KOPP……………………………………………………………………………………………………………..………81-82
Zicht op loyaliteiten bij adolescenten……………………………………………………………………………………..……….83
Werkblad beschermjassen 3 contextuele vragen…………………………………………………………………..………..84
,College 1: (h)Erkennen van gezinnen met langdurige complexe problematiek
Gezinnen met meervoudige problematiek communiceren vaak op betrekkingsniveau. Als
hulpverlener probeer je ze weer op inhoudsniveau te krijgen.
Narratieve benadering: Wat zeggen de cliënten, dragen ze, hebben ze in huis en wat voor
betekenis heeft dat? Daar moet jij achter zien te komen.
Presentiebenadering: Nabijheid van de hulpverlener, zonder oordeel waarbij je het belang
van de client voorop zet. Verwacht weerstand.
Multiprobleemgezinnen, waarom zijn ze dat? Vaak reageren ze anders dan de samenleving
verwacht, zijn niet makkelijk in de omgang en kennen andere gewoontes. Ze laten vaak
weerstand zien en worden als kansarm beschouwd.
Multiprobleemgezinnen hebben problematiek op meerdere gebieden, zoals: huishouden,
financiën, individueel welzijn, opvoeding -> het gaat dan echt om heftige en langdurige
(chronische) problemen, vaak intergenerationeel (zijn er helemaal in verweven en geven het
weer door). Vaak hebben ze een inadequate copingstijl.
Multiprobleemgezinnen disfunctioneren op de 5 gezinstaken:
1. Het voeren van een huishouding (vies, rommelig, of juist te steriel voor kinderen)
2. Het verwerven en handhaven een maatschappelijke positie ( geen baan, scholing en
sociaal netwerk) -> oftewel niet participeren
3. Relatie tussen (ex-)partners (huiselijk geweld, problemen met intimiteit, vechtscheiding,
snelle wisseling van partners)
4. Het individuele welzijn van de gezinsleden (problemen met gezondheid en ontwikkeling,
trauma, middelenmisbruik, lvb) -> daardoor gaan ze lastig om met stress -> invloed op
partnerrelatie -> spanningen -> invloed op kinderen
5. Het opvoeden van de kinderen (gebrek aan opvoedvaardigheden: Minder begrenzing,
stimulatie en ondersteuning en teveel belasting, verantwoordelijkheden en
onvoorspelbaarheid) -> vaak het zichtbare gevolg van de eerste 4 punten, het eerste wat
opvalt
Wanneer spreek je van langdurige complexe problematiek?:
1. Minimaal in 3 van de gezinstaken een ernstige verstoring -> en dat daardoor de
opvoeding wordt belemmerd
2. De problemen versterken elkaar -> steeds minder positieve emoties
3. Er is sprake van zorg-mijdend gedrag
4. Men ervaart geen regie meer over het eigen leven
5. De problemen zijn er langer dan 6 maanden
Vraag je altijd af welke van de volgende 2 typen gezinnen het is:
1. Leerbare gezinnen: ondersteuning en begeleiding gericht op het verkrijgen van eigen
regie, met lichte ondersteuning
2. Stabiliseerbare gezinnen: ondersteuning en begeleiding gericht op het behouden van de
hulpverlening om in de toekomst ze te blijven steunen -> dit gezin kan nooit zonder
hulpverlening (vaak lvb, psychische problematiek, crisisgezinnen)
Anomie: Niets meer verwachten van hulpverleners en overheid -> ‘Ik doe het zelf wel, op
mijn eigen manier’ -> eigen regeltjes bedenken na meerdere keren teleurgesteld te zijn door
de overheid/hulpverlening of ze worden heel passief/ vertonen crimineel gedrag
De afgelopen decennia worden er steeds meer eisen gesteld aan opvoeders/gezinnen op het
gebied van:
, 1. Pedagogische vaardigheden
2. Autonomie en financiële zelfstandigheid
3. Participeren in verschillende netwerken
4. Succes en behalen van startkwalificatie
Probleemgezinnen springen er veel eerder uit -> leidt tot stigmatisering/ het afschrijven van
mensen. Deze mensen ervaren de hulpverlening vaak als ontoegankelijk/weten niet hoe
(kennen en begrijpen de regels niet)
Draagkracht -> analyseer altijd draagkracht vs. draaglast:
1. Individueel welzijn ALLE gezinsleden
2. Gezondheid ALLE gezinsleden
3. Veerkracht/stressbestendigheid/coping van individuen en gezinsleden
4. Beschermende factoren voor individuen en gezinsleden
Draaglast:
1. Pathologie ALLE gezinsleden (ziekte -> psychisch en lichamelijk)
2. Ontwikkelingstaken ALLE gezinsleden (achterstand)
3. Inadequate copingstijl individu en gezin
4. Risicofactoren individu en gezin (verslaving, schulden etc.)
Nu : 1 gezin, 1 plan -> want de versnipperde hulpverlening werkte niet -> verkokering
Uitgangspunten 1 gezin, 1 plan
1. Gezin en wensen van het gezin centraal
2. Gericht op empoweren van eigen kracht
3. Uitgaan van eigen verantwoordelijkheid
4. Verschillende tools inzetten die passen bij het gezin -> minder gestandaardiseerde
methodieken
5. Realistische doelen
6. Zelfreflectie van de professional -> aandacht voor driehoek: client (systeem) ->
hulpverlener -> organisatie/maatschappij
Ringen van samenwerking:
1. In het midden het individu
2. Daaromheen het gezin
3. Daaromheen het sociale informele netwerk (familie en vrienden)
4. Professionele netwerk (leerkracht, hulpverleners)
Uitgangspunten bij het stellen van doelen met een client:
1. Het maakt de client heel kwetsbaar
2. Ga uit van het kleine wonder en de wens van de client
3. Formuleer de gedragsverandering positief
4. Met kleine stapjes oefenen (schaalvraag)
5. Relatie hulpverlener en client steeds opnieuw bespreken -> relatiecheck
6. Werken vanuit presentiebenadering -> elk gezin is anders
7. Go SLOW
, College 2: (h)Erkennen van gezinnen met langdurige complexe problematiek
Weerstand/aarzeling van de client -> kan komen door:
1. vaardigheidstekort in het adequaat vragen om hulp
2. gevoelig voor afwijzing op basis van eerdere ervaringen (met hulpverlening)
3. angst voor nieuwe situatie/inmenging of veroordeling
4. angst voor ‘door de mand vallen’
5. hooghouden van eigenwaarde en zelfrespect
6. gewenning/coping stijl
blijf altijd alert op sociale vaardigheden, culturele aspecten en cognitieve vermogens van de
client (kennis en vaardigheden) -> dus aansluiten
als je niet aansluit, wek je weerstand op
Vormen van weerstand tegen de hulpverlener:
1. veel afstand houden: ontkennen (van problemen), beschuldigen, labelen,
(deskundigheid) afkraken, vermijden (van afspraken met smoesjes), ‘gedreven ouder’
spelen (heel erg op de manier van de client voor controle), van crisis naar crisis (van het
ene naar andere probleem door vaardigheidstekort, maar ook focus van
gedragsverandering af -> staan daar niet open voor en stellen uit), leefomgeving (vies,
verzamelwoede -> focus op oplossing en niet op gedragsverandering –> uitstellen)
2. nabijheid (erg hulpeloos -> ‘Help mij!’): zwak zijn (‘Dat kan ik niet’ -> eigenlijk vinden ze
het moeilijk), hulpeloos zijn (Dat weet ik niet!’ -> ik heb de kennis en vaardigheden niet),
inductie (gezinnen die jou als hulpverlener ophemelen en jou alleen willen -> ze
vertrouwen je en je hoort erbij) -> let bij deze vormen erop dat je ze niet veel adviezen
geeft!
Realiseer je dat je als hulpverlener ook weleens weerstand kunt bieden
Hoe kun je weerstand verminderen als hulpverlener?:
1. Gebruik de zevenstappendans : Manier waarbij je aansluit op het gezin, doelen stellen
vanuit de wensen van het gezin -> hoort bij de flowchart
2. Flowchart: Sluit aan bij de tempo van het gezin -> een middel dat de relatie tussen jouw
en het gezin diagnosticeert via een schema met een aantal vragen -> de relaties:
- Vrijblijvende relatie: de client heeft een vraag voor hulp, maar vraagt dit nog niet
specifiek aan jou -> nog niet concreet en specifiek
- Zoekende relatie: De client heeft een specifieke hulpvraag voor jou, maar deze past
niet echt bij jouw functie/beschikbaarheid -> niet passend en werkbaar -> aftastend,
waar past de vraag bij en wie kunnen ze terecht -> vraag veel door!
- Consulterende relatie: er is een specifieke hulpvraag en het past binnen jouw functie
en beschikbaarheid, maar de client kan zijn eigen krachtbronnen niet inzetten bij het
behalen van zijn doelen -> client is veranderbereid, maar de oplossingen komen van
de hulpverlener vanuit adviesrol
- Co-expertrelatie: Doelgerichte effectieve samenwerking, waarbij client en
hulpverlener evenveel kennis hebben en de client dus eigen krachtbronnen kan
aanboren
3. Zoom in op intergenerationele problemen -> kijk hiervoor naar de vier dimensies van
Nagy (feiten, psychologie, interacties en relationele ethiek (loyaliteit)) -> vanuit
horizontale en verticale loyaliteit heb je gewoontes, rituelen en normen en waarden
ontwikkeld. -> in gezinnen met meervoudige problematiek is vaak de balans tussen