Samenvatting Groepsdynamica
1a1. Kan de verschillende hoofdstromingen binnen de groepsdynamica opnoemen en
onderscheiden.
Veldtheorie (Lewin)
Het gedrag van de groep is een gevolg van het karakter van de groepsleden en
de omgevingsfactoren. Bij deze omgevingsfactoren kan gedacht worden aan:
aantal groepsleden, onzekerheid in de omgeving, doel van de groep etc.
Benadering uit de algemene psychologie (Bion, Thelen)
Opvattingen over menselijk gedrag.
Hiertoe behoren: motivatietheorieën, de leertheorieën en de
waarnemingstheorieën.
Festingers cognitieve dissonantietheorie: Stelt dat ieder tot een samenhangend
en consistent beeld van de werkelijkheid wil komen.
Festingers sociale vergelijkingstheorie.
Interactie theorie (Bales, Homans)
Deze theorie vat de groep op als een systeem van met elkaar in interactie
verkerende individuen.
Interactieanalyse aan de hand van een nauwkeurig observatieschema.
2 Hoofdgebieden: taakgebied en een sociaal-emotioneel gebied
BOB-model:
Beeldvorming
Oordeelsvorming
Besluitvorming
Sociometrische theorie (Moreno)
Deze benadering richt zich vooral op de sociale aspecten van het
groepsgebeuren,
met name op de emotionele kanten van de interpersoonlijke relaties tussen de
groepsleden.
Centraal in deze benadering is de sociometrische onderzoeksmethode:
groepsleden geven op een vragenlijst aan welke andere groepsleden zij al dan
niet als vrienden, partners, werkcollega’s en dergelijke verkiezen in bepaalde
gefingeerde situaties.
Psychoanalytische benadering (freud)
De psychoanalyse houdt zich vooral bezig met motivatieprocessen en
afweermechanismen binnen het individu.
In de psychoanalyse geïnspireerde groepstheorieën wordt vaak een onderscheid
gemaakt tussen een manifest niveau en een latent niveau in groepen.
o Manifeste niveau: bestaat uit het direct zichtbare gedrag.
o Latente niveau: verwijst naar wat zich net onder deze ‘oppervlakte’ afspeelt, de
‘verborgen onderstroom’.
Systeemtheorie
De systeembenadering onderzoekt de verbanden tussen verschillende soorten
‘input’ en ‘output’ van het systeem.
Homeostase: via systeemregels kunnen groepen een relatief stabiel intern
evenwicht opbouwen en handhaven.
Vooral een evenwichtstheorie, die meer verduidelijkt hoe systemen zich
handhaven dan hoe ze veranderen.
, 1a2. Herkennen en onderscheiden hoe groepen ontstaan en wat de verschillen tussen groepen
zijn (Cooley, Satre)
Verschillende groepen volgens Cooley:
Primaire groepen; persoonlijke en intieme relaties in directe contactsituaties;
jij/je
Secundaire groepen; koele, onpersoonlijke, rationele en formele
contactsituaties; u/uw
Satre:
Een gezamenlijke bedreiging; mensen zoeken elkaar op als er sprake is van herkenning
bij een gezamenlijke bedreiging. De betrokkenen hebben een gezamenlijk doel. In je
eentje sta je machteloos, maar als je de krachten bundelt, dan kan deze nieuwe groep van
betekenis zijn. Zo kan er een groep ontstaan.
Gedeeld belang; wanneer individuen zich bewust worden van hun onderlinge
betrokkenheid en hun gemeenschappelijke belangen, vormen ze uit de anonieme
collectiviteit een groep.
Een gezamenlijke emotie, herkenning; de herkenning en het delen van de emotie is de
reden om elkaar op te zoeken en zo erkenning en herkenning te vinden. Daar kan een
gezamenlijk doel uit voortkomen.
1b1. Kennis van de verschillende fasen en niveaus in groepen en kan deze benoemen,
onderscheiden van elkaar en toepassen (Remmerswaal, Homans)
Fasen en de bijbehorende niveaus:
- Voorfase (wordt niet altijd genoemd).
- Oriëntatiefase. Bij deze fase hoort het taakniveau; eindigt als alles duidelijk is op het
gebied van veiligheid, positie, regels en normen.
- Invloedsfase/machtsfase. Bij deze fase hoort het inhoudsniveau; conflicten op
inhoudsniveau, zonder de relatie kwijt te raken.
- Affectiefase. Bij deze fase hoort het interactieniveau; verschillen mogen er zijn.
Acceptatie.
- Fase van de autonome groep. Bij deze fase hoort het bestaansniveau; waardering
voor de onderlinge verschillen en overeenkomsten. Gericht op wederkerige hulp en
samenwerking. Door omstandigheden kan groep terugvallen in vorige fase(s).
Contextniveau; cultuur, maatschappij en organisatie zijn erg belangrijk (achtergrond
van groepsleden).
- Afsluitingsfase
1b2. Kan andere theorieën en modellen over groepsfasen benoemen en aangeven wat de
verschillen zijn (volgens, Lewin, Tuckman, Schutz).
Lewin: veldtheorie.
Dit is Lewins bekende driefasenmodel voor sociale verandering, unfreezing, moving en
freezing.
Unfreezing: het ontdooien is nodig om ruimte tot verandering te ontwikkelen. Kan d.m.v.
het toevoegen van krachten in de richting van de gewenste verandering of het
verminderen of uitschakelen van krachten die een gewenste verandering tegengaan.
Moving: als de fase van unfreezing goed is doorlopen, staat de groep open voor
verandering. Er kunnen, zonder achterdocht, ideeën naar voren gebracht worden,
voorstellen gedaan en besproken worden en beslissingen genomen worden.
Freezing: nadat de deelnemers planmatig hebben gewerkt aan bepaalde veranderingen,
dient een bevriezing plaats te vinden om terugval te voorkomen.