Inhoud
Week 4: Kindergeneeskunde 2................................................................................................... 1
Overdracht 23-1-2023 + bespreking ...................................................................................... 1
Hoorcollege: Psychomotore ontwikkeling ............................................................................. 1
E-module: Psychomotore ontwikkeling ................................................................................. 1
Hoorcollege: Kindermishandeling ........................................................................................ 12
Werkgroep 2: ........................................................................................................................ 17
Hoorcollege: Farmacotherapie kinderen ............................................................................. 32
Hoorcollege: De zuigeling at risk .......................................................................................... 38
Hoorcollege: Somatisch onvoldoende verklaarde lichamelijke klachten (SOLK)................. 41
E-module: prenatale screening en diagnostiek.................................................................... 43
E-module: voeding en gewicht ............................................................................................. 54
E-module: Te kort, te lang, te vroeg, te laat ........................................................................ 66
E-module: Huid en slijmvliesaandoeningen ......................................................................... 86
Hoorcollege: Kind en ouders: ‘’parental advice’’ ............................................................... 103
Hoorcollege: Kind en ouders: een gesprek ........................................................................ 103
Hoorcollege: Klinische genetica – dysmorfologie (1+2) ..................................................... 103
Hoorcollege: Klinische genetica – prenatale diagnostiek; de (on)mogelijkheden ............. 122
Week 4: Kindergeneeskunde 2
Overdracht 23-1-2023 + bespreking
Hoorcollege: Psychomotore ontwikkeling
E-module: Psychomotore ontwikkeling
Casus 1-3
Casus 1: zuigeling die zich normaal ontwikkelt
De psychomotore ontwikkeling wordt beoordeeld in een aantal domeinen: grove motoriek,
fijne motoriek en visus, gehoor en spraak-taal en sociaal-emotioneel gedrag
,P90 wil zeggen dat 90% van de kinderen op een bepaalde leeftijd de items voor die leeftijd
kan uitvoeren. Ook een kind dat bij de hiervoor aangegeven leeftijd de mijlpaal nog niet
bereikt heeft, kan zich ontwikkelen volgens een variatie van normaal. Het kind moet dan
welk gevolgd worden om te kijken of de mijlpaal in de daaropvolgende periode wel behaald
is.
Iedere pasgeborene in Nederland
ondergaat een gehoortest. Deze
wordt thuis afgenomen, samen met
de hielprik, rond de 5e levensdag.
Tijdens deze gehoortest worden via
een oordopje zachte klikgeluiden
aangeboden. De daaropvolgende
otoakoestische emissie (OAE) wordt
geregistreerd. OAE zijn geluiden die
een gezond oor door de cochlea
worden geproduceerd als reactie op
geluid. Als de gehoortest afwijkend
is, wordt deze eerst herhaald. Blijft
deze na drie keer alsof afwijkend,
dan wordt er een BERA gedaan.
BERA = Brain Evoked Response
Audiometry
De BERA meet de zenuw- en hersenactiviteit middels elektrodes op het hoofd. Na het
aanbieden van geluidjes via een hoofdtelefoon wordt de spanning in de elektrodes
opgenomen.
,Voor een prematuur geboren kind wordt een correctie toegepast bij het beoordelen van de
psychomotore ontwikkeling. In het van Wiechenschema wordt dan niet de kalenderleeftijd
gebruikt, maar de gecorrigeerde leeftijd vanaf de uitgerekende datum. Vanaf de leeftijd van
2 jaar is er geen correctie voor prematuriteit meer nodig. De achterstand die een prematuur
kind kan hebben gedurende de eerste twee levensjaren, is dan over het algemeen ingehaald.
De ontwikkelingsleeftijd komt dan veelal overeen met de kalenderleeftijd.
Bijvoorbeeld: bij een 9 maanden oude baby, die 1,5 maand te vroeg geboren is, wordt een
gecorrigeerde leeftijd van 7,5 maanden gebruikt bij het beoordelen van de
psychomotorische ontwikkeling.
Bij de Moro reflex vindt er een symmetrische extensie en vervolgens flexie van alle
ledematen plaats als de zuigeling schrikt. TIP: Voer de Moro reflex aan het einde van je
onderzoek uit. De baby gaat vaak huilen na deze reflex, wat het verdere onderzoek kan
bemoeilijken.
Andere primitieve reflexen: zuigreflex, tepelzoek reflex, nekreflex, asymmetrische tonische
nekreflex (ATNR), grijpreflex (palmair en plantair), Babinski reflex, opstapreflex, loopreflex
(stapreflex)
De meeste primitieve reflexen zijn bij geboorte aanwezig. De meeste verdwijnen in de loop
van het eerste half jaar. De primitieve reflexen worden vervangen door houdingsreflexen,
die nodig zijn om bijvoorbeeld los te kunnen zitten en te gaan lopen. Voorbeelden van deze
houdingsreflexen zijn de ‘opvangreactie’, die optreedt bij verlies van balans vanuit zit en de
, ‘parachutereactie’ waarbij de beide armen naar voren komen bij een val voorover. Als
primitieve reflexen persisteren, kan dit wijzen op onderliggende neurologische pathologie.
In de eerste 4 levensjaren zijn er 13 contactmomenten op het consultatiebureau, met de
jeugdarts en/of verpleegkundige. Tijdens deze controle worden de groei (lengte, gewicht,
schedelomtrek) en de psychomotore ontwikkeling van het kind gevolgd. Ook worden de
inentingen volgens het Rijksvaccinatieprogramma gegeven.