College onderwijsleerproblemen
College 1
Leren
• Leren is een actief proces in het verkrijgen en behouden van kennis, zodat het
toegepast kan worden in toekomstige situaties (Sousa, p.38)→ het is een actief
proces dus degene die wat leert die moet er wat voor doen en dat is onder andere
motivatie en dan moet je die kennis verkrijgen en behouden dat je het kan
verwerken en dat de instructie dus passend moet zijn en behouden dat er een rol is
voor geheugen en later weer toe kunnen passen.
Kinderen met speciale onderwijsbehoeften (Sousa, p.2):
• Kinderen die gediagnosticeerd zijn met specifieke onderwijsleerproblemen,
waaronder problemen in spreken, lezen, schrijven, rekenen, sociaal-emotionele
ontwikkeling en gedrag → niet alleen kinderen die gediagnosticeerd zijn hebben
alleen maar extra hulpbehoeften.
• Kinderen die aanvullende instructies/ondersteuning krijgen om basisvaardigheden te
verbeteren → kan ook andersom dat instructie van school niet past bij school
• Kinderen die problemen ervaren in het leren op school → kan ook zonder ontbijt
naar school gaan.
Onderwijsleerproblemen
• Problemen die kinderen hebben bij het leren van de kennis en vaardigheden die zij
op school moeten verwerven (Van Lieshout, 2009, p.343)
- Cognitieve ontwikkeling → lezen, schrijven, rekenen maar kan ook meer
algemeen zijn als intelligentie, geheugen en aandacht
- Sociaal-emotionele ontwikkeling
- Werkhouding en motivatie
- Zintuigelijke ontwikkeling (valt buiten deze cursus)
Passend Onderwijs (doelen)
• Alle kinderen krijgen een passende plek die past bij de ondersteuningsbehoefte
- Kinderen komen niet langdurig thuis te zitten, omdat er geen passende plek is →
lukt niet
• Een kind gaat naar een gewone school als dat kan
- Een kind gaat naar het speciaal onderwijs als intensieve begeleiding nodig is →
behoeften leerling sturen
• Scholen hebben mogelijkheden voor onderwijsondersteuning op maat
• De kwaliteiten en onderwijsbehoefte van het kind zijn bepalend, niet de beperkingen
Modellen voor ondersteuning in het onderwijs
• Multi-tiered systems of support (MTSS) → meer lagen van ondersteuning, wordt
voor in Amerika gebruikt
- Response-to-intervention (RTI) → leren, is meer op leren gefocused
- Schoolwide positive behavior support (SWPBS/PBS) → Gedrag, meer op gedrag
gefocused.
• Handelingsgericht werken → komt vooral in Nederland voor
,Multi-tiered systems of support (MTSS)
• Response-to-intervention (RTI) – Leren
• Schoolwide positive behavior support
(SWPBS/PBS) – gedrag
• Deze piramide stelt soort van de kinderen
voor en de instructiebehoeftes die zij
hebben. Als we onderin kijken bij de
100% zien we bij niveau 1 het basiscurriculum en alle kinderen kinderen krijgen dat
basis curriculum. Goed deel van de klas kan hiermee voldoende leren. Deel niet en
daar kunnen we achter komen door score resultaten en screeningstesten, als kind
niet helemaal mee komt dan komen we jou een niveau omhoog, kom je bij niveau 2
en dan worden er in kleine groepjes extra dingen aangeboden. Zal voor deel van
kinderen genoeg zijn om bij te trekken en dan zullen we het monitoren.
• Met dat monitoren zijn 3 opties eerste optie is dat kind weer goed bij gaat en terug
kan gaan naar eerste niveau, tweede optie is we zien wel dat het kind verbetert maar
net niet helemaal wat we willen dus gaan we dingen aanpassen aan hoe we de
instructie geven, houden wel op niveau 2 maar net wat andere focus en dat we het
daarmee terug zodat kind terugkan naar niveau 1. Derde optie is dat het niet
voldoende is en dan gaan we naar niveau 3 en dan krijg je individuele begeleiding en
dat gaan we monitoren en dan weer hebben we 3 opties. Als het nog steeds niet
voldoende is dan moeten we extern iemand gaan inschakelen.
Handelingsgericht werken
• Beginnen met verzamelen van informatie en wie
vallen op met specifieke onderwijsbehoefte met
een speciaal gebied.
• Dan gaan we begrijpen wat daar gebeurt en
benoemen wat de specifieke onderwijsbehoeften
zijn dus wat ze nodig hebben
• Kinderen kunnen bij elkaar die dezelfde
onderwijsbehoeften hebben en dan dat je het
uitvoert en dan ga je monitoren en het eventueel aanpassen
Intelligentie
• Alfred Binet → geloofde in mental orthopedics dat door oefening je intelligentie
beter wordt
• Eerste intelligentietest → structuur is nog steeds hetzelfde. Vroeg aan leraren wat
kenmerkend was voor intelligentie voor kind en nam bij iedereen af en keek waar het
gemiddelde ligt.
• Onderscheid tussen kinderen maken
• Hoe best passend onderwijs bieden?
Wat is intelligentie eigenlijk?
• Definitie
• Modellen
• Psychometrische benadering
• Cognitieve processen en leerpotentieel
,Intelligentie: definities
• Het totaal aan cognitieve processen, waaronder
planning, informatieverwerking en aandacht → dit
noemen we information processing. Je gaat kijken
welke processen wel en niet werken. Lijken op
executieve functies.
Definitie van intelligentie
• Ondanks pogingen, geen eenduidige definitie
• Geen overeenkomst of intelligentie bestaat uit 1 algemene intelligentiefactor (g) of
verschillende, onafhankelijke cognitieve capaciteiten → ook geen overeenkomst of
het wel 1 ding is, is lichtelijk problematisch zeker als je het wil testen
Overeenkomsten in definities
• Bij veel definities zien we:
- Nadruk op complex redeneren/probleem oplossen
- Aanpassen aan (veranderende) omgeving als central aspect
- Nadruk op hogere cognitieve vaardigheden, metacognitie en executief
functioneren → hogere cognitieve vaardigheden is bijvoorbeeld redeneren.
Metacognitie is het zelf kunnen aan sturen, kennis hebben over je eigen kennis.
- Individuele verschillen in redeneren, aanpassen en leren van ervaring
- Aanpassen van informatie uit de buitenwereld aan eigen cognitieve functioneren
→ dat je informatie naar je eigen niveau of begrip kan brengen
Intelligentie: modellen
• Talloze modellen, nu behandelen we:
- Catell-Horn Caroll (CHC-model)
- Gardner’s multiple intelligenties
- Sternbergs Triarchische Intelligentietheorie
Cattell-Horn Carroll (CHC-model)
• Is een psychometrisch model en om tot dit model te komen
hebben ze heel veel intelligentietest data hebben gepakt en
gekeken welke factoren ze gepakt hebben om te
onderscheiden. Het is een samengesteld model van het model
van Carol en van Cattell-Horn.
• Het aantal vaardigheden dat er in staat kan verschillen en ligt aan waar het model
voor gebruikt wordt.
• Model begint met algemene intelligentiefactor g en dat is het gene wat
overkoepelend intelligentie te zijn.
• Vloeiende intelligentie is het vermogen om te kunnen redeneren en problemen te
kunnen oplossen. Hoe korter het pijltje hoe sterker de relatie zou zijn met de
algemene intelligentie (g). Gekristalliseerde intelligentie gaat over dingen die je weet.
, Gardners multiple intelligentiemodel
• Er is niet 1 intelligentie er zijn alleen maar losse intelligenties.
Hij heeft vooral gekeken waarin iemand kan uitblinken terwijl
die in andere vaardigheden minder kan uitvallen.
• Heeft gekeken naar idiot savance, mensen die mentaal ged
gereterdeerd functioneren op de meeste vlakken maar
uitblinken in iets en hij concludeerde daarmee dat dat een los
onderdeel moest zijn.
Sternbergs triarchische intelligentietheorie
• Gelooft niet in die ene intelligentiefactor. Zit het
als een balans in vaardigheden en wat jouw
omgeving van je vraagt. Onderscheidt er drie
vaardigheden bij. Analytische vaardigheden als
kritisch denken. Creatieve vaardigheden dus
genereren van nieuwe ideeen, oplossen van
complexe ideeen en praktische vaardigheden dus het oplossen van procedures als je
die drie kan afstemmen dan kun je goed met je omgeving omgaan. Wel handig om te
weten in welke vaardigheden je iets beter bent.
Intelligentie volgens de test
• Psychometrisch → wat de test meet omschrijven, dit heeft te maken met
intelligentie dat bij elkaar gegooid en getest en dan kijken hoe dat dit in elkaar zit en
wat de gedeelde factor van is
• Gebaseerd op factoranalyse
• Prestatie op één moment
• Niveau van presteren
• Afwijking van het gemiddelde
• Eventueel scoreprofielen → kan ook naar bepaalde scoreprofielen kijken
• Gaat uit van stabiliteit → dat het een vaststaand gegeven is. Intelligentie voor zesde
levensjaar kan heel erg veranderen maar ook profielen kunnen helemaal veranderen.
Intelligentie volgens de test
• Ook invloed van
- Thuisomgeving, onderwijs, motivatie, faalangst, taal, culturele achtergrond,
testvaardigheid, testmateriaal, situatie, testleider → heeft allemaal effect wat die
iemand tot dat moment allemaal heeft geleerd.
Wat willen we weten?
• Niveau van presteren → belangrijk om af te vragen wat willen we weten en halen uit
die intelligentietest
• Leerpotentieel → heeft het kind het vermogen om mee te kunnen komen met de
klas
• Instructiebehoefte → lastig te bepalen bij intelligentietest
• Adaptief vermogen → iemand in staat om zich aan te passen aan de omgeving
• Product of proces?