Samenvatting Bijzondere overeenkomsten
Auteur: RamonavW
School: Windesheim
Vak: M3.1 Bijzondere overeenkomsten
1
,Hoofdstuk 2 Verbintenissenrecht – de overeenkomst
2.1 Praktijkvoorbeelden
Een overeenkomst kunnen we omschrijven als een afspraak door twee of meer personen
(partijen), die juridisch relevant zijn. Uit deze overeenkomst vloeien rechten en plichten
voort en deze noemen we verbintenissen. Een overeenkomst die door twee partijen is
gesloten met het doel dat daaruit rechten of plichten voortvloeien, noemen wij een
obligatoire of verbintenisscheppende overeenkomst. Een wederkerige overeenkomst is
een overeenkomst die meebrengt dat beide partijen ten minste zowel een recht verkrijgen als
een plicht op zich nemen. Eenzijdige overeenkomsten zijn afspraken waaruit slechts één
verbintenis voortvloeit, in tegenstelling tot de wederkerige overeenkomst, waaruit ten minste
twee verbintenissen ontstaan.
2.2 Wanneer ontstaat er een overeenkomst?
Een overeenkomst komt tot stand door een aanbod en de aanvaarding daarvan (art. 6:217
BW). De aanbieder kan het bod intrekken als het aanbod nog niet aanvaard is (art. 6:219 lid
2 BW) en de aanbieder mag zijn bod niet onherroepelijk hebben gemaakt (art. 6:219 lid 1
BW). Dat doet hij onder andere als hij een termijn heeft gesteld waarbinnen de aanvaarding
moet plaatsvinden. Er ontstaat geen overeenkomst als er geen aanbod, maar slechts een
uitnodiging tot het doen van een aanbod wordt gedaan. Voor het tot stand komen van
onder meer een overeenkomst vereist is dat de wilsverklaringen van beide partijen met
elkaar overeenstemmen (art. 3:33 BW). Als ik iets wil verkopen dan moet ik dat allereerst
willen. Vervolgens moet ik deze wil verklaren. De overeenkomst ontstaat pas als de ander,
de wederpartij, de totstandkoming van deze overeenkomst eveneens wil en dat tevens
verklaart.
2.3 En toch geen overeenkomst?
2.3.1 ‘Mijn wil was niet overeenkomstig mijn verklaring’
Bij een wilsdefect wordt gesteld: wat ik verklaard heb, wilde ik niet; daarom kan er ook geen
overeenkomst zijn ontstaan. Als de verklaring niet overeenkomst de wil is geweest, dan is er
geen overeenkomst tot stand gekomen. We noemen dit ook wel discrepantie tussen wil en
verklaring. Er komt evenwel toch een overeenkomst tot stand wanneer de wederpartij er in
redelijkheid op mocht vertrouwen dat verklaring en wil van de andere partij wel met elkaar in
overeenstemming waren. We nomen deze theorie ook wel de ‘leer van de dubbele
grondslag’ of de wils- en vertrouwensleer (art. 3:35 BW). Bij een geestelijke stoornis
kunnen we denken aan een krankzinnige of aan iemand die onder invloed is (geweest) van
medicijnen of alcohol (art. 3:34 BW). Als iemand tijdens een geestelijke stoornis iets heeft
verklaard, dan wordt aangenomen dat die verklaring niet overeenkomstig de wil is geweest
indien: de stoornis een redelijke waardering van de beide handeling betrokken belangen
belette of indien de verklaring onder invloed van die stoornis is gedaan. Een verklaring wordt
vermoed onder invloed van de stoornis te zijn gedaan, indien de rechtshandeling voor de
geestelijk gestoorde nadelig was, tenzij het nadeel op het tijdstip van de rechtshandeling
redelijkerwijs niet wat te voorzien.
2.3.2 ‘Mijn wil was gebrekkig gevormd’
Bij een wilsgebrek betoogt een partij dat de verklaring op een gebrekkige wijze tot stand is
gekomen. Wilsgebreken vallen uiteen in vier categorieën: dwaling, bedrog, bedreiging en
misbruik van omstandigheden. Dwaling doet zich voor wanneer iemand een overeenkomst
heeft gesloten terwijl hij, als hij van de werkelijke situatie op de hoogte was geweest, de
overeenkomst zeker niet had gesloten (art. 6:228 BW). De betreffende persoon moet hebben
gedwaald over de zelfstandigheid van de zaak. Naast dwaling omtrent de zelfstandigheid
van de zaak moet ten minste aan één van de volgende voorwaarden zijn voldaan: de
dwaling is te wijten aan een inlichting van de wederpartij, de wederpartij had de dwalende
behoren in te lichten (nalaten van inlichten), maar heeft dit niet gedaan of de wederpartij
ging van dezelfde onjuiste veronderstelling uit als de dwalende. Bij de eerste voorwaarde
2
, mag je ervan uitgaan dat wat je wordt verteld, juist is, maar je moet zelf ook wel, binnen
redelijke grenzen, onderzoeken of het allemaal klopt wat wordt gezegd. Er rust op jou tot op
zekere hoogte een onderzoeksplicht. Als de dwaling een uitsluitend toekomstige
omstandigheid betreft of de aard van de overeenkomst, de in het verkeer gelegde
opvattingen of de omstandigheden van het geval brengen mee dat de dwaling voor rekening
van de dwalende behoort te blijven; is er geen sprake van dwaling.
Van bedrog is sprake als iemand een ander tot het verrichten van een bepaalde
rechtshandeling beweegt door opzettelijk onjuiste mededelingen te doen of door daarvan
juist opzettelijk af te zien. Het voordeel van bedrog boven dwaling is dat je – als bedrog kan
worden aangetoond – ook altijd de schade vergoed krijgt die is geleden. Wil je met dwaling
ook geleden schade vergoed krijgen, dan zal je naast het bewijzen van de dwaling ook
moeten aantonen dat de wederpartij onzorgvuldig gehandeld heeft. Van bedreiging is
sprake als iemand met ongewone pressiemiddelen een ander beweegt tot het aangaan van
een rechtshandeling. Misbruik van omstandigheden doet zich voor als iemand behendig
gebruikmaakt van een bijzondere situatie waarin een ander verkeert. Hierbij kan gedacht
worden aan abnormale geestestoestand, noodtoestand, afhankelijkheid, lichtzinnigheid en
onervarenheid. De overeenkomst, tot stand gekomen als gevolg van een wilsgebrek, is
namelijk vernietigbaar (art. 3:44 BW).
2.3.3 Overeenkomst is in strijd met de wet, goede zeden of openbare orde
Als een overeenkomst in strijd is met de wet, goede zeden of openbare orde is de
overeenkomst nietig (art. 3:40 BW). Nietigheid houdt in dat de overeenkomst geacht wordt
nooit te hebben bestaan. Een vernietigbare overeenkomst is een overeenkomst die
rechtskracht bezit tot het moment waarop deze door de partij die wordt beschermd,
vernietigd wordt. Gebeurt dit niet, dan blijft de overeenkomst gewoon bestaan.
2.3.4 ‘Ik ben handelingsonbekwaam’
Handelingsbekwaamheid houdt in: de mogelijkheid om onaantastbare rechtshandelingen te
verrichten (art. 3:32 BW). Rechtsfeiten zijn juridisch relevant, omdat er een rechtsregel is
die een bepaald rechtsgevolg verbindt aan een bepaald feit. De rechtshandeling is een
rechtsfeit, maar een met een gewild rechtsgevolg. De wil staat centraal. Meerzijdige
rechtshandelingen zijn rechtshandelingen die pas geldig zijn wanneer twee of meer
rechtssubjecten hun op elkaar aansluitende wilsverklaringen kenbaar maken. Eenzijdige
rechtshandelingen zijn geldig als ze worden verricht door één persoon. Bij een feitelijke
handeling ontstaat er een rechtsgevolg waarbij volkomen onverschillig is of dit rechtsgevolg
wel of niet gewild is. Het blote rechtsfeit is een feit waaruit rechtsgevolgen voorkomen
zonder de betrokkene in staat is daarop wezenlijk invloed uit te oefenen.
Er zijn twee groepen mensen die handelingsonbekwaam zijn; zij zijn niet in staat
onaantastbare rechtshandelingen te verrichten. Het gaat hier om onder curatele gestelde en
zij die krachtens een rechtelijk bevel in een krankzinnigengesticht (psychiatrische inrichting)
zijn opgenomen (art. 1:378 BW). Wie de leeftijd van 18 jaar niet heeft bereikt en niet gehuwd
of geregistreerd zijn dan wel gehuwd of geregistreerd zijn geweest of als je geen gezag hebt
over een kind, zijn minderjarigen (art. 1:233 en 253ha BW) Een minderjarige is
handelingsonbekwaam wanneer hij zonder toestemming van zijn wettelijke
vertegenwoordiger handelt en de wet (elders) niet anders bepaalt (art. 1:234 BW). Tot het
moment waarop de handelingen van de minderjarige vernietigd worden, blijven de
rechtshandelingen verricht door handelingsonbekwamen in stand.
2.4 Welke inhoud heeft een overeenkomst?
2.4.1 Hetgeen partijen overeenkomen
De letterlijke betekenis van een contractbepaling is van belang, maar ook moet rekening
worden gehouden met de context waarbinnen zich de transactie heeft afgespeeld. Daarbij
moet ook de manier waarop de totstandkoming van de overeenkomst is gekomen in
3