Hoofdstuk 4 De vroeglinguale fase
Week B
4.1 Wat gebeurt er in de vroeglinguale periode?
- Van 1 jaar tot 2;6 jaar
- Stap van brabbelen naar betekenisvol taalgebruik
- Vorige fase was illocutionair: het kind uitte wel communicatieve
intenties door combinaties van gebaren en geluiden, maar niet via het
conventionele symboolsysteem van de moedertaal. Nu is het in de
locutionaire fase terecht gekomen.
- Overgang van expressief jargon (brabbelen) naar eerste woordgebruik,
heet ook wel de overgang van pre symbolische naar symbolische fase.
- Pre symbolische fase: de kinderen begrijpen de betekenisfunctie van
taal nog niet.
- Telegramstijl: tweewoord/meerwoord zinnen, onbelangrijke woorden
weggelaten
4.3 Eenwoordzinnen
- Eerste woordje is tussen de 0;8-1;6 jaar
- Protowoorden: vaak onomatopeeën, of prelexicale vormen/fonetisch
consistente vormen: groepjes woorden die in de brabbelperiode al
verweven zijn.
- Kind gaat alles ordenen en organiseren
- Naamvraagperiode: is dat? Ook in combinatie met het wijsgebaar, rond
de leeftijd van 1 jaar
4.4 Twee- en meerwoordzinnen, de telegramstijlfase
- 1;6/2;0 jaar tot 2;6 jaar
- Pivots/spilwoorden: kleine functieachtige woordjes worden
gecombineerd met de rest van de woordenschat.
- Door het ontbreken van functiewoorden en van morfologie wordt dus
het telegramstijl effect gecreëerd.
- Dummy elements: een fonetische uitbreiding zonder betekenis
,4.5 De fonologische ontwikkeling
- Substitutieprocessen: consonanten worden vervangen door een ander
morfeem.
- fronting: articulatie van medeklinker zit voorin de mond
- stopping: fricatieven worden explosieven, ook wel verploffing
- gliding: de l en r worden vervangen door halfklinkers, j en w
- vervanging van stemhebbende door stemloze medeklinkers/devoicing
- aspiratie/deaspiratie: toevoegen/weglaten van de h voor een klinker
- Syllabevorming:
- weglaten medeklinker
- vocaliseren of weglaten van een syllabische medeklinker, bijvoorbeeld
de l
- reductie van een medeklinker: opeenvolgingen van twee of drie
consonanten worden gereduceerd tot een of twee consonanten.
- extra syllabevorming: bij consonantgroepen met een r of l wordt er
een doffe e of i ingeplakt. Soms wordt moeilijke met gemakkelijkere
consonant omgewisseld.
- Woordtemplaat:
- syllabereductie: het weglaten van onbeklemde lettergrepen
- reduplicatie: volledige of gedeeltelijke herhaling van de
beginlettergreep van een woord of van de beklemtoonde lettergreep
van een woord.
- assimilatie: de medeklinkers beïnvloeden elkaar zo in het hetzelfde
woord dat ze elkaar benaderen of aan elkaar gelijk worden.
- Exploratie van de taal: alle mogelijkheden proberen, niet puur voor
communicatie
Artikel
5 soorten communicatieve functies:
1. Interactiefuncties: kind wil een rol hebben in de interactie en vestigt de
aandacht op zichzelf.
2. Controlefuncties: kind drukt uit wat het wil of wenst of juist niet.
3. Expressiefuncties: kind drukt gevoelens uit.
, 4. Representatiefuncties: de functies waarmee het kind zijn kennis over de
omringende wereld verwerft; commentaar geven, aandacht ergens op
vestigen.
5. Sociale functies: groeten bij afscheid nemen en ontmoeten.
Hoofdstuk 5 De differentiatiefase
Week C
Van 2;6 jaar tot 5 jaar
5.1 Grote veranderingen
- metalinguïstisch bewustzijn zorgt ervoor dat de kinderen bewust worden van
de taal
- elicitatieprocedure: kind moet een onvolledige zin afmaken. Dit zijn twee..
5.3 De verdere fonologische ontwikkeling
- na de derde verjaardag nemen de fonologische processen drastisch af. De
volgende processen zijn echter nog wel gaande:
- Deletie van de eindconsonanten: goe (goed), voo (voor). Dit proces kan
lopen tot de leeftijd van 4 jaar.
- Weglaten van onbeklemtoonde lettergrepen: ik jaart (ik verjaart), kregen
(gekregen), vont (gevonden). Verleden voltooid deelwoorden worden
vaak niet volledig uitgesproken.
- Gliding: jijaf (giraf), diejetuin (dierentuin), temefoon (telefoon). Komt het
langst voor en kan doorlopen tot het vijfde levensjaar.
- Clusterreductie: stik (strik), kegen (kregen), vejaadag (verjaardag),
palekes (parelkes), ekstistiteit (elektriciteit), pestaal (speciaal). Vooral als
het gaat om verbindingen van drie consonanten of clusters waarbij de
/s/, /r/, /l/ in voorkomen.
- fis-fenomeen: het verschijnsel waarbij het kind protesteert wanneer
volwassenen zijn fonologische onvolkomenheden imiteren.
5.4 Semantiek en woordenschat
, - opmerkelijk toename in de woordenschat rond 3 jaar.
- woorden worden in 3 stadia verworven:
1. Referentieel stadium: vooral in vroeglinguale periode. Het woord wordt
gekoppeld aan een tastbaar object uit de directe leefwereld. Vroeg-geleerde
woorden: er is sprake van directe ervaring, het kind ziet een tafel, maar kan het
ook tasten.
2. Denotationele stadium: het kind koppelt de woorden ook aan
gelijksoortige objecten etc. Woorden groeien tot concepten en zijn niet langer
gebonden aan concrete situaties.
3. Sensestadium: kind stelt meer en meer expliciete vragen om de juiste
betekenisgrenzen af te tasten.
- semantische-kenmerkentheorie: kinderen verwerven stapsgewijs de
betekenissen van woorden, zo ook de overextenties, positieve en negatieve
polen van een begrip.
- neologismen: zelf woorden maken
- bijwoorden en bijvoeglijke naamwoorden: tussen 3 en 5 jaar
- lidwoorden; tussen 2;6 en 3 jaar.
- voorzetsels: tussen 2 en 3 jaar
- voornaamwoorden: tussen 2 en 3 jaar
5.5 Syntaxis
- GUL: 2 jaar – 2 woorden
3 jaar – 3,5 woorden
4 jaar – 4,5 woorden
- infinitief: onvervoegd werkwoord
finiet: persoonsvormen, vervoegd
- samengestelde zinnen: tussen 3 en 5 jaar
5.6 Morfologische ontwikkelingen
- derivatiemorfologie: het vormen van afleidingen en samenstellingen.
- flexiemorfologie: de vormveranderingen die aan de betekenis van het woord