Algemene Oncologie / Wat gaat er mis tijdens de celdeling bij kanker:
Kanker is een verzamelnaam, voor meer dan 100 verschillende soorten kanker. Elke soort kanker is een andere
ziekte met een eigen behandeling. Eén gemeenschappelijk kenmerk: ongeremde/verkeerde celdeling van
lichaamscellen
Kanker ontstaat als de normale groei van de cel plots versnelt waardoor kankercellen zich ongecontroleerd
beginnen te delen, doorgroeien in het omliggende weefsel en daar schade aanrichten. Bij de meeste
kankers vormen deze cellen een knobbel of tumor.
Een tumor is een gezwel in je lichaam. Zo’n gezwel kan goedaardig of kwaadaardig zijn. Een kwaadaardige tumor
is kanker. Soms kan een goedaardige tumor kwaadaardig worden.
Goedaardige / Benigne tumoren Kwaadaardige / Maligne tumoren
▪ Poliep/Tumor = geen kanker ▪ Kanker
▪ Het gezwel groeit niet door ander weefsels ▪ Verspreid zich (snel) naar andere structuren en
▪ Kan niet uitzaaien naar andere organen via het bloed en/of de lymfe
▪ Worden verwijderd indien ze hinderlijk zijn ▪ Metastaseren naar omliggende weefsels/organen
▪ Voorbeelden: wratten, poliep, lipoom
➔ Als kanker in een orgaan of weefsel ontstaat, groeit er een kwaadaardige tumor van een klomp cellen.
Dit heet een solide tumor. Solide betekent: vast, bij elkaar.
➔ Kanker kan ook in het bloed of in de lymfe ontstaan. Dan gaat het meestal om losse kankercellen die de
gezonde cellen verdrijven en is er geen sprake van een vaste tumor. Dit heet: niet-solide kanker.
➔ Soms kan een goedaardige tumor kwaadaardig worden. Dat gebeurt als de tumorcellen steeds meer gaan
afwijken van normale cellen. En als ze vervolgens ongecontroleerd gaan delen.
➔ Afbeeldingen kennen!!
Metaplasie Dysplasie Neoplasie
Abnormale differentiatie Abnormale differentiatie en rijping: Abnormale weefselgroei, irreversibele
Omvorming van bepaald type Cel-afwijkingen (in vorm + functie) ongeremde cel toename met abnormale
volwassen weefselcel in ander Deels reversibel differentiatie en organisatie
volwassen type, op een plaats Mogelijk voorstadium van kanker, Vaak tumorvormig
waar dat type normaal niet premaligne afwijking Benigne of maligne
voorkomt Dyspalsia = slecht Differentiatiegraad van maligne tumor
Reactie op chronische niet- bepaalt mede de neiging tot
fysiologische prikkel metastasering
Reversibel (omkeerbaar) = nieuwe groei van verkeerde cellen
,Stadia van carcinoom en metastasering bij kanker
Cellen van een kwaadaardige tumor kunnen losraken. Die kankercellen kunnen via het bloed en/of de lymfe
ergens anders in het lichaam terechtkomen. Daar kunnen ze zich hechten en uitgroeien tot een nieuwe tumor.
Kankercellen maken een chemische stof aan die de bloedvaatjes splitsen, zodat ze goed voorzien worden van
bloed en zuurstof, waardoor ze beter kunnen groeien, dit proces heet:
- Angiogenese
Lokale metastase Metastase op afstand
▪ Een uitzaaiing in de directe omgeving van de ▪ Uitzaaiingen via het bloed, kunnen op
tumor heet een lokale uitzaaiing. grote afstand van de oorspronkelijke
▪ Ook uitzaaiingen binnen een lichaamsholte tumor ontstaan.
(buikholte of blaas) zijn lokale uitzaaiingen. ▪ Bij uitzaaiingen op afstand, uitzaaiingen
▪ Locoregionale metastase: uitzaaiingen in de in andere organen, is genezing vaak niet
lymfeklieren die dichtbij de tumor liggen meer mogelijk.
Stadia 1: In één cel is een mutatie opgetreden, waardoor deze cel een kankercel wordt.
Stadia 2: De kankercel gaat zich ongeremd delen, uitbreiden in verschillende structuren/weefsels.
Stadia 3: Er ontstaat een gezwel (tumor), waarbij de bouw van de weefsels wordt verstoord, uitzaaiingen
richting de lymfeklieren ontstaan.
Stadia 4: Er vinden uitzaaiingen (metastase) plaats, naar andere gebieden in het lichaam via de bloedbaan.
Tumorcellen komen in het bloed- en of lymfe terecht en verspreiden.
Vanuit de lymfe of het bloed kunnen uitzaaiingen ontstaan, zoals in de lever, de longen, de botten of de hersenen.
De plaats waar uitgezaaide kankercellen terechtkomen, is niet precies te voorspellen. Wel is bekend naar welke
organen of weefsels bepaalde tumoren meestal uitzaaien.
➔ De plaatsen waar bepaalde tumoren meestal naar uitzaaien worden bepaald door:
▪ De weg die de lymfe/bloed volgt vanaf de tumor (bloedsomloop)
▪ Hoe makkelijk kankercellen ergens in het lichaam hechten
Plaats van uitzaaiingen via het bloed Plaats van uitzaaiingen via lymfe
▪ Borstkanker: botten, lever, longen, huid, ➔ Lymfeklieren in de oksel, achter het
hersenen borstbeen, achter het sleutelbeen
▪ Dikke darmkanker: lever, buikvlies, longen ➔ Lymfeklieren in de buikholte
▪ Longkanker: botten, bijnieren, lever, ➔ Lymfklieren rondom de longen, borstholte,
hersenen, longen laag in de hals
▪ Prostaatkanker: botten, longen ➔ Lymfeklieren in de buikholte
▪ Melanoom: longen, lever, huid, hersenen ➔ Afhankelijk van de plek van het melanoom,
in de oksel, hals lies.
➔ Zit de tumor in een holte, bijv. de blaas/buikholte? Dan kunnen kankercellen direct op andere plekken in
de holte terechtkomen.
,TNM-G-Classificatie
De TNM classificatie van maligne tumoren (TNM) is het systeem voor de stadiëring van kanker dat is ontwikkeld
door de International Union Against Cancer (UICC). Het wordt wereldwijd gebruikt om het stadium waarin de
kanker zich bevindt aan te duiden.
T Tumor, hiermee wordt de moedertumor of T1: Tumor wordt begrensd door het kapsel
primaire tumor bedoeld. het kankergezwel T2: De tumor is door het kapsel van het aangedane orgaan
waarmee de ziekte begonnen is. Wordt vaak als gegroeid
eerste gevonden. Door een cijfer achter de letter T3: De tumor is buiten het orgaan doorgegroeid in
T te zetten wordt aangegeven of en hoe ver de omliggende weefsels (metastase)
moedertumor plaatselijk is uitgebreid. T4: Sterke metastasering, buiten het orgaan, in de omgeving.
N In hoeverre de tumor is uitgezaaid via de N0: nog geen aantasting van lymfeklieren
lymfevaten naar de lymfeklieren (N0 t/m N3) N3: metastase naar grotere lymfevaten op afstand
M Uitzaaiingen via het bloed, uitzaaiingen op M0: geen uitzaaiingen
afstand genoemd (M0 / M+) M+: wel uitzaaiingen gevonden op afstand van de tumor
G Geeft de kwaadaardigheid of agressiviteit van G1: niet agressief
de tumor aan, belangrijk om de metastasering te G4: heel agressief
kunnen bepalen!
Naamgeving van de Tumor
Carcinoom:
▪ Meest voorkomende type kanker (mammacarcinoom, colorectaal, longcarcinoom)
▪ Ontstaat vanuit epitheelcellen
▪ Carcinomen die uit bepaalde epitheelcellen ontstaan, kunnen nog meer specifieke namen hebben,
zoals: adenocarcinoom, basaalcelcarcinoom, urotheelcelcarcinoom
Sarcoom:
▪ Een zeldzame en kwaadaardige tumor van het steun- en bindweefsel. Deze vorm van kanker kan
bijvoorbeeld ontstaan in: spieren, zenuwen, vet, bloedvaten, lymfevaten, bindweefsel, bot
Hematologische kanker:
▪ Verzamelnaam voor kwaadaardige afwijkingen van het bloed, de bloedvormende organen (zoals het
beenmerg en de milt) en de lymfeklieren.
▪ Leukemie, lymfeklierkanker, Multipel myeloom (beenmerg kanker, afweersysteem)
Weefseltype Benigne Maligne
Epitheel Klierweefsel Adenoom Adenocarcinoom
(dekweefsel) Plaveisel- en Papilloom Plaveiselcelcarcinoom
overgangsepitheel Overgangscelcarcinoom
Pigmentcellen Neavus Melanoom
Bind- en Vetweefsel Lipoom Liposacroom
steunweefsel Bindweefsel Fibroom Fibrosacroom
Botweefsel Osteoom Osteosacroom
Spierweefsel Myoom Myoomsacroom
Bloedvormend Bloed - Leukemie
weefsel Lymfatisch - Maligne lymfoom
weefsel
zenuwcellen Zenuwweefsel Neuroom Neuroblastoom
, Etiologie en risicofactoren bij de ontwikkeling van kanker
Kanker ontstaat door afwijkingen in bepaalde genen. Meestal gaat het om afwijkingen in genen die een rol spelen
bij de groei en deling van cellen. Meestal is er niet één oorzaak van kanker, maar spelen meer dingen een rol.
Denk aan je leefstijl, je leeftijd, je genen, omgevingsfactoren en infecties.
▪ Afwijkingen/Mutatie in het DNA:
Kanker ontstaat doordat er in een cel in meerdere genen afwijkingen ontstaan. De eigenschappen van
die cel veranderen. De cel kan ongecontroleerd gaan delen, waardoor er snel meer cellen bijkomen en
er een tumor ontstaat.
Oorzaken: erfelijke aanleg, fout bij de celdeling, schade aan het DNA door risicofactoren (roken, zon)
Algemene risicofactoren voor kanker:
Endogeen (van binnenuit) Exogeen (van buitenaf)
Leeftijd: gemiddeld 66 jaar, hoe ouder iemand wordt, Roken: de grootste uitlokker, de tabaksrook bevat stoffen die
hoe meer celdelingen er in het lichaam zijn geweest. schadelijk zijn voor het DNA in de cellen.
Overgewicht: verhoogd het risico op kanker jaarlijks Zonbeschadiging: door Uv-straling, snellere veroudering
met 4% van de huis, geeft DNA-schade… kan leiden tot huidkanker
Langdurige infecties of ontstekingen Ioniserende straling: straling met hoge energie, het DNA in
▪ Bacteriën, virussen, parasieten cellen kunnen beschadigen, na vele jaren kan kanker
▪ Hepatitis B,C, HPV, Helicobacter pylori, ontstaan.
colitis ulcerosa
Overmatig alcohol: vergroot het risico op verschillende
Erfelijke aanleg: bij 1 op de 20 ontstaat kanker, soorten kanker
hebben dus een hoger risico
Bepaalde soorten voeding: bijv. te veel rood en bewerkt
Verzwakt afweersysteem: bijv. na vlees eten. Er wordt veel onderzoek gedaan naar de relatie
orgaantransplantatie, HIV-infectie: tussen voeding en kanker.
Diagnostiek en behandelingsmogelijkheden van kanker
Bevolkingsonderzoek Landelijke onderzoeken ter opsporing van veelvoorkomende kankers:
- Borst, baarmoeder, colorectaal/darmkanker
Röntgenonderzoek Gebeurd met röntgenstraling, hierdoor worden verschillende soorten weefsels in beeld
gebracht. Wordt aangevraagd om de borstholte in beeld te brengen ter opsporing van borst- en
longkanker (mammografie, longfoto, X-thorax)
Echografie Onderzoek met geluidsgolven, waardoor organen en weefsels zichtbaar worden. Mogelijke
tumoren en uitzaaiingen kunnen gezien worden.
CT-scan Organen en weefsels zijn heel precies te zien, op een foto is telkens een ander stukje van het
orgaan/weefsel afgebeeld. Hierdoor wordt een tumor en/of uitzaaiingen zichtbaar, ook de
grootte en vorm kan gezien worden.
+ contrastvloeistof Zorgt ervoor dat weefsels beter van elkaar onderscheiden kunnen worden
PET-scan Onderzoek met radioactieve stof (suiker) ingespoten, de kankercellen nemen deze stof meer
Isotopenscan (dan gewonde cellen) op waardoor ze beter zichtbaar worden op de scan.
MRI-scan Werkt met een magnetisch veld, mogelijke tumoren en/of uitzaaiingen worden zichtbaar.
Er wordt vaak met contrastvloeistof gewerkt, voor betere onderscheiding.
Endoscopie Kijkonderzoek naar de binnenkant van organen, verdacht weefsel kan worden weggenomen
middels een biopt ter uitsluiting van de diagnose.
Biopsie/punctie Weefselonderzoek, van de plaats waar de afwijking zit, ter uitsluiting van een definitieve
diagnose. Er wordt bepaald of het weefsel benigne of maligne is.